Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2012/2323(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0435/2013

Ingediende teksten :

A7-0435/2013

Debatten :

PV 24/02/2014 - 26
CRE 24/02/2014 - 26

Stemmingen :

PV 25/02/2014 - 5.18
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2014)0127

Aangenomen teksten
PDF 306kWORD 72k
Dinsdag 25 februari 2014 - Straatsburg
Delegatie van wetgevingsbevoegdheden en uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
P7_TA(2014)0127A7-0435/2013

Resolutie van het Europees Parlement van 25 februari 2014 over de follow-up met betrekking tot de delegatie van wetgevingsbevoegdheden en de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (2012/2323(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),

–  gezien Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(1),

–  gezien de consensus inzake gedelegeerde handelingen die de Conferentie van voorzitters op 3 maart 2011 heeft goedgekeurd,

–  gezien het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie(2), en met name punt 15 en bijlage I,

–  gezien het arrest van het Hof van Justitie van 5 september 2012 in zaak C‑355/10, Europees Parlement/Raad van de Europese Unie (nog niet gepubliceerd) en de aanhangige zaak C‑427/12, Europese Commissie/Europees Parlement en Raad van de Europese Unie,

–  gezien zijn resolutie van 5 mei 2010 over bevoegdheidsdelegatie(3),

–  gezien het informatief rapport van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 19 september 2013, getiteld "Betere wetgeving: uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen",

–  gezien de brief van 26 november 2012 van de Voorzitter van het Parlement aan de voorzitter van de Conferentie van commissievoorzitters betreffende de horizontale beginselen voor het gebruik van gedelegeerde handelingen in verband met de wetgevingsprogramma's die onder het meerjarig financieel kader (MFK) vallen, goedgekeurd door de Conferentie van voorzitters op haar vergadering van 15 november 2012,

–  gezien de brief van 8 februari 2013 van de voorzitter van het Parlement aan de voorzitter van de Raad inzake het gebrek aan vooruitgang in de Raad bij de aanpassingsvoorstellen op het gebied van landbouw en visserij,

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie economische en monetaire zaken, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie vervoer en toerisme, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, de Commissie visserij en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0435/2013),

A.  overwegende dat bij het Verdrag van Lissabon voor het Parlement en de Raad (tezamen "de wetgever" genoemd) de mogelijkheid werd geschapen om in een wetgevingshandeling ("de basishandeling") een deel van hun eigen bevoegdheden aan de Commissie over te dragen; overwegende dat bevoegdheidsdelegatie een delicate zaak is, omdat de Commissie daarmee opdracht krijgt een bevoegdheid uit te oefenen die inherent is aan de rol van de wetgever; overwegende dat het Verdrag op de juiste wijze moet worden toegepast om ook voor gedelegeerde handelingen een toereikende mate van democratische legitimiteit te waarborgen; overwegende dat bij een analyse van het thema delegatie de vrijheid van de wetgever altijd het uitgangspunt moet zijn; overwegende dat volgens vaste rechtspraak alleen de wetgever bevoegd is om voorschriften vast te stellen die van wezenlijk belang zijn voor de te regelen materie en dat derhalve de bevoegdheid om bepalingen vast te stellen die een beleidskeuze vereisen bij de wetgever ligt en niet gedelegeerd mag worden; overwegende dat een gedelegeerde bevoegdheid dus slechts betrekking kan hebben op aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling; overwegende dat door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handelingen dus niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking zijn; overwegende dat in de basishandeling uitdrukkelijk de doelstellingen, de inhoud, de strekking en de duur van de bevoegdheidsdelegatie moeten worden afgebakend en dat daarin tevens de voorwaarden voor de delegatie moeten worden vastgesteld;

B.  overwegende dat het Europees Parlement, de Raad en de Commissie met het oog op een soepele uitoefening van overgedragen bevoegdheid en een doeltreffende controle van die bevoegdheid door het Europees Parlement en de Raad een consensus hebben opgesteld die de praktische regels en overeengekomen verduidelijkingen en voorkeuren bevat die van toepassing zijn op de delegatie van wetgevende bevoegdheid krachtens artikel 290 VWEU;

