Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2018/0229(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A8-0482/2018

Ingediende teksten :

A8-0482/2018

Debatten :

PV 15/01/2019 - 16
CRE 15/01/2019 - 16
PV 17/04/2019 - 26
CRE 17/04/2019 - 26

Stemmingen :

PV 16/01/2019 - 21.3
CRE 16/01/2019 - 21.3
Stemverklaringen
PV 18/04/2019 - 10.13
CRE 18/04/2019 - 10.13

Aangenomen teksten :

P8_TA(2019)0026
P8_TA(2019)0433

Aangenomen teksten
PDF 432kWORD 141k
Donderdag 18 april 2019 - Straatsburg
InvestEU ***I
P8_TA(2019)0433A8-0482/2018
Resolutie
 Geconsolideerde tekst

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 18 april 2019 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het InvestEU-programma (COM(2018)0439 – C8-0257/2018 – 2018/0229(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure – eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0439),

–  gezien artikel 294, lid 2, artikel 173 en artikel 175, derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0257/2018),

–  gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 17 oktober 2018(1),

–  gezien het advies van het Comité van de Regio’s van 5 december 2018(2),

–  gezien de op 25 januari 2019 door zijn Voorzitter aan de commissievoorzitters gestuurde brief, waarin de aanpak van het Parlement met betrekking tot de sectorale programma's van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) betreffende de periode na 2020 wordt uiteengezet,

–  gezien de op 1 april 2019 door de Raad aan de Voorzitter van het Europees Parlement gestuurde brief, waarin de gemeenschappelijke lezing wordt bevestigd waarover de medewetgevers het tijdens de onderhandelingen eens zijn geworden,

–  gezien artikel 59 van zijn Reglement,

–  gezien het gezamenlijk overleg van de Begrotingscommissie en de Commissie economische en monetaire zaken overeenkomstig artikel 55 van het Reglement,

–  gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de Commissie economische en monetaire zaken, evenals de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie vervoer en toerisme, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie cultuur en onderwijs (A8-0482/2018),

1.  stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast(3);

2.  verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;

3.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

(1) PB C 62 van 15.2.2019, blz. 131.
(2) PB C 86 van 7.3.2019, blz. 310.
(3) Dit standpunt vervangt de amendementen die zijn aangenomen op 16 januari 2019 (Aangenomen teksten, P8_TA(2019)0026).


Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 18 april 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het InvestEU-programma
P8_TC1-COD(2018)0229

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173 en artikel 175, derde alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Met 1,8 % van het bbp van de EU, tegen 2,2 % in 2009, lagen de activiteiten op het gebied van infrastructuurinvesteringen in de Unie in 2016 ongeveer 20 % onder de investeringspercentages van vóór de wereldwijde financiële crisis. Hoewel de investeringsquotes in de Unie zich blijken te herstellen, blijven zij zo onder het niveau dat in een krachtige herstelperiode mag worden verwacht en zijn zij ontoereikend om de jarenlange onderinvesteringen te compenseren. Belangrijker is dat de huidige investeringsniveaus en -prognoses niet de structurele investeringsbehoeften van de Unie dekken om op lange termijn groei te handhaven in het licht van de technologische veranderingen en het mondiale concurrentievermogen, onder meer voor innovatie, vaardigheden, infrastructuur, kleine en middelgrote ondernemingen ("kmo's") en de noodzaak om belangrijke maatschappelijke uitdagingen zoals duurzaamheid of vergrijzing aan te pakken. Voortzetting van de steun is dan ook nodig om tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties aan te pakken en de investeringskloof in bepaalde sectoren te verkleinen teneinde de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken.

(2)  Uit evaluaties is gebleken dat de verscheidenheid aan financiële instrumenten die in het kader van het meerjarig financieel kader 2014-2020 zijn gecreëerd, tot overlappingen heeft geleid. Deze verscheidenheid heeft ook tot complexiteit geleid voor intermediairs en eindontvangers, die met verschillende subsidiabiliteits- en rapportageregels werden geconfronteerd. Het ontbreken van verenigbare regels belemmerde ook de combinatie van verschillende fondsen van de Unie, hoewel een dergelijke combinatie gunstig zou zijn geweest voor de ondersteuning van projecten die verschillende soorten financiering nodig hadden. Daarom moet er, onder meer voortbouwend op de ervaring die is opgedaan met het Europees Fonds voor strategische investeringen dat in het kader van het investeringsplan voor Europa is opgericht, één enkel fonds, het InvestEU-fonds, worden opgericht om de steun aan de eindontvangers efficiënter te laten functioneren door het financiële aanbod in het kader van één enkele begrotingsgarantie te integreren en te vereenvoudigen, waardoor de impact van het optreden van de Unie wordt vergroot en de kosten voor de begroting van de Unie worden verminderd.

(3)  De afgelopen jaren heeft de Unie ambitieuze strategieën goedgekeurd om de eengemaakte markt te voltooien en duurzame en inclusieve groei en banen te stimuleren, zoals de Europa 2020-strategie, de kapitaalmarktenunie, de strategie voor een digitale eengemaakte markt, de Europese agenda voor cultuur, het pakket schone energie voor alle Europeanen, het actieplan van de Unie voor de circulaire economie, de strategie voor emissiearme mobiliteit, het ambitieniveau van de EU inzake veiligheid en defensie ▌, de ruimtevaartstrategie voor Europa en de Europese pijler van sociale rechten. Het InvestEU-fonds moet de synergieën tussen deze elkaar wederzijds versterkende strategieën benutten en versterken door steun te verlenen voor investeringen en toegang tot financiering.

(4)  Op het niveau van de Unie vormt het Europees Semester voor de coördinatie van het economisch beleid het kader voor de vaststelling van de nationale hervormingsprioriteiten en de monitoring van de uitvoering ervan. De lidstaten ontwikkelen, in voorkomend geval in samenwerking met lokale en regionale autoriteiten, hun eigen nationale meerjarige investeringsstrategieën ter ondersteuning van deze hervormingsprioriteiten. De strategieën moeten samen met de jaarlijkse nationale hervormingsprogramma's worden gepresenteerd om een overzicht te bieden van en te zorgen voor de coördinatie van de prioritaire investeringsprojecten die met nationale middelen of EU-middelen, of met beide, moeten worden ondersteund. Voorts kan met deze strategieën de EU-financiering op een samenhangende wijze worden gebruikt en kan de toegevoegde waarde van met name uit hoofde van de Europese structuur- en investeringsfondsen, de Stabilisatiefunctie voor Europese investeringen en het InvestEU-fonds te ontvangen financiële steun in voorkomend geval worden gemaximaliseerd.

(5)  Het InvestEU-fonds dient bij te dragen aan de verbetering van het concurrentievermogen en de sociaal-economische convergentie van de Unie, onder meer op het gebied van innovatie, digitalisering, efficiënt gebruik van hulpbronnen volgens de beginselen van een circulaire economie, de duurzaamheid en inclusiviteit van de economische groei van de Unie en de sociale veerkracht ▌en de integratie van de kapitaalmarkten van de Unie, met inbegrip van oplossingen voor de aanpak van de fragmentatie ervan en de diversifiëring van de financieringsbronnen voor de ondernemingen in de Unie. Daartoe moet het InvestEU-fonds projecten ondersteunen die technisch en economisch levensvatbaar zijn door een kader te bieden voor het gebruik van vreemdvermogens-, risicodelings- en eigenvermogensinstrumenten, op basis van een garantie uit hoofde van de begroting van de Unie en door financiële bijdragen van de uitvoerende partners, indien relevant. Het moet vraaggestuurd zijn, en de steun in het kader van het InvestEU-fonds moet er tegelijkertijd op gericht zijn strategische voordelen op lange termijn op te leveren op essentiële terreinen van het beleid van de Unie die anders niet of onvoldoende worden gefinancierd, en zo bij te dragen tot de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen van de Unie. De in het kader van het fonds verleende steun moet een breed scala aan sectoren en regio's dekken, en een buitensporige sectorale of geografische concentratie moet worden vermeden.

(5 bis)  De culturele en creatieve sectoren zijn veerkrachtige en snel groeiende sectoren in de Unie die zowel economische als culturele waarde genereren uit intellectuele eigendom en individuele creativiteit. Het immateriële karakter van hun activa vormt echter een beperking voor hun toegang tot particuliere financiering, die onontbeerlijk is om op internationaal niveau te kunnen investeren, doorgroeien en concurreren. Het InvestEU-programma moet de toegang tot financiering voor kmo's en organisaties uit de culturele en creatieve sectoren blijven bevorderen.

(6)  Het InvestEU-fonds moet steun verlenen voor investeringen in materiële en immateriële activa, waaronder cultureel erfgoed, om duurzame en inclusieve groei, investeringen en werkgelegenheid te bevorderen en aldus bij te dragen tot een beter welzijn, een eerlijkere inkomensverdeling en meer economische, sociale en territoriale cohesie in de Unie. Door InvestEU gesteunde projecten moeten voldoen aan de milieu- en sociale normen van de Unie, met inbegrip van de arbeidsrechten. Steun uit het InvestEU-fonds moet een aanvulling vormen op steun van de Unie die wordt verleend via subsidies.

