Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2009/2203(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0031/2010

Ingediende teksten :

A7-0031/2010

Debatten :

PV 25/03/2010 - 3
CRE 25/03/2010 - 3

Stemmingen :

PV 25/03/2010 - 6.4
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0072

Aangenomen teksten
PDF 154kWORD 57k
Donderdag 25 maart 2010 - Brussel
Jaarlijkse verklaring 2009 over het eurogebied en openbare financiën
P7_TA(2010)0072A7-0031/2010

Resolutie van het Europees Parlement van 25 maart 2010 over de Jaarlijkse verklaring 2009 over het eurogebied en openbare financiën (2009/2203(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie over de Jaarlijkse verklaring over het eurogebied en het bijbehorende interne werkdocument over het Jaarverslag over het eurogebied, beide van 7 oktober 2009 (COM(2009)0527 en SEC(2009)1313),

–   gezien het interne werkdocument van 12 augustus 2009 van de Commissie over de openbare financiën in de EMU – 2009 (SEC(2009)1120),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 14 oktober 2009 over houdbare overheidsfinanciën op lange termijn voor een economie in herstel (COM(2009)0545),

–   gezien de aanbeveling van de Commissie van 28 januari 2009 voor een aanbeveling van de Raad inzake de actualisering voor 2009 van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap en inzake de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (COM(2009)0034),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 november 2008 over de EMU@10: de eerste tien jaar Economische en Monetaire Unie en de uitdagingen van de toekomst(1),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 maart 2009 over het Europees economisch herstelplan(2),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 januari 2009 over openbare financiën in de EMU − 2007-2008(3),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 juli 2008 over het Jaarverslag 2007 van de ECB(4),

–   gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A7-0031/2010),

A.   overwegende dat de lidstaten de diepste economische en sociale crisis hebben doorgemaakt sinds het begin van de Europese integratie,

B.   overwegende dat een stabiele munteenheid en een solide begrotingsbeleid hun waarde hebben bewezen door de gevolgen van de crisis in Europa af te zwakken,

C.   overwegende dat het begrotings- en monetaire beleid, naast stabiliserende maatregelen in de financiële sector, van wezenlijk belang zijn geweest voor het stabiliseren van de Europese economie,

D.   overwegende dat de tot dusverre verwezenlijkte coördinatie van begrotingsbeleid en van maatregelen voor crisisbestrijding binnen de G-20, de EU en de lidstaten heeft bijdragen aan het voorkomen van een verdere neergang,

E.   overwegende dat het begrotingsbeleid van veel lidstaten procyclisch van aard was,

F.   overwegende dat een werkelijk communautair economisch beleid alleen monetair beleid omvat en overwegende dat coördinatie van het begrotingsbeleid, dat vooral onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten valt, beperkt is,

G.   overwegende dat de prijzen van olie, gas, mineralen en andere niet-hernieuwbare bronnen sterk op en neer gaan, hetgeen bijdraagt aan wereldwijde onevenwichtigheden en een van de belangrijkste oorzaken was van de belemmeringen voor het bereiken van de inflatiedoelstelling van de ECB van onder, maar dicht bij de 2% in 2008; overwegende dat die prijzen op de middellange termijn naar verwachting zullen stijgen en daardoor de macro-economische stabiliteit in het eurogebied in gevaar zullen brengen,

H.   overwegende dat de overheidstekorten van de lidstaten in 2010 naar verwachting snel zullen stijgen tot circa 7% van het BBP, vanwege de gecombineerde gevolgen van hogere uitgaven voor automatische stabilisatoren en discretionaire maatregelen ter ondersteuning van de economie en de financiële sector, en lagere belastinginkomsten; overwegende dat voor 2011 een zekere daling van de tekorten wordt verwacht; overwegende dat sommige lidstaten echter ver voor de crisis reeds bij herhaling niet hebben voldaan aan de criteria van het stabiliteitspact; overwegende dat de terugkeer naar gezonde openbare financiën van wezenlijk belang is en een voorwaarde is voor de stabiliteit van onze gemeenschappelijke munteenheid,

I.   overwegende dat de kosten die de crisis met zich mee heeft gebracht de voornaamste oorzaak waren van de hernieuwde verslechtering van de openbare financiën, terwijl de begrotingsbalansen van de meeste lidstaten vóór de crisis een verbetering te zien gaven; overwegende dat echter moet worden opgemerkt dat verschillende lidstaten reeds vóór de crisis met hoge staatsschulden te kampen hadden,