C.  overwegende dat in de Verdragen is bepaald dat de lidstaten alle maatregelen van intern recht nemen die nodig zijn ter uitvoering van de juridisch bindende handelingen van de Unie; overwegende dat in artikel 291 VWEU is bepaald dat indien het nodig is dat juridisch bindende handelingen van de Unie volgens eenvormige voorwaarden worden uitgevoerd, bij die handelingen aan de Commissie (en in bepaalde specifieke gevallen aan de Raad) uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend; overwegende dat als in de basishandeling is bepaald dat de vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie aan controle van de lidstaten onderworpen is, die basishandeling de uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie moet toekennen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011; overwegende dat de Commissie in een verklaring bij die verordening heeft toegezegd de dringende aanpassing van het acquis aan het nieuwe systeem van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen nog tijdens de lopende zittingsperiode te zullen voltooien, met inbegrip van alle basishandelingen die naar de regelgevingsprocedure met toetsing verwijzen;

D.  overwegende dat het aan de wetgever is om per geval de mate van gedetailleerdheid van de wetgevingshandeling te bepalen en dus ook om uit te maken of aan de Commissie de bevoegdheid wordt overgedragen om gedelegeerde handelingen vast te stellen, alsmede of er behoefte bestaat aan bevoegdheden om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van de wetgevingshandeling te garanderen; overwegende dat de wetgever nooit verplicht is gedelegeerde of uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie toe te kennen; overwegende dat toekenning van deze bevoegdheden wel overwogen moet worden wanneer de gewone wetgevingsprocedure niet volstaat om de gewenste flexibiliteit en doeltreffendheid te bereiken; overwegende dat het besluit om al dan niet gedelegeerde of uitvoeringsbevoegdheden toe te kennen, gebaseerd moet zijn op objectieve factoren, zodat de gekozen oplossing rechterlijk kan worden getoetst; overwegende dat het ontbreken van jurisprudentie betreffende artikel 290 VWEU en de daarin neergelegde criteria het voor Raad en Parlement moeilijker maakt om overeenstemming te bereiken over een afbakening tussen uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen;

E.  overwegende dat de delegatie van bevoegdheden aan de Commissie geen louter technische aangelegenheid is, maar politiek gevoelige kwesties kan betreffen die vanwege hun mogelijke sociaal-economische, milieu- of gezondheidseffecten van aanzienlijk belang zijn voor EU-burgers en consumenten, ondernemingen en hele sectoren;

F.  overwegende dat bij wetgevingsonderhandelingen ter zake van een groot aantal dossiers is gebleken dat er bepaalde punten uiteenlopende interpretaties bij de instellingen leven; overwegende dat in artikel 37 bis van het Reglement is bepaald dat de commissies van het Parlement bij de behandeling van een ontwerp van wetgevingshandeling waarbij bevoegdheden aan de Commissie worden gedelegeerd het advies van de Commissie juridische zaken kunnen inwinnen; overwegende dat de Conferentie van voorzitters op 13 januari 2012 een gemeenschappelijke gedragslijn heeft goedgekeurd en op 19 april 2012 een horizontale aanpak heeft goedgekeurd die de afzonderlijke commissies bij verschil van mening moeten volgen; overwegende dat het Parlement deze gemeenschappelijke gedragslijn verder moet invullen door middel van eigen criteria voor de toepassing van de artikelen 290 en 291 VWEU en zich moet inspannen om met de Raad en de Commissie overeenstemming over deze criteria te bereiken;

Criteria voor de toepassing van de artikelen 290 en 291 VWEU

1.  is van oordeel dat het Parlement bij de toepassing van de artikelen 290 en 291 VWEU de volgende niet- bindende criteria moet hanteren; deze opsomming van criteria is niet uitputtend:

   Of een maatregel een bindend of niet-bindend karakter moet krijgen, moet beslist worden op basis van de aard en inhoud van de maatregel; alleen de bevoegdheid om bindende maatregelen vast te stellen mag worden gedelegeerd uit hoofde van artikel 290 VWEU.
   De Commissie mag alleen met gedelegeerde handelingen wetgevingshandelingen wijzigen. Dit geldt ook voor wijziging van bijlagen, omdat bijlagen een integraal onderdeel vormen van wetgevingshandelingen. Bijlagen mogen niet worden toegevoegd of geschrapt om het gebruik van gedelegeerde handelingen mogelijk te maken of juist te omzeilen. Als de wetgever van oordeel is dat een bepaalde tekst een integraal deel onderdeel moet vormen van de basishandeling, mag hij besluiten die tekst in een bijlage op te nemen. Dit geldt met name voor EU-lijsten of -registers van toegelaten producten of stoffen, die in het belang van de rechtszekerheid een integraal deel van de basishandeling moeten blijven, in voorkomend geval in de vorm van een bijlage. Maatregelen die beogen de precieze inhoud van de in de wetgevingshandeling vermelde verplichtingen nader te definiëren, zijn bedoeld ter aanvulling van de basishandeling door middel van toevoeging van niet-essentiële onderdelen.
   Maatregelen tot vaststelling van prioriteiten, doelstellingen of verwachte resultaten, moeten, als de wetgever ervoor kiest deze niet in de eigenlijke wetgevingshandeling op te nemen, worden vastgesteld door middel van gedelegeerde handelingen.
   Maatregelen ter (nadere) invulling van de voorwaarden, criteria of vereisten waaraan voldaan moet worden en waarvan de naleving gewaarborgd moet worden door de lidstaten of andere personen of entiteiten die de wetgeving direct aangaat, wijzigen per definitie de inhoud van de wetgeving en voegen nieuwe bepalingen van algemene strekking toe. Om die reden mogen dergelijke nadere regels of criteria alleen worden vastgesteld in de vorm van een gedelegeerde handeling. Daarentegen kan de uitvoering van regels of criteria die reeds in de basishandeling (of in een toekomstige gedelegeerde handeling) opgenomen zijn zonder dat de daaruit voortvloeiende rechten of verplichtingen inhoudelijk worden gewijzigd en zonder dat er verdere beleidskeuzes worden gemaakt, geschieden door middel van uitvoeringshandelingen.
   Onder bepaalde omstandigheden heeft de Commissie de bevoegdheid om aanvullende bindende bepalingen van algemene strekking vast te stellen die de inhoud van de in de basishandeling vermelde rechten of verplichtingen beïnvloeden. Deze maatregelen vullen per definitie de in de basishandeling opgenomen maatregelen aan en geven een nadere invulling aan het beleid van de Unie. Deze mogen uitsluitend bij gedelegeerde handeling vastgesteld worden.
   Al naargelang de structuur van het financiële programma in kwestie kunnen niet-essentiële onderdelen tot wijziging of aanvulling van de basishandeling, bijvoorbeeld met betrekking tot specifieke technische punten, strategische belangen, doelstellingen, te verwachten resultaten, enz., bij gedelegeerde handeling worden vastgesteld voor zover ze niet in de basishandeling opgenomen zijn. Alleen voor onderdelen die geen uitvloeisel van een verdere politieke koers of beleidslijn zijn, kan de wetgever bepalen dat ze bij uitvoeringshandeling worden vastgesteld.
   Een maatregel waarmee wordt aangegeven welke soort informatie krachtens de basishandeling moet worden verstrekt (dus de exacte inhoud van die informatie) vormt een algemene aanvulling op de verplichting om informatie te verstrekken en moet worden vastgesteld door middel van een gedelegeerde handeling.
   Een maatregel waarmee een regeling wordt vastgelegd voor de wijze waarop informatie moet worden verstrekt (bijvoorbeeld het formaat) vormt geen uitbreiding van de verplichting om informatie te verstrekken. Een dergelijke maatregel zorgt veeleer voor uniforme toepassing. In het algemeen moet een maatregel van deze aard derhalve bij uitvoeringshandeling worden vastgesteld.
   Maatregelen ter vaststelling van een procedure (de wijze waarop uitvoering moet worden gegeven) kunnen worden vastgesteld door middel van hetzij een gedelegeerde handeling, hetzij een uitvoeringshandeling (of zelfs een essentieel onderdeel van de basishandeling vormen), afhankelijk van de inhoud en context van de maatregelen en de aard van de bepalingen in de basishandeling. Maatregelen tot vaststelling van onderdelen van procedures, waarbij niet-essentiële beleidskeuzes moeten worden gemaakt en die dienen ter aanvulling van het wetgevingskader van de basishandeling, moeten in het algemeen bij gedelegeerde handeling worden vastgesteld. Maatregelen ter nadere invulling van procedures, bedoeld om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de nakoming van verplichtingen die in de basishandeling neergelegd zijn, moeten in de regel bij uitvoeringshandeling worden vastgesteld.
   Net als bij procedures kunnen maatregelen ter vaststelling van een methode (d.w.z. een regelmatige, systematische manier van handelen) of methodologie (regels om de te volgen methode te bepalen) worden vastgesteld door middel van een gedelegeerde handeling of een uitvoeringshandeling, afhankelijk van de inhoud en de context.
   Normaliter moet gebruik worden gemaakt van gedelegeerde handelingen als de basishandeling de Commissie een ruime beoordelingsmarge laat om het wetgevingskader van de basishandeling aan te vullen.
   Toelatingen kunnen maatregelen van algemene strekking zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval als een besluit betrekking heeft op de toelating van of het verbod op het gebruik van een bepaalde stof in levensmiddelen, cosmetica, enz. Een dergelijk besluit is van algemene strekking, omdat het geldt voor iedereen die zo'n stof wil gebruiken. In een dergelijk geval kan het Commissiebesluit, als dat volledig gebaseerd is op in de basishandeling vermelde criteria, genomen worden in de vorm van een uitvoeringshandeling; ingeval de criteria de Commissie de mogelijkheid bieden verdere niet-essentiële/secundaire politieke of beleidskeuzen te maken, moet de toelating de vorm van een gedelegeerde handeling krijgen omdat daarmee een aanvulling op de basishandeling plaatsvindt.
   In een wetgevingshandeling kan aan de Commissie uitsluitend de bevoegdheid worden overgedragen om niet-wetgevende handelingen van algemene strekking vast te stellen. Om die reden kunnen maatregelen van individuele strekking niet door middel van gedelegeerde handelingen worden vastgesteld. Een handeling is van algemene strekking als zij van toepassing is op objectief bepaalde situaties en rechtsgevolgen heeft voor algemeen en abstract omschreven categorieën van personen.
   In uitvoeringshandelingen mag geen nadere invulling gegeven worden aan het beleid, en de bevoegdheden die aan de Commissie worden toegekend mogen haar geen wezenlijke beoordelingsruimte overlaten.