(7)  De Unie heeft haar goedkeuring gehecht aan de doelstellingen van de Agenda 2030 van de Verenigde Naties en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling daarvan en de Overeenkomst van Parijs in 2015, alsook het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030. Om de overeengekomen doelstellingen te bereiken, met inbegrip van de doelstellingen die deel uitmaken van het milieubeleid van de Unie, moeten de maatregelen voor duurzame ontwikkeling significant worden geïntensiveerd. Bijgevolg moeten de beginselen van duurzame ontwikkeling een prominente plaats innemen bij de vormgeving van het InvestEU-fonds.

(8)  Het InvestEU-programma moet bijdragen tot de opbouw van een duurzaam financieel stelsel in de Unie dat de heroriëntering van particulier kapitaal op duurzame investeringen ondersteunt overeenkomstig de doelstellingen die zijn geformuleerd in het actieplan van de Commissie voor de financiering van duurzame groei(4).

(9)  Als uitdrukking van het belang van de aanpak van de klimaatverandering in lijn met de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties uit te voeren, zal het InvestEU-programma bijdragen tot de integratie van klimaatmaatregelen en tot het bereiken van een algemeen streefcijfer van 25 % van de begrotingsuitgaven van de Unie ter ondersteuning van klimaatdoelstellingen in het kader van het MFK voor de periode 2021-2027, en het bereiken van een jaarlijks streefcijfer van 30 %, zo spoedig mogelijk en uiterlijk in 2027. Bij de acties in het kader van het InvestEU-programma zal naar verwachting ten minste 40 % van de totale financiële middelen van het InvestEU-programma aan de realisatie van klimaatdoelstellingen bijdragen. De betrokken acties zullen tijdens de voorbereiding en de uitvoering van het InvestEU-programma worden vastgesteld en zullen opnieuw worden beoordeeld in het kader van de betrokken evaluatie- en herzieningsprocedures.

(10)  De bijdrage van het InvestEU-fonds aan de verwezenlijking van het klimaatstreefcijfer zal worden gevolgd aan de hand van een EU-klimaatvolgsysteem dat door de Commissie in samenwerking met potentiële uitvoerende partners is ontwikkeld en waarbij op passende wijze gebruik wordt gemaakt van de criteria die in [de verordening tot vaststelling van een kader ter bevordering van duurzame investeringen(5)] zijn vastgesteld om te bepalen of een economische activiteit uit milieuoogpunt duurzaam is. Het InvestEU-programma moet ook bijdragen tot de uitvoering van andere aspecten van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG's).

(11)  Volgens het Global Risks Report 2018 van het World Economic Forum heeft de helft van de tien meest kritieke risico's die de wereldeconomie bedreigen, betrekking op het milieu. Dergelijke risico's zijn onder meer lucht-, bodem-, binnenwater- en oceaanverontreiniging, extreme weersomstandigheden, biodiversiteitsverlies en het falen van de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering. Milieubeginselen zijn sterk verankerd in de Verdragen en veel van het beleid van de Unie. Bijgevolg moet de integratie van milieudoelstellingen in de verrichtingen in verband met het InvestEU-fonds worden bevorderd. Milieubescherming en de daarmee samenhangende preventie en het beheer van risico's moeten worden geïntegreerd in de voorbereiding en uitvoering van investeringen. De EU moet ook haar uitgaven in verband met biodiversiteit en luchtverontreiniging volgen om te voldoen aan de rapportageverplichtingen krachtens het Verdrag inzake biologische diversiteit en Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad(6). Investeringen ten behoeve van ecologische duurzaamheidsdoelstellingen moeten daarom worden gevolgd met behulp van gemeenschappelijke methoden die coherent zijn met die welke zijn ontwikkeld in het kader van andere programma's van de Unie die betrekking hebben op klimaat, biodiversiteit en beheer van luchtverontreiniging, zodat het individuele en gecombineerde effect van investeringen op de belangrijkste componenten van het natuurlijke kapitaal, waaronder lucht, water, land en biodiversiteit, kan worden beoordeeld.

(12)  Investeringsprojecten waarvoor met name op het gebied van infrastructuur substantiële steun van de Unie wordt verleend, moeten worden gescreend door de uitvoerende partner om na te gaan of ze gevolgen hebben voor het milieu, het klimaat of de maatschappij, en indien dit het geval is, moeten ze worden onderworpen aan een duurzaamheidstoets in overeenstemming met de richtsnoeren die de Commissie in nauwe samenwerking met potentiële uitvoerende partners in het kader van het InvestEU-programma moet ontwikkelen en waarbij op passende wijze gebruik wordt gemaakt van de criteria die zijn vastgesteld in [de verordening tot vaststelling van een kader ter bevordering van duurzame investeringen] om te bepalen of een economische activiteit ecologisch duurzaam is en coherent met de richtsnoeren die voor andere programma's van de Unie zijn ontwikkeld. Dergelijke richtsnoeren dienen, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, passende bepalingen te omvatten om overmatige administratieve lasten te voorkomen, en projecten die een bepaalde omvang zoals omschreven in de richtsnoeren niet overschrijden, moeten worden uitgesloten van de duurzaamheidstoets. Wanneer de uitvoerende partner concludeert dat er geen duurzaamheidstoets moet worden verricht, moet zij hiervoor een motivering verstrekken aan het investeringscomité. Verrichtingen die niet stroken met de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen mogen niet in aanmerking komen voor steun uit hoofde van deze verordening.

(13)  De lage investeringspercentages in infrastructuur in de Unie tijdens de financiële crisis ondermijnden het vermogen van de Unie om duurzame groei, concurrentievermogen en convergentie te stimuleren. Forse investeringen in de Europese infrastructuur, met name in verband met interconnectie en energie-efficiëntie en de totstandbrenging van een interne Europese vervoersruimte, zijn van fundamenteel belang om de duurzaamheidsstreefcijfers van de Unie, waaronder de verbintenissen van de Unie met betrekking tot de SDG's, en de energie- en klimaatstreefcijfers voor 2030 te halen. De steun uit het InvestEU-fonds moet dan ook gericht zijn op investeringen in vervoer, energie, met inbegrip van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en andere veilige en duurzame emissiearme energiebronnen, het milieu, klimaatmaatregelen en maritieme en digitale infrastructuur. In het InvestEU-programma moet prioriteit worden gegeven aan gebieden waarin onvoldoende wordt geïnvesteerd en die bijkomende investeringen nodig hebben. Om het effect en de toegevoegde waarde van de financieringssteun van de Unie te maximaliseren, is het aangewezen een gestroomlijnd investeringsproces te bevorderen dat zichtbaarheid van de projectpijplijn mogelijk maakt en de synergieën tussen de relevante programma's van de Unie op gebieden zoals vervoer, energie en digitalisering maximaliseert. Rekening houdend met de bedreigingen inzake veiligheid en beveiliging moet bij investeringsprojecten waarvoor steun van de Unie wordt verleend ook aandacht worden besteed aan de weerbaarheid van infrastructuur, met inbegrip van het onderhoud en de veiligheid van infrastructuur, en moet er tevens rekening worden gehouden met de beginselen inzake de bescherming van de burgers in de publieke ruimte. Een en ander moet een aanvulling vormen op de inspanningen van andere fondsen van de Unie, zoals het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, waarmee steun wordt verleend voor de beveiligingscomponenten van investeringen met betrekking tot de publieke ruimte, vervoer, energie en andere kritieke infrastructuur.

(13 bis)  Het InvestEU-programma moet in voorkomend geval bijdragen tot de doelstellingen van de [herziene richtlijn hernieuwbare energiebronnen] en de [verordening governance van de energie-unie], en moet energie-efficiëntie naar voren schuiven in investeringsbesluiten.

(13 ter)  Echte multimodaliteit is een kans om een efficiënt en milieuvriendelijk vervoersnetwerk tot stand te brengen dat het maximale potentieel van alle vervoermiddelen benut en onderlinge synergieën creëert. Het InvestEU-programma kan worden ingezet ter ondersteuning van investeringen in multimodale vervoersknooppunten, aangezien die, ondanks hun aanzienlijk economisch potentieel en hun aanmerkelijke businesscase, een aanzienlijk risico inhouden voor particuliere investeerders. Het programma kan ook bijdragen tot de ontwikkeling en invoering van intelligente vervoerssystemen (ITS). Het InvestEU-programma moet een stimulans vormen voor inspanningen om technologieën te ontwerpen en toe te passen die de veiligheid van voertuigen en de weginfrastructuur helpen vergroten.

(13 quater)  Het InvestEU-programma moet een bijdrage leveren aan EU-beleid met betrekking tot zeeën en oceanen, via de ontwikkeling van projecten en ondernemingen op het gebied van de blauwe economie en de financieringsbeginselen daarvan. Dit kan onder meer maatregelen inhouden op het gebied van maritiem ondernemerschap en de maritieme sector, een innoverende en concurrerende maritieme sector, en hernieuwbare mariene energie en de circulaire economie.