J.   overwegende dat de anticyclische overheidsuitgaven nodig waren om een nog ergere economische neergang af te wenden en nog steeds nodig zijn om de economische stabiliteit te waarborgen; niettemin overwegende dat buitensporige structurele begrotingstekorten en buitensporige staatsschulden de economische groei ernstig belemmeren en een sterk remmende werking hebben op uitgaven op terreinen als onderwijs, zorg, innovatie en openbare diensten,

K.   overwegende dat het ten gevolge van de, overigens welkome, invoering van de euro echter niet meer mogelijk is een flexibel nationaal beleid inzake wisselkoersen te volgen,

L.   overwegende dat het schier onmogelijk is in beleidsplannen rekening te houden met een crisis van zo uitzonderlijke omvang, maar dat het stabiliteits- en groeipact (SGP) was opgezet om in goede en slechte tijden te worden toegepast, en dat veel lidstaten de verplichting van het SGP om zich op slechte tijden voor te bereiden hebben genegeerd,

M.   overwegende dat het eurogebied door de globalisering genoodzaakt wordt om een doeltreffende rol op het gebied van wereldwijd economisch en financieel bestuur te gaan spelen,

N.   overwegende dat het potentieel van de euro op wereldwijd niveau onvoldoende wordt benut omdat het eurogebied geen duidelijke internationale strategie noch een effectieve internationale vertegenwoordiging heeft,

Monetair beleid

1.   maakt zich zorgen over de huidige en verwachte daling van de werkgelegenheid in de Europese Unie, in weerwil van de uitzonderlijke inspanningen die zijn verricht in het kader van het monetair en begrotingsbeleid; onderstreept dat, naast de uitzonderlijke herstelmaatregelen, de structurele hervormingen moeten worden geïntensiveerd in plaats van afgezwakt, teneinde een solidere Europese economie en arbeidsmarkt te verwezenlijken die beter bestand is tegen wereldwijde economische onrust;

2.   verwelkomt het actieve en flexibele monetaire beleid dat de ECB sinds oktober 2008 voert door de kredietverschaffing uit te breiden tot kredietinstellingen;

3.   is bezorgd dat de extra liquiditeit die de ECB en andere centrale banken verschaffen niet door alle banken is gebruikt ter verzachting van de gevolgen van de kredietcrisis waar de sector, met name kleine en middelgrote ondernemingen, mee te maken heeft;

4.   verwelkomt de intensievere samenwerking tussen de Raad, de ECB en de Eurogroep;

5.   is bezorgd over de economische gevolgen voor het eurogebied van een snelle waardedaling van de Amerikaanse dollar en van de renminbi-yuan, die kunstmatig is gedevalueerd door een oneerlijke interventie van de Chinese overheid; spreekt zijn bezorgdheid uit over een mogelijk ontstaan van een nieuwe activazeepbel in Azië; roept op tot intensievere internationale macro-economische dialogen met het oog op het bijstellen van de wisselkoersen, zodat een evenwichtiger wereldeconomie kan worden verwezenlijkt;

6.   wijst erop dat de doelstelling van prijsstabiliteit slechts kan worden verwezenlijkt indien de diepere oorzaken van inflatie naar behoren worden aangepakt; benadrukt in dit verband dat de inflatiestijging die zich vóór de uitbraak van de financiële crisis voordeed niet het gevolg was van een buitensporige binnenlandse vraag, maar van een sterke stijging van de prijzen van energie en voedingsmiddelen, grondstoffen en financiële en reële activa;

7.   benadrukt dat discipline op het gebied van loonmatiging tevens werkt als rem op de groei van het gezinsinkomen en daardoor op de particuliere consumptie; waarschuwt derhalve dat de aandacht niet uitsluitend mag worden geconcentreerd op loonmatiging als instrument om prijsstabiliteit te bewerkstelligen en het concurrentievermogen op peil te houden; herinnert eraan dat sterkere concurrentie op mondiaal niveau reeds tot neerwaartse druk op de lonen heeft bijgedragen, terwijl de consumenten in de Europese Unie aan koopkracht hebben verloren door de hogere grondstoffenprijzen en energiekosten; benadrukt dat de reële lonen moeten stijgen in een mate die gelijke tred houdt met de stijging van de productiviteit, teneinde te waarborgen dat de verdeling van inkomsten op lange termijn stabiel blijft;

8.   herhaalt zijn oproep voor een betere coördinatie tussen de WTO, het IMF, de Raad voor financiële stabiliteit en de aan de Wereldbank gekoppelde organen om de speculatie aan te pakken en de uitdagingen van de economische crisis aan te kunnen gaan;