Algemene opmerkingen

2.  verzoekt de Commissie en de Raad met het Parlement in onderhandeling te treden om over bovengenoemde criteria tot overeenstemming te komen; is van oordeel dat dit mogelijk is in het kader van een herziening van het interinstitutioneel akkoord "beter wetgeven", waarin deze criteria dan worden opgenomen;

3.  herinnert aan de door de Conferentie van voorzitters op haar vergaderingen van 13 januari 2011 en 19 april 2012 genomen besluiten inzake gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen en benadrukt dat het Parlement altijd moet aandringen op het gebruik van gedelegeerde handelingen als het gaat om delegatie van bevoegdheden aan de Commissie waarbij is voldaan aan de criteria van 290 VWEU, en dat dossiers waarin de institutionele bevoegdheden van het Parlement inzake het gebruik van gedelegeerde handelingen niet geëerbiedigd worden, niet op de agenda van de plenaire vergadering moeten worden geplaatst om door middel van stemming tot een akkoord te komen; wijst erop dat het Parlement vanaf het begin van de onderhandelingen duidelijk moet maken dat het vraagstuk inzake gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen voor het Parlement van groot institutioneel belang is;

4.  verzoekt de Commissie voortaan altijd uitdrukkelijk te motiveren waarom zij in een bepaald wetgevingsvoorstel een gedelegeerde handeling of uitvoeringshandeling voorstelt en waarom zij oordeelt dat de te regelen materie niet-essentieel is; herinnert eraan dat uit de bepalingen van de artikelen 290 en 291 VWEU duidelijk blijkt dat gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen aan verschillende behoeften tegemoetkomen en dus niet onderling verwisselbaar zijn;

5.   meent dat vaker met een beroep op artikel 37 bis van het Reglement het advies van de Commissie juridische zaken moet worden ingewonnen om de positie van de rapporteurs bij wetgevingsonderhandelingen te versterken;