(14)  Hoewel het niveau van de totale investeringen in de Unie stijgt, zijn investeringen in activiteiten met een hoger risico, zoals onderzoek en innovatie, nog steeds ontoereikend. De daaruit voortvloeiende onderinvesteringen in onderzoek en innovatie zijn schadelijk voor het industriële en economische concurrentievermogen van de Unie en de levenskwaliteit van haar burgers. Het InvestEU-fonds moet passende financiële producten aanbieden voor de verschillende stadia van de innovatiecyclus en een breed scala van belanghebbenden, met name om opschaling en toepassing van oplossingen op commerciële schaal in de Unie mogelijk te maken, teneinde dergelijke oplossingen concurrerend te maken op de wereldmarkten en excellentie van de Unie op het gebied van duurzame technologieën op mondiaal niveau te bevorderen, in synergie met Horizon Europa, met inbegrip van de Europese Innovatieraad. In dat opzicht zou de ervaring die is opgedaan met de in het kader van Horizon 2020 ingevoerde financieringsinstrumenten – zoals InnovFin, dat innoverende ondernemingen gemakkelijker en sneller toegang geeft tot financiering – een stevige basis moeten vormen om deze gerichte steun te verstrekken.

(14 bis)  Toerisme is een belangrijk gebied van de economie van de Unie en het InvestEU-programma moet bijdragen aan het versterken van het concurrentievermogen van de sector op lange termijn door verrichtingen te ondersteunen ter bevordering van duurzaam, innovatief en digitaal toerisme.

(15)  Er zijn dringend significante inspanningen nodig om in digitale transformatie te investeren, deze transformatie te stimuleren en de voordelen ervan onder alle burgers en bedrijven in de Unie te verspreiden. Tegenover het sterke beleidskader van de strategie voor de digitale eengemaakte markt moeten nu investeringen met een soortgelijke ambitie staan, onder meer in kunstmatige intelligentie, in overeenstemming met het programma Digitaal Europa.

(16)  Kmo's vertegenwoordigen meer dan 99 % van de bedrijven in de Unie en hun economische waarde is aanzienlijk en cruciaal. Bij de toegang tot financiering staan zij echter voor problemen vanwege het hoge risico en het ontbreken van voldoende onderpand. Bijkomende uitdagingen vloeien voort uit de behoefte van kmo's en ondernemingen van de sociale economie om concurrerend te blijven door deel te nemen aan activiteiten op het gebied van digitalisering, internationalisering, transformatie volgens de beginselen van een circulaire economie en innovatie en door hun personeel bij- en na te scholen. Bovendien hebben zij, in vergelijking met grotere ondernemingen, toegang tot een beperkter aantal financieringsbronnen: zij geven gewoonlijk geen obligaties uit en hebben slechts beperkte toegang tot effectenbeurzen of grote institutionele beleggers. Innoverende oplossingen zoals de mogelijkheid voor werknemers om een bedrijf te verwerven of te participeren in een bedrijf, komen ook steeds vaker voor bij kmo's en ondernemingen van de sociale economie. De toegang tot financiering is nog moeilijker voor kleine en middelgrote ondernemingen waarvan de activiteiten op immateriële activa zijn gericht. Kleine en middelgrote ondernemingen in de Unie zijn in hoge mate afhankelijk van banken en schuldfinanciering in de vorm van rekening-courantkredieten, bankleningen of leasing. Om kmo's beter in staat te stellen hun oprichting, groei, innovatie en duurzame ontwikkeling te financieren, hun concurrentievermogen te waarborgen, economische neergangen op te vangen, en om de economie en het financiële stelsel veerkrachtiger te maken in tijden van economische neergang of schokken en beter in staat te stellen werkgelegenheid en sociaal welzijn te creëren, is het noodzakelijk kmo's te ondersteunen die met de bovengenoemde uitdagingen worden geconfronteerd door hun toegang tot financiering te vergemakkelijken en meer gediversifieerde financieringsbronnen ter beschikking te stellen. Een en ander vormt ook een aanvulling op de initiatieven die reeds zijn genomen in het kader van de kapitaalmarktenunie. Het InvestEU-fonds moet daarom voortbouwen op succesvolle programma's als Cosme en gedurende de gehele levenscyclus van een onderneming werkkapitaal en investeringen alsook financiering voor leasingtransacties verstrekken en een kans bieden om te focussen op specifieke, meer doelgroepgerichte financiële producten.

(17)  Zoals aangegeven in de discussienota over de sociale dimensie van Europa(7), de Europese pijler van sociale rechten(8) en het kader van de Unie betreffende het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, is het opbouwen van een meer inclusieve en eerlijkere Unie voor de Unie een topprioriteit om ongelijkheid aan te pakken en beleid inzake sociale inclusie in Europa te bevorderen. Ongelijkheid van kansen is met name van invloed op de toegang tot onderwijs, opleiding, cultuur, werkgelegenheid, gezondheidszorg en sociale diensten. Investeringen in de sociale, vaardigheden- en met menselijk kapitaal verband houdende economie, alsmede in de integratie van kwetsbare bevolkingsgroepen in de samenleving, kunnen de economische kansen vergroten, vooral als de investeringen op het niveau van de Unie worden gecoördineerd. Het InvestEU-fonds moet worden gebruikt om investeringen in onderwijs en opleiding te ondersteunen, met inbegrip van het bijscholen en nascholen van werknemers, onder meer in regio's die afhankelijk zijn van een koolstofintensieve economie en die getroffen worden door de structurele overgang naar een koolstofarme economie, bij te dragen tot een toename van de werkgelegenheid, met name onder ongeschoolden en langdurig werklozen, en de situatie te verbeteren met betrekking tot gendergelijkheid, gelijke kansen, solidariteit tussen de generaties, de gezondheidssector en de sector van sociale diensten, sociale huisvesting, dakloosheid, digitale inclusiviteit, gemeenschapsontwikkeling, de rol en de plaats van jongeren in de samenleving en van kwetsbare mensen, waaronder onderdanen van derde landen. Het InvestEU-programma moet ook bijdragen aan de ondersteuning van de Europese cultuur en creativiteit. Om de ingrijpende transformaties van samenlevingen in de Unie en de arbeidsmarkt in het komende decennium tegen te gaan, is het noodzakelijk te investeren in menselijk kapitaal, sociale infrastructuur, microfinanciering, ethische financiering en financiering van sociale ondernemingen en nieuwe bedrijfsmodellen voor sociale economie, waaronder investeringen in sociale effecten en sociale uitbesteding. Het InvestEU-programma moet het zich ontwikkelende socialemarktecosysteem versterken door het aanbod van en de toegang tot financiering voor micro- en sociale ondernemingen en instellingen voor maatschappelijke solidariteit te vergroten, om tegemoet te komen aan de vraag van degenen die dit het meest nodig hebben. In het verslag van de taskforce op hoog niveau inzake investeringen in sociale infrastructuur in Europa(9) is vastgesteld dat er een totale investeringskloof van ten minste 1,5 biljoen EUR is voor de periode tussen 2018 en 2030 met betrekking tot sociale infrastructuur en diensten, onder meer op het gebied van onderwijs, opleiding, gezondheid en huisvesting, die ook op het niveau van de Unie steun vergen. Bijgevolg moeten de collectieve kracht van publiek, commercieel en filantropisch kapitaal en de steun van alternatieve soorten financiële dienstverleners, zoals ethische, sociale en duurzame actoren, en van stichtingen worden aangewend om de ontwikkeling van de waardeketen van de sociale markt en een veerkrachtigere Unie te ondersteunen.

(18)  Het InvestEU-fonds moet in het kader van vier beleidsvensters opereren, die de belangrijkste beleidsprioriteiten van de Unie weerspiegelen, namelijk duurzame infrastructuur; onderzoek, innovatie en digitalisering; kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's); en sociale investeringen en vaardigheden.

(18 bis)  Het venster kmo's moet zich in de eerste plaats richten op kmo's, maar kleine midcap-ondernemingen komen eveneens in aanmerking voor steun in het kader van dit venster. Ook in het kader van de andere drie vensters moeten kleine midcap-ondernemingen in aanmerking komen voor steun.

(19)  Elk beleidsvenster moet uit twee compartimenten bestaan, namelijk een EU-compartiment en een lidstaatcompartiment. Het EU-compartiment moet tekortkomingen van de markt ▌of suboptimale investeringssituaties in de hele Unie of in een specifieke lidstaat op evenredige wijze aanpakken; ondersteunde acties moeten een duidelijke toegevoegde waarde voor Europa hebben. Het lidstaatcompartiment moet de lidstaten, en via de lidstaten ook de regionale autoriteiten, de mogelijkheid bieden een deel van hun middelen van fondsen onder gedeeld beheer bij te dragen voor de voorziening van de EU-garantie om de EU-garantie te gebruiken voor financierings- of investeringsverrichtingen om specifieke tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties op hun eigen grondgebied aan te pakken, zoals vastgesteld in de bijdrageovereenkomst, ook in kwetsbare en afgelegen gebieden zoals de ultraperifere gebieden van de Unie, teneinde de doelstellingen van het fonds onder gedeeld beheer te verwezenlijken. Acties die uit hoofde van het InvestEU-fonds worden gesteund via EU- of lidstaatcompartimenten mogen particuliere financiering niet overlappen of verdringen en mogen de concurrentie op de interne markt niet verstoren.