9.   herinnert eraan dat wisselkoersschommelingen een belemmering vormen voor het wereldwijde economische herstel en dat coördinatie van het monetaire beleid van wezenlijk belang is om te voorkomen dat zich financiële onevenwichtigheden voordoen die kunnen leiden tot macro-economische instabiliteit; roept op tot de organisatie van een mondiale monetaire conferentie onder auspiciën van het IMF als forum voor wereldwijd overleg over monetaire kwesties;

Verbeterde coördinatie en samenwerking inzake economisch beleid

10.   deelt de bezorgdheid van de Commissie over de grote onevenwichtigheden bij de ontwikkeling van arbeidskosten per eenheid, het groeitempo van de productiviteit, de toenemende ongelijke verdeling van inkomen en welvaart, lopende rekeningen en de renteverschillen in de EU en het eurogebied, en is bezorgd over het ontbreken van doeltreffende mechanismen om de groei van die onevenwichtigheden tegen te gaan;

11.   roept de Commissie op, zoals voorgesteld in het interne werkdocument dat gevoegd was bij de mededeling van de Commissie van 7 mei 2008 „Tien jaar Economische en Monetaire Unie: successen, knelpunten en nieuwe uitdagingen” (COM(2008)0238), om diagnostische instrumenten en indicatoren te ontwikkelen om relevante economische ontwikkelingen in de lidstaten doeltreffender in het oog te houden en te beoordelen, waaronder multilaterale controle van arbeidskosten per eenheid, reële wisselkoersen, financiële markten en beleidsmaatregelen die van invloed zijn op het concurrentievermogen;

12.   neemt nota van de bezorgdheid die de Commissie in haar jaarlijkse verklaring over het eurogebied 2009 uitspreekt over de ongelijkheden die zijn ontstaan binnen het eurogebied en wijst op de twee factoren die de Commissie aanwijst als de twee belangrijkste oorzaken van die ongelijkheid: enerzijds is het groeimodel dat is gebaseerd op een concurrerende exportsector, zonder dat die wordt ondersteund door de binnenlandse vraag, kwetsbaar, maar anderzijds kunnen in sommige landen met een tekort de ongelijkheden tot uiting komen in een buitensporige binnenlandse vraagdruk, een forse stijging van de huizenprijzen en een oververhitte bouwsector; stelt daarom voor dat de Commissie mogelijke manieren bestudeert om het economisch bestuur van het eurogebied doeltreffend te verbeteren, onder meer door de invoering van nieuwe mechanismen om een hernieuwde buitensporige groei van dergelijke ongelijkheden en de asymmetrische schokken die dit veroorzaakt in de toekomst te voorkomen;

13.   benadrukt dat de Commissie in haar jaarlijkse verklaring over het eurogebied 2009 duidelijk stelt dat het bestaande mechanisme voor de beleidscoördinatie binnen het eurogebied tijdens de crisis niet naar behoren heeft gefunctioneerd; deelt de mening van de Commissie dat een intensiever en uitgebreider macro-economisch toezicht dringend noodzakelijk is om tot een gecoördineerde beleidsreactie op de crisis te komen;

14.   verwelkomt het gebruik van middelen van de EIB, alsmede de gemeenschappelijke maar uiteenlopende bijdragen van de lidstaten aan anticyclische overheidsuitgaven tijdens de crisis, die zijn gebruikt om de beperkte omvang van de Europese begroting gedeeltelijk te compenseren; waarschuwt echter tegen een buitensporig beroep op de EIB omdat daardoor de begrotingsprocedure zou worden omzeild en het Parlement de gelegenheid zou worden ontnomen zijn mening te geven over de bestemming van de ingezette middelen; herinnert er daarom aan dat de EIB geen rol mag gaan spelen als vervanger van de EU-begroting;

15.   is het met de Commissie eens dat het toezicht op en de regulering van de financiële markten, begrotingsdiscipline en het verkleinen van de interne en externe tekorten van wezenlijk belang zijn voor de succesvolle ontwikkeling van de EMU;

16.   benadrukt de noodzaak van een brede toepassing van de regels van het SGP, maar stelt daarbij vast dat de regels van het SGP alleen betrekking hebben op overheidstekorten en staatsschulden; wijst erop dat dit instrument van coördinatie van het begrotingsbeleid de belangrijkste oorzaken van de economische ongelijkheden binnen het eurogebied slechts voor een deel aanpakt; is daarom van mening dat coördinatie van het begrotingsbeleid verder moet gaan dan het huidige bereik van het SGP;

17.   benadrukt dat de huidige economische en financiële crisis en de versterkte financiële coördinatie tussen lidstaten die de euro reeds hebben ingevoerd niet mag leiden tot isolatie van het eurogebied;