6.  spreekt zijn grote bezorgdheid uit over het feit dat de aanpassing van het acquis aan het Verdrag van Lissabon vier jaar na de inwerkingtreding van dit verdrag nog slechts gedeeltelijk is volbracht; is ingenomen met de onlangs door de Commissie ingediende voorstellen voor aanpassing van de nog resterende wetgevingshandelingen waarin wordt verwezen naar de regelgevingsprocedure met toetsing; wijst er wel op dat zo snel mogelijk met de onderhandelingen over deze voorstellen moet worden begonnen, zodat de aanpassingen nog voor het einde van de lopende zittingsperiode kunnen worden voltooid; stelt zich op het standpunt dat in ieder geval alle dossiers waarop voorheen de regelgevingsprocedure met toetsing van toepassing was, in overeenstemming moeten worden gebracht met artikel 290 VWEU, aangezien maatregelen volgens de regelgevingsprocedure met toetsing ook maatregelen van algemene strekking zijn die strekken tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van een basishandeling, bijvoorbeeld door het schrappen van een aantal onderdelen of door het toevoegen van nieuwe niet-essentiële onderdelen aan die basishandeling; dringt er tegelijkertijd bij de Raad op aan de onderhandelingen over de aanpassingsvoorstellen die in de Raad zijn vastgelopen, zoals de voorstellen op het gebied van landbouw en visserij, vlot te trekken;

7.  vreest dat het systematisch opnemen van alle beleidselementen in de basishandeling, hetgeen in bepaalde gevallen een goede oplossing kan zijn, er op termijn toe zou kunnen leiden dat artikel 290 ontdaan wordt van zijn nuttige werking en oorspronkelijke ratio, te weten rationalisatie van het wetgevingsproces om microbeheer en een omslachtige medebeslissingsprocedure te voorkomen; wijst erop dat deze benadering in bepaalde gevallen uiterst moeilijk uitvoerbaar zou zijn, bijvoorbeeld op terreinen waar de technologie nog in ontwikkeling is;

8.  benadrukt dat in gevallen waarin besloten is tot het gebruik van uitvoeringshandelingen het onderhandelingsteam van het Parlement zorgvuldig moet nagaan op welke wijze de lidstaten controle moeten uitoefenen en of de raadplegings- of de onderzoeksprocedure moet worden toegepast; benadrukt dat het onderhandelingsteam van het Parlement bij toepassing van de onderzoeksprocedure uitsluitend in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen akkoord mag gaan met de zogeheten "geen advies"-bepaling, omdat de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet kan goedkeuren als het comité dat samengesteld is uit vertegenwoordigers van de lidstaten en dat door de Commissie wordt voorgezeten, geen advies uitbrengt;

9.  drukt de Commissie op het hart geen misbruik te maken van gedelegeerde handelingen om de discussie over kwesties waarover in tripartiet overleg politieke overeenstemming is bereikt te heropenen; stelt dat de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen bij voorkeur slechts voor een beperkte tijd aan de Commissie moet worden toegekend;

10.  spoort zijn commissies aan om, binnen hun respectieve bevoegdheden, nauwlettend toe te zien op het gebruik van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen; verzoekt de Commissie met het oog daarop de administratieve voorschriften voor de toezending en archivering van documenten, met inbegrip van voorbereidende documenten, in verband met gedelegeerde handelingen te verbeteren om ervoor te zorgen dat ten minste hetzelfde niveau van informatie en transparantie wordt geboden als bij het bestaande register voor uitvoeringshandelingen en om een gelijktijdige informatiestroom naar Parlement en Raad als wetgever te garanderen;

11.  signaleert een duidelijke vooruitgang dankzij de snelle toezending van gedelegeerde handelingen aan de bevoegde commissies, wat weer een positief effect heeft op de wijze waarop de leden hun controlerecht kunnen uitoefenen;

12.  wijst op de politieke verantwoordelijkheid van de wetgever en op de noodzaak om het Parlement regelmatig en tijdig bij de voorbereiding van gedelegeerde handelingen te betrekken; verlangt dat de Commissie het Parlement en de ter zake bevoegde rapporteur geheel en al op de hoogte houdt van het voorgenomen tijdschema, de geplande vergaderingen van deskundigengroepen en de inhoud van de voorgenomen gedelegeerde handelingen, onder meer door toegang te geven tot de desbetreffende databanken van de Commissie, zoals Circa;