(20)  Het lidstaatcompartiment moet specifiek zijn geconcipieerd om het mogelijk te maken middelen onder gedeeld beheer te gebruiken voor de voorziening van een garantie die door de Unie wordt verleend. De meerwaarde van de door de Unie ondersteunde begrotingsgarantie zou verhogen als deze mogelijkheid wordt geboden aan een bredere groep ontvangers van financiering en een ruimere waaier aan projecten en wordt gezorgd voor een diversificatie van de manieren om de doelstellingen van de fondsen onder gedeeld beheer te verwezenlijken, en als tegelijkertijd een consistent risicobeheer van de voorwaardelijke verplichtingen wordt gewaarborgd door de garantie van de Commissie uit te voeren onder indirect beheer. De Unie moet de financierings- en investeringsverrichtingen garanderen waarin de garantieovereenkomsten tussen de Commissie en de uitvoerende partners in het kader van het lidstaatcompartiment voorzien, de fondsen onder gedeeld beheer moeten voor de voorziening van de garantie zorgen, volgens een voorzieningspercentage dat door de Commissie wordt vastgesteld en wordt vermeld in de bijdrageovereenkomst die met de lidstaat wordt gesloten, op basis van de aard van de verrichtingen en de daaruit voortvloeiende verwachte verliezen, en de lidstaat moet de verliezen boven de verwachte verliezen dragen door de verlening van een back-to-backgarantie aan de Unie. Dergelijke regelingen moeten worden gesloten in de vorm van één enkele bijdrageovereenkomst met elke lidstaat die vrijwillig voor deze optie kiest. De bijdrageovereenkomst moet een of meer specifieke garantieovereenkomsten omvatten die in de betrokken lidstaat moeten worden uitgevoerd, alsook eventuele regionaal afgeschermde regelingen, op basis van de regels van het InvestEU-fonds. De vaststelling van het voorzieningspercentage per geval vereist een afwijking van [artikel 211, lid 1,] van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046(10) (het "Financieel Reglement"). Bij deze opzet is ook voorzien in één regeling voor begrotingsgaranties die worden ondersteund door centraal beheerde fondsen of door fondsen onder gedeeld beheer, waardoor de combinatie ervan zou worden vergemakkelijkt.

(20 bis)  Er moet een partnerschap tussen de Commissie en de EIB-groep tot stand worden gebracht waarin de sterke punten van elke partner worden aangewend om maximale beleidseffecten te sorteren en te zorgen voor een efficiënte invoering en passend toezicht op begrotings- en risicobeheer. Dit partnerschap moet een doeltreffende en inclusieve rechtstreekse toegang bevorderen.

(20 ter)  De Commissie moet de standpunten van andere potentiële uitvoerende partners verzamelen, samen met de EIB-groep, in verband met investeringsrichtsnoeren en documenten met richtsnoeren en gemeenschappelijke methoden, naargelang het geval, inzake "climate tracking" en duurzaamheid, teneinde inclusiviteit en operationaliteit te waarborgen in afwachting van de oprichting van de bestuurslichamen. Zodra die zijn opgericht, moeten de uitvoerende partners worden betrokken bij de adviesraad en het bestuur.

(21)  Het InvestEU-fonds moet openstaan voor bijdragen van derde landen die lid zijn van de Europese Vrijhandelsassociatie, toetredende landen, kandidaten en potentiële kandidaten, landen die onder het nabuurschapsbeleid vallen en andere landen, overeenkomstig de voorwaarden die tussen de Unie en die landen zijn vastgesteld. Dit moet in voorkomend geval verdere samenwerking met de betrokken landen mogelijk maken, met name op het gebied van onderzoek en innovatie en kleine en middelgrote ondernemingen.

(22)  Deze verordening stelt de financiële middelen vast voor andere maatregelen van het InvestEU-programma dan de voorziening van de EU-garantie, die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van [verwijzing die in voorkomend geval moet worden bijgewerkt overeenkomstig het nieuw interinstitutioneel akkoord: punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer(11)].

(23)  De EU-garantie van 40 817 500 000 EUR (lopende prijzen) op het niveau van de Unie zal naar verwachting meer dan 698 194 079 000 EUR aan extra investeringen in de hele Unie mobiliseren en moet ▌over de beleidsvensters worden verdeeld.

(23 bis)  Op [datum] verklaarde de Commissie het volgende: "Onverminderd de bevoegdheden van de Raad met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het stabiliteits- en groeipact, dienen eenmalige bijdragen van de lidstaten, ofwel van een lidstaat ofwel van nationale stimuleringsbanken die zijn ingedeeld bij de sector algemene overheid of die namens een lidstaat optreden, aan thematische of meerlandeninvesteringsplatformen in principe te worden beschouwd als eenmalige maatregelen in de zin van artikel 5, lid 1, en artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad. Daarnaast zal de Commissie, onverminderd de bevoegdheden van de Raad met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het stabiliteits- en groeipact, nagaan in welke mate voor InvestEU, als opvolger van het EFSI, kan worden voorzien in dezelfde behandeling als voor het EFSI in de context van de mededeling van de Commissie over flexibiliteit, als het gaat om eenmalige bijdragen van de lidstaten in contanten om een bijkomend bedrag van de EU-garantie te financieren ten behoeve van het lidstaatcompartiment."

(24)  De EU-garantie die het InvestEU-fonds ondersteunt, moet indirect door de Commissie worden geïmplementeerd en is voor het benaderen van financiële intermediairs, indien van toepassing, en eindontvangers van uitvoerende partners afhankelijk. De selectie van de uitvoerende partners moet transparant verlopen en vrij zijn van belangenconflicten. De Commissie dient met elke uitvoerende partner een garantieovereenkomst voor de toewijzing van garantiecapaciteit uit het InvestEU-fonds te sluiten om de financierings- en investeringsverrichtingen ervan te ondersteunen die aan de doelstellingen en subsidiabiliteitscriteria van het InvestEU-fonds voldoen. Het risicobeheer van de garantie mag de rechtstreekse toegang van de uitvoerende partners tot de garantie niet belemmeren. Zodra de garantie in het kader van het EU-compartiment aan uitvoerende partners is verleend, moeten zij de volledige verantwoordelijkheid dragen voor het gehele investeringsproces en het zorgvuldigheidsonderzoek van de financierings- of investeringsverrichtingen. Het InvestEU-fonds moet projecten ondersteunen die doorgaans een hoger risicoprofiel hebben dan de projecten die door normale verrichtingen van de uitvoerende partners worden ondersteund en die in de periode waarin de EU-garantie kan worden benut, zonder InvestEU-steun niet of niet in dezelfde mate door andere overheids- of particuliere bronnen zouden kunnen worden uitgevoerd.

(24 bis)  Het InvestEU-fonds moet een passende bestuursstructuur krijgen waarvan de functie in verhouding moet staan tot het enige doel ervan, namelijk het zeker stellen van een passend gebruik van de EU-garantie, met inachtneming van de politieke onafhankelijkheid van investeringsbesluiten. Die bestuursstructuur dient te bestaan uit een adviesraad, een bestuur en een volledig onafhankelijk investeringscomité. Bij de algemene samenstelling van de bestuursstructuur moet worden gestreefd naar een genderevenwicht. De bestuursstructuur mag de besluitvorming van de EIB-groep of andere uitvoerende partners niet aantasten of verstoren, en mag evenmin in de plaats komen van de respectieve bestuursorganen van deze partners.

(25)  Er dient een adviesraad te worden ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de uitvoerende partners en vertegenwoordigers van de lidstaten, één deskundige die wordt benoemd door het Europees Economisch en Sociaal Comité, en één door het Comité van de Regio's benoemde deskundige, om informatie uit te wisselen en van gedachten te wisselen over de benutting van de financiële producten die in het kader van het InvestEU-fonds worden ingezet, en om te discussiëren over veranderende behoeften en nieuwe producten, met inbegrip van specifieke territoriale marktkloven.

(25 bis)  Een bestuur bestaande uit vertegenwoordigers van de Commissie, uitvoerende partners en één door het Europees Parlement benoemde deskundige zonder stemrecht, moet de strategische en operationele richtsnoeren voor het InvestEU-fonds vaststellen.

(26)  De Commissie moet beoordelen in welke mate de door de uitvoerende partners ingediende investerings- en financieringsverrichtingen verenigbaar zijn met het recht en het beleid van de Unie, terwijl de besluiten over financierings- en investeringsverrichtingen uiteindelijk door een uitvoerende partner moeten worden genomen.

(27)  Het investeringscomité moet worden bijgestaan door een onafhankelijk secretariaat dat door de Commissie wordt beheerd en verantwoording aflegt aan de voorzitter van het investeringscomité.

(28)  Een investeringscomité, bestaande uit onafhankelijke deskundigen, dient tot een besluit te komen over de verlening van steun uit hoofde van de EU-garantie voor financierings- en investeringsverrichtingen die aan de subsidiabiliteitscriteria voldoen, en externe deskundigheid te leveren bij de beoordeling van investeringsprojecten. Het investeringscomité dient verschillende formaties te hebben om de verschillende beleidsterreinen en sectoren zo goed mogelijk te bestrijken.