18.   herhaalt van mening te zijn dat economische coördinatie de vorm moet krijgen van een geïntegreerde Europese economische en werkgelegenheidsstrategie op basis van de toekomstige EU-2020-strategie, de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid, de strategie voor duurzame ontwikkeling en de convergentie- en stabiliteitsprogramma's;

Openbare financiën

19.   is ernstig bezorgd over het onhoudbare niveau van de staatsschulden en de voorspelde snelle groei daarvan in 2010 en 2011;

20.   benadrukt het belang van een doeltreffend gebruik van de nieuwe bepalingen in artikel 136 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie om economische coördinatie en bestuur in het eurogebied te verbeteren; ziet uit naar de goedkeuring van concrete voorstellen op dit vlak door de Commissie en de voorzitter van de Eurogroep;

21.   verwelkomt het eerste jaarverslag van de Europese Adviescommissie voor statistische governance en is het onder meer eens met de daarin opgenomen conclusie dat de wettelijke onderbouwing van de professionele onafhankelijkheid van nationale statistische instanties moet worden nagestreefd in die lidstaten waar dit nog niet is verwezenlijkt; ziet uit naar een beoordeling door de Commissie (Eurostat) in het kader van haar jaarlijkse controle van de naleving van de praktijkcode zoals omschreven in de Aanbeveling van de Commissie over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties (COM(2005)0217);

22.   is bezorgd over de ontwikkeling dat de lidstaten steeds minder goed in staat zijn toekomstige perioden van economische teruggang op te vangen en bij te dragen aan de onontbeerlijke investeringen in kennis, de modernisering van de industriële sector en duurzame ontwikkeling;

23.   is het er mee eens dat, door het vergroten van de flexibiliteit van het kader, het herziene SGP van 2005 de juiste instrumenten biedt voor het coördineren van „exit-strategieën” en het waarborgen van voldoende manoeuvreerruimte bij een economische neergang, zodat het economisch herstel kan worden geconsolideerd; is echter van mening dat, zodra de huidige recessie voorbij is, het preventieve aspect van het pact moet worden versterkt, met inachtneming van het hervormde SGP, om te waarborgen dat lidstaten zich daadwerkelijk onthouden van procyclisch beleid tijdens perioden van groei;

24.   benadrukt dat de Commissie bij het evalueren van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten in belangrijke mate rekening moet houden met de conclusies van haar mededeling „Houdbare overheidsfinanciën op lange termijn voor een economie in herstel” (COM(2009)0545);

25.  steunt het gebruik door de Commissie van de procedure bij buitensporige tekorten om de overheidstekorten te verkleinen en benadrukt het belang van goed getimede ambitieuze, concrete en kwantificeerbare programma's voor het in evenwicht brengen van overheidsfinanciën in de lidstaten met ingang van 2010 en 2011;

26.   is bijzonder verontrust over de ontwikkeling van het tekort in Griekenland; dringt erop aan dat hieruit lering wordt getrokken bij toekomstige uitbreidingen van het eurogebied, met name op het gebied van de kwaliteit van statistische gegevens;

27.   is van mening dat lidstaten die moeite hebben hun openbare financiën rond te krijgen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het oplossen van die problemen, met name door middel van een adequater begrotingsbeleid; roept de lidstaten op om het tempo van hun hervormingen te versnellen door vastberaden beleidsbeslissingen te nemen, teneinde de houdbaarheidstekorten veroorzaakt door hoge schuldratio's en een vergrijzende bevolking te verkleinen;

28.   benadrukt dat bepaalde tekortkomingen van de structuur van de EMU en in zekere mate van het economisch beleid van bepaalde landen van het eurogebied en van partnerlanden het voor lidstaten moeilijk maakt hun financiën op orde te brengen; herhaalt ervan overtuigd te zijn dat het huidige mechanisme van beleidscoördinatie binnen het eurogebied verbreed moet worden om met name de huidige en toekomstige economische onevenwichtigheden en verschillen binnen het eurogebied aan te kunnen pakken; betreurt in dit verband dat regeringen onderling geen bindende toezeggingen hebben gedaan inzake het in de praktijk brengen van coördinatie binnen het eurogebied;

29.   roept de Commissie op een aantal maatregelen voor te stellen om de lidstaten te helpen hun openbare rekeningen weer in evenwicht te krijgen en openbare investeringen te kunnen financieren met behulp van:

   a) euro-obligaties of vergelijkbare maatregelen om de rentelast op de overheidsschuld te verlagen, overwegende dat de renteverschillen tussen de lidstaten niet kleiner zijn dan vóór de crisis;
   b) bevordering van fiscale samenwerking tussen de lidstaten, onder meer door een tijdschema voor de invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde fiscale grondslag voor de vennootschapsbelasting;
   c) de invoering van verslaglegging per land inzake bedrijfsinkomens en de daarover betaalde belasting;