13.  dringt er bij de Commissie op aan om punt 15 van het kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie volledig te eerbiedigen, onder andere door het vereenvoudigen van de procedure voor het uitnodigen van deskundigen van het Parlement voor vergaderingen met nationale deskundigen, indien daar door de bevoegde parlementaire commissie om wordt verzocht; wijst erop dat het bijwonen van dergelijke vergaderingen door deskundigen van het Parlement ertoe kan leiden dat de Commissie wordt uitgenodigd voor een nadere gedachtewisseling over de voorbereiding van gedelegeerde handelingen; dringt er bij de Commissie op aan punt 15 van het kaderakkoord ook toe te passen op onderdelen van vergaderingen van de lidstaten en de Commissie waar andere onderwerpen dan uitvoeringshandelingen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 182/2011 worden behandeld;

14.  is van oordeel dat het tijdsbestek tussen de toezending van het definitieve ontwerp van gedelegeerde handeling en de vaststelling door de Commissie vaak te kort is zodat het Parlement geen passende controle kan uitoefenen; dringt daarom aan op volledige eerbiediging door de Commissie van het recht van het Parlement om definitieve ontwerpen van uitvoeringshandeling binnen een periode van een maand te toetsen overeenkomstig het comitologieakkoord tussen Parlement en Commissie uit 2008;

15.  pleit voor de inzet van voldoende technische en personele middelen in verband met gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen, onder meer om te garanderen dat de interne informatie-uitwisseling efficiënt verloopt; is van oordeel dat het via nieuwsbrieven onder de leden laten circuleren van gedelegeerde handelingen de toetsing van die handelingen vergemakkelijkt en de leden gelegenheid geeft om tijdig hun eventuele bezwaren kenbaar te maken;

16.  pleit hiertoe voor de benoeming, in iedere commissie, van een vaste rapporteur voor gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen, zodat een consistente aanpak binnen de betrokken commissie en afstemming met de andere commissies gegarandeerd is; is van oordeel dat vergelijkbare onderwerpen op consistente wijze behandeld moeten worden, zij het met behoud van de vereiste flexibiliteit;

17.  acht het verheugend dat deskundigen van de Commissie zich beschikbaar houden voor deelname aan informatieve vergaderingen met de leden, omdat zulke vergaderingen, als ze tijdig voor de vaststelling van de gedelegeerde handeling plaatsvinden, zeer nuttig zijn: belangrijke aspecten van de handeling kunnen nader worden toegelicht en het Parlement kan zich gemakkelijker een oordeel over de handelingen vormen;

18.  dringt er andermaal op aan dat de leden van onderhandelingsteams met name ingaan op gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen, als zij overeenkomstig artikel 70, lid 4, van het Reglement na elke trialoog verslag uitbrengen aan de bevoegde commissie;

Opmerkingen over specifieke onderwerpen

Landbouw en visserij

19.  betreurt het dat de aanpassingsdossiers over essentiële landbouw- en visserijwetgeving werden geblokkeerd door de Raad na de mislukte onderhandelingen tijdens informele trialogen en de eerste lezing van het Parlement; wijst erop dat dit vaak te wijten is aan onwil bij de Raad om de delegatie van bevoegdheden aan de Commissie toe te staan; merkt op dat er alleen in de context van de volledige wetgevingsprocedures over de hervorming van het GLB en het GVB een aanpassingsoplossing kon worden gevonden die voor beide partijen aanvaardbaar was, ofschoon er over een aantal bepalingen alleen overeenstemming kon worden bereikt op voorwaarde dat ze geen precedentwerking zouden hebben; dringt er bij de Raad op aan vooruitgang te boeken in de nog openstaande aanpassingsdossiers zodat de procedures voor het eind van de lopende zittingsperiode kunnen worden afgerond;

Ontwikkelingssamenwerking

20.  herinnert eraan dat het Parlement met name voor het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking sinds 2006 een procedure van "democratische toetsing" toepast in de vorm van een politieke dialoog met de Commissie over ontwerpmaatregelen; merkt daarbij wel op dat het Parlement gemengde ervaringen heeft met deze praktijk en dat zijn invloed op de besluiten van de Commissie beperkt is gebleven;