(29)  Bij de selectie van de uitvoerende partners voor de inzet van het InvestEU-fonds moet de Commissie rekening houden met de capaciteit van de tegenpartij om de doelstellingen van het InvestEU-fonds te verwezenlijken en eigen middelen bij te dragen, teneinde een adequate geografische dekking en diversificatie te waarborgen, particuliere investeerders aan te trekken en te zorgen voor voldoende risicodiversificatie alsmede voor ▌oplossingen om tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties aan te pakken. Gezien de rol van de EIB krachtens de Verdragen, haar capaciteit om in alle lidstaten actief te zijn en de ervaring die zij heeft opgedaan in het kader van de huidige financiële instrumenten en het EFSI, dient de Europese Investeringsbank (EIB)-groep een bevoorrechte uitvoerende partner te blijven in het kader van het EU-compartiment van het InvestEU-fonds. Naast de EIB-groep moeten nationale stimuleringsbanken of -instellingen in staat zijn een aanvullend financieel productassortiment aan te bieden, aangezien hun ervaring en capaciteiten op nationaal en regionaal niveau gunstig kunnen zijn voor het maximaliseren van de impact van openbare middelen op het volledige grondgebied van de Unie, alsook om een billijk geografisch evenwicht tussen de projecten te waarborgen. Het InvestEU-programma moet zodanig worden uitgevoerd dat het zorgt voor de bevordering van een gelijk speelveld voor kleinere en jongere stimuleringsbanken of -instellingen. Bovendien moet het mogelijk zijn andere internationale financiële instellingen als uitvoerende partner te hebben, met name wanneer zij in bepaalde lidstaten een comparatief voordeel bieden in termen van specifieke deskundigheid en ervaring en wanneer bij die instellingen een meerderheid van de aandeelhouders afkomstig is uit de EU. Ook andere entiteiten die aan de criteria van het Financieel Reglement voldoen, moeten als uitvoeringspartner kunnen optreden.

(30)  Om een grotere geografische diversificatie te bevorderen, kunnen er investeringsplatformen worden opgericht om de inspanningen en de deskundigheid van uitvoerende partners te combineren met die van andere nationale stimuleringsbanken met beperkte ervaring op het gebied van het gebruik van financiële instrumenten. Dergelijke structuren moeten worden aangemoedigd, onder andere met beschikbare steun uit de InvestEU-advieshub. Het verdient aanbeveling om mede-investeerders, overheidsinstanties, deskundigen, onderwijs-, opleidings- en onderzoeksinstellingen, de betrokken sociale partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, en andere relevante actoren op Unie-, nationaal en regionaal niveau bij elkaar te brengen om het gebruik van investeringsplatformen in de desbetreffende sectoren te bevorderen.

(31)  De EU-garantie in het kader van het lidstaatcompartiment moet worden toegewezen aan elke uitvoerende partner die overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement subsidiabel is, met inbegrip van nationale of regionale stimuleringsbanken of -instellingen, de EIB, het Europees Investeringsfonds en andere internationale financiële instellingen. Bij de selectie van de uitvoerende partners in het kader van het lidstaatcompartiment moet de Commissie rekening houden met de voorstellen van elke lidstaat als vermeld in de bijdrageovereenkomst. Overeenkomstig artikel 154 van het Financieel Reglement moet de Commissie de regels en procedures van de uitvoerende partner beoordelen om zich ervan te vergewissen dat deze een niveau van bescherming van de financiële belangen van de Unie bieden dat gelijkwaardig is aan het door de Commissie geboden niveau.

(32)  Financierings- en investeringsverrichtingen moeten uiteindelijk in eigen naam door een uitvoerende partner worden vastgesteld, overeenkomstig zijn interne regels, beleid en procedures worden uitgevoerd en in zijn eigen financiële rekeningen worden verwerkt of, indien van toepassing, in de toelichting bij de financiële rekeningen worden vermeld. De Commissie dient dan ook uitsluitend verantwoording af te leggen over elke financiële verplichting die uit de EU-garantie voortvloeit, en het maximumbedrag van de garantie bekend te maken, met inbegrip van alle relevante informatie over de verstrekte garantie.

(33)  Het InvestEU-fonds dient in voorkomend geval een soepele, naadloze en efficiënte combinatie van subsidies of financiële instrumenten, of beide, mogelijk te maken, die uit de begroting van de Unie of uit andere fondsen zoals het EU-innovatiefonds voor de handel in emissierechten (ETS) worden gefinancierd, waarbij die garantie wordt verleend in situaties waarin dit noodzakelijk is om investeringen optimaal te ondersteunen om specifieke tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan te pakken.

(34)  Projecten die door de uitvoerende partners worden ingediend voor steun in het kader van het InvestEU-programma, met inbegrip van de combinatie met steun van andere programma's van de Unie, moeten als geheel ook in overeenstemming zijn met de doelstellingen en subsidiabiliteitscriteria die zijn vervat in de regels van de relevante programma's van de Unie. Over het gebruik van de EU-garantie moet worden beslist volgens de regels van het InvestEU-programma.

(35)  De InvestEU-advieshub moet de ontwikkeling van een robuuste pijplijn van investeringsprojecten in elk beleidsvenster ondersteunen door middel van adviesiniatieven die door de EIB-groep, andere adviespartners of rechtstreeks door de Commissie worden uitgevoerd. De InvestEU-advieshub moet geografische diversificatie bevorderen om bij te dragen aan de doelstellingen van de Unie in verband met economische, sociale en territoriale cohesie en om regionale verschillen te verminderen. De InvestEU-advieshub moet bijzondere aandacht besteden aan het samenvoegen van kleine projecten in grotere portefeuilles. De Commissie, de EIB-groep en de andere adviespartners moeten nauw samenwerken om te zorgen voor doeltreffendheid, synergieën en een daadwerkelijke geografische dekking van de steun in de gehele Unie, rekening houdend met de deskundigheid en lokale capaciteit van lokale uitvoerende partners, alsook met de Europese investeringsadvieshub. Daarnaast moet ▌in het kader van de InvestEU-advieshub worden voorzien in een centraal contactpunt voor bijstand voor projectontwikkeling die in het kader van de InvestEU-advieshub wordt geboden aan autoriteiten en projectontwikkelaars.

(35 bis)  De InvestEU-advieshub moet door de Commissie worden opgericht met de EIB-groep als voornaamste partner, en moet met name voortbouwen op de ervaring die is opgedaan in het kader van de Europese investeringsadvieshub. De Commissie is verantwoordelijk voor de aansturing van het beleid van de InvestEU-advieshub en voor het beheer van het centraal contactpunt. De EIB-groep voert adviesinitiatieven uit in het kader van de beleidsvensters. Daarnaast levert de EIB-groep operationele diensten aan de Commissie, onder meer door input te geven in verband met de strategische en beleidsrichtsnoeren, bestaande en opkomende adviesinitiatieven in kaart te brengen, de behoeften op het gebied van advies te beoordelen en de Commissie te adviseren over de beste methoden om tegemoet te komen aan deze behoeften door middel van bestaande of nieuwe adviesinitiatieven.

(36)  Om te zorgen voor een brede geografische spreiding van de adviesdiensten in de hele Unie en om met succes gebruik te maken van de lokale kennis over het InvestEU-fonds, moet waar nodig worden gezorgd voor een lokale aanwezigheid van de InvestEU-advieshub, rekening houdend met de bestaande steunregelingen en de aanwezigheid van lokale partners, teneinde tastbare, proactieve maatwerkhulp ter plaatse te bieden. Om het verlenen van ondersteunend advies op lokaal niveau te vergemakkelijken en te zorgen voor doeltreffendheid, synergieën en een daadwerkelijke geografische dekking van de steun in de gehele Unie, moet de InvestEU-advieshub samenwerken met nationale stimuleringsbanken of -instellingen en hun expertise benutten en toepassen.

(36 bis)  De InvestEU-advieshub moet ondersteunend advies verlenen aan kleine projecten en projecten voor start-ups, in het bijzonder wanneer start-ups hun investeringen in onderzoek en innovatie proberen te beschermen door intellectuele-eigendomsrechten zoals patenten aan te vragen, rekening houdend met bestaande synergieën en de totstandbrenging van nieuwe synergieën met andere diensten die dit soort activiteiten kunnen verrichten.

(37)  In het kader van het InvestEU-fonds moet worden voorzien in projectontwikkeling en is er behoefte aan steun voor capaciteitsopbouw om de organisatorische capaciteiten en marktontwikkelingsactiviteiten te ontwikkelen die nodig zijn om kwaliteitsprojecten tot stand te brengen. Bovendien is het de bedoeling de voorwaarden te scheppen voor de uitbreiding van het potentiële aantal subsidiabele ontvangers in zich ontwikkelende marktsegmenten, met name wanneer de geringe omvang van individuele projecten de transactiekosten op projectniveau aanzienlijk verhoogt, zoals voor het socialefinancieringsecosysteem, met inbegrip van liefdadigheidsorganisaties, en voor de culturele en creatieve sectoren. De steun voor capaciteitsopbouw moet ▌complementair en additioneel zijn ten opzichte van acties in het kader van andere programma's van de Unie die een specifiek beleidsterrein bestrijken. Er moeten inspanningen worden geleverd om de capaciteitsopbouw van potentiële projectontwikkelaars, met name lokale organisaties en autoriteiten, te ondersteunen.