30.   herhaalt van mening te zijn dat de regeringen van de lidstaten bij het nemen van beslissingen aangaande hun nationale begroting rekening moeten houden met de geïntegreerde richtsnoeren en de specifieke aanbevelingen voor hun land en de algemene begrotingssituatie in het eurogebied; is van mening dat de verschillende nationale begrotingsprojecties en de belangrijkste veronderstellingen in de onderliggende prognoses geharmoniseerd moeten worden om ongelijkheden door het gebruik van verschillende macro-economische prognoses (bijvoorbeeld inzake globale groei, EU-groei, prijs van een vat olie en rentetarieven) en andere parameters te vermijden;

31.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan te streven naar de ontwikkeling van instrumenten waarmee de nationale begrotingen met betrekking tot de uitgaven in verschillende categorieën beter met elkaar kunnen worden vergeleken;

32.   verzoekt de Commissie zo spoedig mogelijk een concreet voorstel in te dienen over de bijdrage die de financiële sector moet leveren in de kosten van de crisis;

33.   verzoekt de ECB, de Commissie en de lidstaten van het eurogebied het proces van economische en monetaire integratie binnen de EU aan te moedigen en de uitbreiding van het eurogebied te ondersteunen;

34.   verzoekt de ECB de inspanningen van de lidstaten buiten het eurogebied ter invoering van de euro te ondersteunen, met name in gevallen waar lidstaten blijk hebben gegeven van een goede en stabiele begrotingsdiscipline;

Afhankelijkheid van hulpbronnen en meer nieuwe banen in moderne, milieuvriendelijke sectoren

35.   herinnert eraan dat de crisis geen excuus mag zijn om de aanpak van de klimaatverandering en de aantasting van het milieu uit te stellen; benadrukt dat het uitstellen van maatregelen kostbaar kan zijn in economisch en milieuopzicht en dat een efficiënter gebruik van energie en hulpbronnen, gekoppeld aan de overschakeling op duurzame, hernieuwbare hulpbronnen, de beste manier is om de afhankelijkheid van schaarse hulpbronnen te verminderen en tegelijkertijd nieuwe banen te creëren in moderne en milieuvriendelijke sectoren;

36.   roept de lidstaten en de Commissie op om de inspanningen voor het bereiken hiervan radicaal op te voeren en verzoekt de ECB en de Commissie dit onderwerp op te nemen in de geregelde economische verslagen;

37.   roept de Eurogroep op om de maatregelen te treffen die nodig zijn voor een snelle opname in het eurogebied van lidstaten die willen toetreden en die voldoen aan de toetredingseisen;

Externe vertegenwoordiging van het eurogebied

38.   herhaalt van mening te zijn dat inspanningen om te komen tot een gemeenschappelijke vertegenwoordiging van het eurogebied niet ver zijn opgeschoten, ondanks de crisis;

39.  is van mening dat de EMU-beleidsagenda onder andere zal worden bepaald door de uitdagingen in verband met de opkomende Aziatische economieën; betreurt het gebrek aan vooruitgang bij het verbeteren van de externe vertegenwoordiging van het eurogebied, ondanks de steeds groeiende wereldwijde rol van de euro als reservemunt; benadrukt dat het eurogebied een internationale strategie moet uitwerken die aan de internationale status van zijn munt beantwoordt;

40.   wijst er tevens op dat ook maatregelen moeten worden genomen om wereldwijde onevenwichtigheden aan te pakken die voortvloeien uit wisselkoersschommelingen tussen onder meer de Amerikaanse dollar, de renminbi-yuan en de euro, teneinde toekomstige financiële crises te voorkomen; verzoekt in dit verband de Eurogroep, de Raad en de ECB hun activiteiten op het gebied van het wisselkoersbeleid onderling beter te coördineren;

41.   benadrukt het belang van de conclusies van de G-20 inzake wereldwijde onevenwichtigheden en de maatregelen die elke economische zone dient te treffen om zijn economie weer in evenwicht te brengen; benadrukt het belang van de wisselkoersen bij de voorbereiding van de komende topontmoetingen van de G-20; is van mening dat die voorbereiding binnen de EU transparanter moet zijn en dat het Parlement op de hoogte moet worden gehouden;

o
o   o

42.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de parlementen van de lidstaten, de Eurogroep, de Europese Centrale Bank en de Europese Investeringsbank.

(1) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0543
(2) Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0123.
(3) Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0013.
(4) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0357.

Juridische mededeling - Privacybeleid