21.  wijst erop dat uitvoeringshandelingen in het kader van ontwikkelingssamenwerking vaak gebaseerd zijn op voorafgaand overleg met derden, waardoor het moeilijker is om in een laat stadium van de formele comitéprocedure nog wijzigingen aan te brengen; benadrukt dan ook dat er een belangrijke stap naar een doeltreffender inzet van de toetsingsbevoegdheden van het Parlement kan worden gezet als het Parlement eerder wordt ingelicht en zijn inbreng kan geven;

Economische en monetaire zaken

22.  wijst erop dat er op het gebied van de financiële diensten verordeningen inzake de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA's) zijn die technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen hebben geïntroduceerd en dat de ETA's daarvoor ontwerpnormen aan de Commissie voorleggen, die vervolgens de normen vaststelt; is van oordeel dat de technische expertise en specialistische knowhow van de ETA's van dien aard zijn dat gedelegeerde handelingen waar mogelijk in de vorm van technische reguleringsnormen in plaats van gewone gedelegeerde handelingen moeten worden gegoten; is voorts van mening dat de Commissie over de inhoud van gewone gedelegeerde handelingen het technisch advies van de betrokken ETA moet inwinnen alvorens die handelingen vast te stellen;

23.  wijst erop dat volgens bepaalde wetgevingshandelingen de periode voor de toetsing van technische reguleringsnormen wegens hun omvang en complexe karakter met een maand verlengd kan worden, en is van oordeel dat dit soort flexibiliteit de regel moet zijn; wijst er voorts op dat de wetgever voor alle gedelegeerde handelingen op het gebied van de financiële diensten een toetsingsperiode van drie maanden, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens drie maanden, heeft vastgesteld en is van mening dat dit ook voor andere ingewikkelde beleidsterreinen moet gelden;

24.  beklemtoont dat de afspraak dat er tijdens parlementair reces geen gedelegeerde handelingen mogen worden voorgelegd ook voor technische reguleringsnormen moet gelden;

25.  is van oordeel dat bij de oproepen aan belanghebbenden om zitting te nemen in de overleggroepen van de ETA's een voldoende lange termijn voor aanmelding moet worden aangehouden (niet minder dan twee maanden), dat deze oproepen via uiteenlopende kanalen moeten worden gedaan en dat er daarbij een heldere, gestroomlijnde procedure moet worden gevolgd zodat er van uiteenlopende kandidaten aanmeldingen binnenkomen; herinnert eraan dat de overleggroepen van de ETA's overeenkomstig de bepalingen van de respectieve verordeningen evenwichtig samengesteld moeten zijn;

Werkgelegenheid en sociale zaken

26.  herinnert eraan dat het Parlement de geldigheid van het Eures-besluit op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken voor het Hof van Justitie heeft aangevochten om zijn prerogatieven te verdedigen;

Burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

27.  verzoekt de Commissie in haar werkprogramma voorstellen op te nemen om alle wetgevingshandelingen van de voormalige derde pijler in overeenstemming te brengen met de nieuwe hiërarchie van normen en de uit het Verdrag van Lissabon voortvloeiende bevoegdheden, en het recht op informatie van het Parlement over bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie te eerbiedigen; benadrukt dat dit bij iedere wetgevingshandeling een afzonderlijke beoordeling vereist om te bepalen welke besluiten essentiële elementen bevatten en dus door de wetgever moeten worden vastgesteld, met name handelingen die gevolgen hebben voor de grondrechten van de betrokkenen, en welke besluiten als niet-essentiële onderdelen kunnen worden opgevat (zie het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-355/10);

28.  wijst erop dat de Raad nog steeds, lang na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, rechtshandelingen op basis van de voormalige derde pijler vaststelt, zodat het Parlement zich genoopt heeft gezien om een procedure bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig te maken;

o
o   o

29.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen van de lidstaten.

(1) PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
(2) PB L 304 van 20.11.2010, blz. 47.
(3) PB C 81 E van 15.3.2011, blz. 6.

Juridische mededeling - Privacybeleid