(38)  Het InvestEU-portaal moet worden opgezet om te voorzien in een gemakkelijk toegankelijke en gebruikersvriendelijke projectdatabank ter bevordering van de zichtbaarheid van investeringsprojecten die financiering zoeken, met een sterkere focus op het verstrekken aan de uitvoerende partners van een mogelijke pijplijn van investeringsprojecten die verenigbaar is met het recht en het beleid van de Unie.

(39)  Ingevolge de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord voor beter wetgeven van 13 april 2016(12) moet het InvestEU-programma worden geëvalueerd op basis van informatie die aan de hand van specifieke monitoringvereisten is verzameld, waarbij overregulering en administratieve lasten, met name voor de lidstaten, moeten worden vermeden. Deze vereisten kunnen in voorkomend geval meetbare indicatoren omvatten als basis voor de evaluatie van de effecten van het InvestEU-programma in de praktijk.

(40)  Er moet een solide monitoringkader, gebaseerd op output-, resultaat- en impactindicatoren, worden geïmplementeerd om de vorderingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie te volgen. Om ervoor te zorgen dat verantwoording wordt afgelegd aan de Europese burgers, moet de Commissie jaarlijks verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad over de voortgang, het effect en de verrichtingen van het InvestEU-programma.

(41)  De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn neergelegd in het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, overheidsopdrachten, prijzen, indirecte uitvoering, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op basis van artikel 322 VWEU vastgestelde regels hebben ook betrekking op de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen ten aanzien van de rechtsstaat in de lidstaten, aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële basisvoorwaarde is voor een goed financieel beheer en effectieve EU-financiering.

(42)  Verordening (EU, Euratom) nr. [het nieuwe FR] is van toepassing op het InvestEU-programma. Zij stelt regels vast voor de uitvoering van de begroting van de Unie, met inbegrip van de regels inzake begrotingsgaranties.

(43)  Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad(13) (het "Financieel Reglement"), Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad(14), Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad(15), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad(16) en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad(17) moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, invordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (het "EOM") overgaan tot onderzoek en vervolging van ▌strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden, in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad(18). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM wat betreft de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939, en de Europese Rekenkamer, alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

(44)  Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen aan programma's van de Unie deelnemen in het kader van de samenwerking die is ingesteld bij de EER-Overeenkomst, die voorziet in de uitvoering van de programma's door middel van een besluit op grond van die overeenkomst. Derde landen kunnen ook op basis van andere rechtsinstrumenten deelnemen. Er moet een specifieke bepaling in deze verordening worden opgenomen ter verlening van de nodige rechten en toegang aan de bevoegde ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.

(45)  Krachtens [referentie in voorkomend geval bijwerken overeenkomstig een nieuw LGO-besluit: artikel 88 van Besluit 2013/755/EU van de Raad] zijn personen en entiteiten die zijn gevestigd in landen en gebieden overzee subsidiabel overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het InvestEU-programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het betrokken land of gebied overzee banden heeft.

(46)  Om de niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen met investeringsrichtsnoeren en een scorebord van indicatoren om een snelle en flexibele aanpassing van de prestatie-indicatoren te vergemakkelijken en om het voorzieningspercentage aan te passen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de opstelling van de investeringsrichtsnoeren voor de financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van verschillende beleidsvensters, het scorebord, de wijziging van bijlage III bij deze verordening om de indicatoren te herzien of aan te vullen, en de aanpassing van het voorzieningspercentage. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel moeten dergelijke investeringsrichtsnoeren passende bepalingen omvatten om onnodige administratieve lasten te voorkomen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen plaatsvinden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(47)  Het InvestEU-programma moet tekortkomingen van de markt ▌en suboptimale investeringssituaties in de hele Unie en/of in specifieke lidstaten aanpakken en voorzien in Uniebrede markttests van innovatieve financiële producten en systemen om deze te verspreiden voor complexe tekortkomingen van de markt. Bijgevolg is optreden op het niveau van de Unie gerechtvaardigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Voorwerp

Bij deze verordening wordt het InvestEU-fonds ingesteld dat voorziet in een EU-garantie ter ondersteuning van financierings- en investeringsverrichtingen van de uitvoerende partners ter ondersteuning van het interne beleid van de Unie.

Bij deze verordening wordt ook een adviesmechanisme ingesteld om de ontwikkeling van voor investering in aanmerking komende projecten en de toegang tot financiering te ondersteunen en te voorzien in daarmee samenhangende capaciteitsopbouw ("InvestEU-advieshub"). Voorts wordt voorzien in een databank om zichtbaarheid te verlenen aan projecten waarvoor projectontwikkelaars financiering zoeken, en om investeerders informatie te verstrekken over investeringskansen ("InvestEU-portaal").

In deze verordening worden de doelstellingen van het InvestEU-programma, de begroting en de bedragen voor de EU-garantie voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1)  "blendingverrichtingen": door de EU-begroting ondersteunde verrichtingen, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun of terugbetaalbare steun of beide instrumenten uit de begroting van de Unie worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders; voor de toepassing van deze definitie kunnen programma's van de Unie die worden gefinancierd uit andere bronnen dan de begroting van de Unie, zoals het innovatiefonds van de EU-regeling voor de handel in emissierechten (ETS), worden gelijkgesteld met door de begroting van de Unie gefinancierde programma's van de Unie;

(1 bis)  "EIB": de Europese Investeringsbank;

(1 ter)  "EIB-groep": de Europese Investeringsbank en haar dochterondernemingen, of andere entiteiten als omschreven in artikel 28, lid 1, van de statuten van de EIB;

(1 quater)  "financiële bijdrage": een bijdrage van een uitvoerende partner in de vorm van eigen risicodragende capaciteit die op gelijke voet (pari passu) met de EU-garantie wordt verstrekt, of in een andere vorm die een doeltreffende uitvoering van het InvestEU-programma mogelijk maakt en een passende afstemming van belangen waarborgt;

(1 quinquies)  "bijdrageovereenkomst": het rechtsinstrument waarbij de Commissie en een of meerdere lidstaten de voorwaarden voor de EU-garantie in het lidstaatcompartiment specificeren, als bepaald in artikel 9;

(2)  "EU-garantie": een door de begroting van de Unie verstrekte algemene, onherroepelijke, onvoorwaardelijke en afroepbare garantie volgens welke de begrotingsgaranties overeenkomstig [artikel 219, lid 1,] van het [Financieel Reglement] van kracht worden door de ondertekening van individuele garantieovereenkomsten met uitvoerende partners;

(3)  "financieel product": een financieel mechanisme of een financiële regeling ▌ krachtens welke de uitvoerende partner directe financiering of financiering via intermediairs aan eindontvangers verstrekt in een van de vormen als bedoeld in artikel 13;

(4)  "financierings- en/of investeringsverrichtingen": verrichtingen waarbij financiering aan eindontvangers op directe of indirecte wijze in de vorm van financiële producten wordt verstrekt, die door een uitvoerende partner in eigen naam worden uitgevoerd, in overeenstemming met zijn interne regels, beleid en procedures worden verstrekt en in zijn eigen financiële rekeningen worden verwerkt of, indien van toepassing, in de toelichting bij de financiële rekeningen worden vermeld;

(5)  "fondsen onder gedeeld beheer": fondsen die in de mogelijkheid voorzien om een bedrag daarvan toe te wijzen aan de voorziening voor een begrotingsgarantie in het lidstaatcompartiment van het InvestEU-fonds, namelijk het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds+ (ESF+), het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo);

(6)  "garantieovereenkomst": het rechtsinstrument waarbij de Commissie en een uitvoerende partner bepalen onder welke voorwaarden voor financierings- of investeringsverrichtingen het voordeel van de EU-garantie moet worden voorgesteld, de begrotingsgarantie voor deze verrichtingen moet worden verleend en deze in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening moeten worden uitgevoerd;

(7)  "uitvoerende partner": de in aanmerking komende tegenpartij zoals een financiële instelling of een andere intermediair waarmee de Commissie een garantieovereenkomst ▌ ondertekent;

(8)  "InvestEU-advieshub": de technische bijstand als omschreven in artikel 20;

(8 bis)  "adviesovereenkomst": het rechtsinstrument waarbij de Commissie en de adviespartner de voorwaarden voor de uitvoering van de InvestEU-advieshub specificeren;

(8 ter)  "adviesinitiatief": technische bijstand en adviesdiensten ter ondersteuning van investeringen, met inbegrip van acties voor capaciteitsopbouw als omschreven in artikel 20, leden 1 en 2, die worden uitgevoerd door een adviespartner, door een externe dienstverlener in opdracht van de Commissie, of door een uitvoerend agentschap;

(8 quater)  "adviespartner": de in aanmerking komende entiteit zoals een financiële instelling of een andere entiteit waarmee de Commissie een overeenkomst sluit om een of meer adviesinitiatieven uit te voeren, behalve de adviesinitiatieven die door een externe dienstverlener in opdracht van de Commissie of door een uitvoerend agentschap worden uitgevoerd;

(9)  "InvestEU-portaal": de databank als omschreven in artikel 21;

(10)  "InvestEU-programma": het InvestEU-fonds, de InvestEU-advieshub, het InvestEU-portaal en de blendingverrichtingen gezamenlijk;

(10 ter)  "investeringsplatformen": special purpose vehicles, beheerde rekeningen, contractuele regelingen voor medefinanciering of risicodeling dan wel met andere middelen opgezette regelingen die entiteiten als middel gebruiken om bij te dragen aan de financiering van een aantal investeringsprojecten, en waartoe kunnen behoren:

(a)  nationale of subnationale platformen waarin diverse investeringsprojecten op het grondgebied van een bepaalde lidstaat worden gebundeld,

(b)  grensoverschrijdende, meerlanden-, regionale of macroregionale platformen waarin partners uit diverse lidstaten, regio's of derde landen worden samengebracht die geïnteresseerd zijn in projecten in een bepaald geografisch gebied,

(c)  thematische platformen waarin investeringsprojecten binnen een bepaalde sector worden gebundeld;

(11)  "microfinanciering": microfinanciering als omschreven in Verordening [[ESF+] nummer];

(13)  "nationale stimuleringsbanken of -instellingen" (NPBI's): juridische entiteiten die beroepsmatig financiële activiteiten verrichten en van een lidstaat of een entiteit van een lidstaat op centraal, regionaal of lokaal niveau de opdracht hebben gekregen om ontwikkelings- of stimuleringsactiviteiten te verrichten;

(14)  "kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's)": micro-, kleine en middelgrote ondernemingen als omschreven in de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie(19);

(15)  "kleine midcap-ondernemingen": entiteiten met maximaal 499 werknemers die geen kmo zijn;

(16)  "sociale onderneming": een sociale onderneming als omschreven in Verordening [[ESF+] nummer];

(17)  "derde land": een land dat geen lidstaat van de Unie is.

Artikel 3

Doelstellingen van het InvestEU-programma

1.  De algemene doelstelling van het InvestEU-programma is de ondersteuning van de beleidsdoelstellingen van de Unie door middel van financierings- en investeringsverrichtingen die bijdragen tot:

(a)  het concurrentievermogen van de Unie, waaronder onderzoek, innovatie en digitalisering;

(b)  groei en werkgelegenheid in de economie van de Unie, alsook de duurzaamheid en de ecologische en klimaatgerelateerde aspecten van de economie die bijdragen aan de verwezenlijking van de SDG's en de doelstellingen van de Klimaatovereenkomst van Parijs en aan het scheppen van hoogwaardige banen;

(c)  de sociale veerkracht ▌, de inclusiviteit en het innovatievermogen van de Unie;

(c bis)  de bevordering van wetenschappelijke en technologische vooruitgang, van cultuur, onderwijs en opleiding;

(d)  de integratie van de kapitaalmarkten van de Unie en de versterking van de eengemaakte markt, met inbegrip van oplossingen om de fragmentatie van de kapitaalmarkten van de Unie aan te pakken, meer diversiteit te brengen in de financieringsbronnen voor ondernemingen in de Unie en houdbare financiering te bevorderen;

(d bis)   de bevordering van economische, sociale en territoriale cohesie.

2.  De specifieke doelstellingen van het InvestEU-programma zijn:

(a)  ondersteuning van financierings- en investeringsverrichtingen in duurzame infrastructuur op de gebieden bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a);

(b)  ondersteuning van financierings- en investeringsverrichtingen in onderzoek, innovatie en digitalisering, waaronder ondersteuning voor de opschaling van innovatieve bedrijven en de invoering van technologieën op de markt;

(c)  verbetering van de toegang tot en de beschikbaarheid van financiering voor, alsook de versterking van het wereldwijde concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen en ▌midcap-ondernemingen;

(d)  verbetering van de toegang tot en de beschikbaarheid van microfinanciering en financiering voor sociale ondernemingen, ondersteuning van financierings- en investeringsverrichtingen met betrekking tot sociale investeringen, competenties en vaardigheden en ontwikkeling en consolidatie van markten voor sociale investeringen, op de gebieden als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder d).

Artikel 4

Begroting en bedrag van de EU-garantie

1.  De EU-garantie ten behoeve van het EU-compartiment als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), bedraagt 40 817 500 000 EUR (lopende prijzen). Er wordt een voorzieningspercentage van 40 % ingesteld.

Een bijkomend bedrag van de EU-garantie kan worden verstrekt ten behoeve van het lidstaatcompartiment bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), op voorwaarde dat de overeenstemmende bedragen overeenkomstig [artikel 10, lid 1,] van Verordening [[VGB] nummer](20) en artikel [75, lid 1,] van Verordening [inzake GLB-plannen] nummer](21) door de lidstaten worden toegewezen.

Een bijkomend bedrag van de EU-garantie kan door de lidstaten in de vorm van contanten worden verstrekt ten behoeve van het lidstaatcompartiment.

De bijdragen van derde landen als bedoeld in artikel 5 verhogen eveneens de EU-garantie als bedoeld in de eerste alinea, door het verstrekken van een volledige voorziening in contanten overeenkomstig [artikel 218, lid 2,] van het [Financieel Reglement].

2.  De indicatieve verdeling van het bedrag bedoeld in de eerste alinea van lid 1 wordt vastgesteld in bijlage I bij deze verordening. De Commissie kan de in bijlage I bedoelde bedragen indien nodig verhogen met maximaal 15 % voor elke doelstelling. Zij stelt het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van eventuele wijzigingen.

3.  De financiële middelen voor de uitvoering van de maatregelen bedoeld in de hoofdstukken V en VI bedragen 525 000 000 EUR (lopende prijzen).

4.  Het in lid 3 bedoelde bedrag kan ook worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de uitvoering van het InvestEU-programma, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, met inbegrip van bedrijfsinformatietechnologiesystemen.

Artikel 5

Met het InvestEU-fonds geassocieerde derde landen

Het EU-compartiment van het InvestEU-fonds bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), en elk van de beleidsvensters bedoeld in artikel 7, lid 1, kunnen bijdragen van de volgende derde landen ontvangen om deel te nemen aan bepaalde financiële producten overeenkomstig [artikel 218, lid 2,] van het [Financieel Reglement]:

(a)  landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden;

(b)  toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor hun deelname aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;

(c)  landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programma's van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die landen;

(d)  derde landen, in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan programma's van de Unie, op voorwaarde dat de overeenkomst:

(i)  een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan programma's van de Unie deelneemt,

(ii)  de voorwaarden voor deelname aan de programma's vaststelt, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan afzonderlijke programma's en de administratieve kosten ervan. Deze bijdragen worden aangemerkt als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel [21, lid 5,] van het [Financieel Reglement],

(iii)  het derde land geen beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het programma verleent,

(iv)  de rechten van de Unie waarborgt om te zorgen voor een goed financieel beheer en haar financiële belangen te beschermen.

Artikel 6

Uitvoering en vormen van financiering door de Unie

1.  De EU-garantie wordt ten uitvoer gelegd in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), ii), iii), v) en vi), van het Financieel Reglement. Andere vormen van EU-financiering uit hoofde van deze verordening worden ten uitvoer gelegd in direct of indirect beheer in overeenstemming met het Financieel Reglement, met inbegrip van subsidies die ten uitvoer worden gelegd in overeenstemming met titel VIII daarvan en blendingverrichtingen die overeenkomstig dit artikel ten uitvoer worden gelegd, zo vlot mogelijk en met het oog op een efficiënte en coherente ondersteuning van het beleid van de Unie.

2.  Door de EU-garantie gedekte financierings- en investeringsverrichtingen die deel uitmaken van blendingverrichtingen waarbij steun uit hoofde van deze verordening wordt gecombineerd met steun uit hoofde van een of meerdere andere programma's van de Unie of uit hoofde van het innovatiefonds van de EU-regeling voor de handel in emissierechten (ETS):

(a)  zijn in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen en voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen die zijn vastgesteld in de regels van het programma van de Unie op grond waarvan de steun is toegekend;

(b)  nemen de bij deze verordening vastgestelde regels in acht.

3.  Blendingverrichtingen met een financieringsinstrument dat volledig door andere programma's van de Unie of door het ETS-innovatiefonds zonder gebruik van de EU-garantie uit hoofde van deze verordening wordt gefinancierd, voldoen aan de beleidsdoelstellingen en criteria om in aanmerking te komen die zijn vastgesteld in de regels van het programma van de Unie op grond waarvan de steun is toegekend.

4.  Overeenkomstig artikel 6, lid 2, wordt over de niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financieringsinstrumenten uit de begroting van de Unie die deel uitmaken van de blendingverrichting bedoeld in de leden 2 en 3, beslist volgens de regels van het desbetreffende programma van de Unie en worden deze in de blendingverrichting ten uitvoer gelegd in overeenstemming met deze verordening en [titel X] van het [Financieel Reglement].

De verslaglegging omvat ook informatie over de overeenstemming met de beleidsdoelstellingen en de criteria om in aanmerking te komen die zijn vastgesteld in de regels van het programma van de Unie op grond waarvan de steun is toegekend, alsmede over de naleving van deze verordening.

HOOFDSTUK II

InvestEU-fonds

Artikel 7

Beleidsvensters

1.  Het InvestEU-fonds verricht zijn activiteiten via de volgende beleidsvensters die tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties behandelen binnen hun specifiek toepassingsgebied:

(a)  beleidsvenster voor duurzame infrastructuur: omvat duurzame investeringen op het gebied van vervoer, met inbegrip van multimodaal vervoer, verkeersveiligheid, in overeenstemming met de doelstelling van de EU om uiterlijk in 2050 een einde te maken aan verkeersongevallen met doden en zwaargewonden, renovatie en onderhoud van spoor- en weginfrastructuur, energie, met name hernieuwbare energie, energie-efficiëntie overeenkomstig het energiekader voor 2030, renovatieprojecten gericht op het energiezuinig maken van gebouwen en de integratie van gebouwen in een verbonden energie-, opslag-, digitaal en vervoerssysteem, een grotere mate van interconnectie, digitale connectiviteit en toegang, onder meer in plattelandsgebieden, levering en verwerking van grondstoffen, ruimtevaart, oceanen, water, waaronder binnenwateren, afvalpreventie volgens de beginselen van de afvalhiërarchie en de circulaire economie, natuur en andere milieu-infrastructuur, uitrusting, mobiele activa en invoering van innovatieve technologieën die bijdragen aan de doelstellingen inzake milieu- en klimaatveerkracht of sociale duurzaamheid van de Unie of aan beide, en voldoen aan de normen van de Unie inzake milieu of sociale duurzaamheid;

(b)  beleidsvenster voor onderzoek, innovatie en digitalisering: omvat activiteiten op het gebied van onderzoek, productontwikkeling en innovatie, overdracht van technologieën en onderzoeksresultaten aan de markt, het stimuleren van marktaanjagers en samenwerking tussen ondernemingen, demonstratie en invoering van innovatieve oplossingen en steun voor opschaling van ▌innovatieve ondernemingen ▌, en digitalisering van het bedrijfsleven in de Unie;

(c)  beleidsvenster voor kleine en middelgrote ondernemingen: toegang tot en beschikbaarheid van financiering, in de eerste plaats voor kleine en middelgrote ondernemingen, waaronder innovatieve kmo's en kmo's uit de culturele en creatieve sectoren, en ▌kleine midcap-ondernemingen;

(d)  beleidsvenster voor sociale investeringen en vaardigheden: omvat microfinanciering, financiering voor sociale ondernemingen en sociale economie en maatregelen ter bevordering van vaardigheden inzake gendergelijkheid, educatie, opleiding en aanverwante diensten; sociale infrastructuur (met inbegrip van gezondheids- en onderwijsinfrastructuur en sociale woningen en studentenwoningen); sociale innovatie; gezondheidszorg en langdurige zorg; inclusiviteit en toegankelijkheid; culturele en creatieve activiteiten met een maatschappelijk doel; integratie van kwetsbare personen, waaronder onderdanen van derde landen.

2.  Wanneer een financierings- of investeringsverrichting die aan het in artikel 19 bedoelde investeringscomité wordt voorgesteld, onder meer dan één beleidsvenster valt, wordt deze toegewezen aan het venster waaronder haar voornaamste doelstelling of de voornaamste doelstelling van de meeste van haar subprojecten valt, tenzij de investeringsrichtsnoeren anders bepalen.

3.  Financierings- en investeringsverrichtingen worden gescreend om na te gaan of ze milieu-, klimaat-, en sociale effecten met zich meebrengen, en indien dit het geval is, worden ze onderworpen aan een toetsing van hun duurzaamheid op het gebied van klimaat-, milieu- en sociale effecten, om milieuschade te beperken en om maximale klimaat-, milieu- en sociale voordelen te verwezenlijken. Met dat doel verstrekken ontwikkelaars die om financiering verzoeken passende informatie op basis van door de Commissie op te stellen richtsnoeren. Projecten die een bepaalde omvang zoals omschreven in de richtsnoeren niet overschrijden, worden uitgesloten van de toetsing. Projecten die niet stroken met de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen komen niet in aanmerking voor steun uit hoofde van deze verordening.

De richtsnoeren van de Commissie zijn in overeenstemming met de milieudoelstellingen en -normen van de Unie en maken het mogelijk:

(a)  wat aanpassing betreft, de weerbaarheid ten aanzien van potentiële ongunstige gevolgen van klimaatverandering te verzekeren door middel van een kwetsbaarheids- en risicobeoordeling, met inbegrip van toepasselijke aanpassingsmaatregelen, en wat beperking betreft, de kosten van broeikasgasemissies en de positieve effecten van mitigerende maatregelen in de kosten-batenanalyse op te nemen;

(b)  rekenschap te geven van geconsolideerde projectimpact met betrekking tot de voornaamste bestanddelen van het natuurlijk kapitaal op het gebied van lucht, water, land en biodiversiteit;

(c)  de sociale gevolgen in te schatten, onder meer voor gendergelijkheid, de sociale inclusie van bepaalde gebieden of bevolkingsgroepen, en de economische ontwikkeling van gebieden en sectoren die getroffen zijn door structurele uitdagingen, bijvoorbeeld in verband met de noodzakelijke transitie naar een koolstofarme economie;

(c bis)  projecten aan te merken die stroken met de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen;

(c ter)  uitvoerende partners te begeleiden bij de screening waarin is voorzien in de eerste alinea van lid 3. Wanneer de uitvoerende partner concludeert dat er geen duurzaamheidstoets moet worden verricht, verstrekt hij hiervoor een motivering aan het investeringscomité.

4.  De uitvoerende partners verstrekken de nodige informatie voor het volgen van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake klimaat en milieu, op basis van de door de Commissie te verstrekken richtsnoeren.

5.  De uitvoerende partners streven ernaar dat ten minste 55 % van de investeringen uit hoofde van het beleidsvenster voor duurzame infrastructuur bijdraagt tot de doelstellingen van de Unie inzake klimaat en milieu.

De Commissie tracht er samen met de uitvoerende partners voor te zorgen dat het deel van de begrotingsgarantie dat wordt gebruikt voor het beleidsvenster voor duurzame infrastructuur wordt verdeeld met het oog op een evenwicht op de verschillende gebieden.

6.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de investeringsrichtsnoeren voor elk van de beleidsvensters te bepalen. De investeringsrichtsnoeren worden in nauwe samenspraak met de EIB-groep en andere potentiële uitvoerende partners opgesteld.

6 bis.  De Commissie stelt de informatie over de toepassing of interpretatie van de investeringsrichtsnoeren ter beschikking van de uitvoerende partners, het investeringscomité en de adviespartners.

Artikel 8

Compartimenten

1.  De beleidsvensters bedoeld in artikel 7, lid 1, bestaan elk uit twee compartimenten die ▌tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties behandelen als volgt:

(a)  het EU-compartiment behandelt een van de volgende situaties:

(i)  tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties met betrekking tot beleidsprioriteiten van de Unie ▌,

(ii)  ▌tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties in de hele Unie en/of in specifieke lidstaten, of

(iii)  ▌tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties, met name nieuwe of complexe gevallen waarvoor de ontwikkeling van innovatieve financiële oplossingen en marktstructuren noodzakelijk is;

(b)  het lidstaatcompartiment behandelt specifieke tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties in een of meerdere regio's of lidstaten om te voldoen aan de beleidsdoelstellingen van de bijdragende fondsen onder gedeeld beheer, met name ter versterking van de economische, sociale en territoriale cohesie in de Europese Unie door onevenwichtigheden tussen de regio's aan te pakken.

2.  De in lid 1 bedoelde compartimenten worden in voorkomend geval op complementaire wijze ▌gebruikt ter ondersteuning van een financierings- of investeringsverrichting, onder meer door steun van beide compartimenten te combineren.

Artikel 9

Specifieke bepalingen die van toepassing zijn op het lidstaatcompartiment

1.  Bedragen die door een lidstaat op vrijwillige basis zijn toegewezen krachtens artikel [10, lid 1,] van Verordening [[VGB] nummer] of artikel [75, lid 1,] van Verordening [inzake GLB-plannen] nummer] worden gebruikt voor de voorziening van het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment ter dekking van financierings- en investeringsverrichtingen in de betrokken lidstaat, of voor de eventuele bijdrage uit fondsen onder gedeeld beheer aan de InvestEU-advieshub. Die bedragen helpen bij de verwezenlijking van de geselecteerde beleidsdoelstellingen van de partnerschapsovereenkomst en de programma's die bijdragen tot InvestEU.

Uit hoofde van artikel 4, lid 1, derde alinea, toegewezen bedragen worden gebruikt voor de voorziening van de garantie.

2.  Om dat gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment in te stellen, wordt een bijdrageovereenkomst gesloten tussen de lidstaat en de Commissie.

Artikel 9, lid 2, vierde alinea, en artikel 9, lid 5, zijn niet van toepassing op het bijkomende bedrag waarin een lidstaat voorziet uit hoofde van artikel 4, lid 1, derde alinea.

De bepalingen van dit artikel die betrekking hebben op bedragen die zijn toegewezen uit hoofde van artikel 10, lid 1, van Verordening [[VGB] nummer] of artikel 75, lid 1, van Verordening [inzake GLB-plannen] nummer] zijn niet van toepassing op een bijdrageovereenkomst betreffende een bijkomend bedrag dat door een lidstaat wordt toegewezen als bedoeld in artikel 4, lid 1, derde alinea.

De lidstaat en de Commissie sluiten de bijdrageovereenkomst of een wijziging daarvan binnen vier maanden na het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de partnerschapsovereenkomst of het GLB-plan of gelijktijdig met het besluit van de Commissie tot wijziging van een programma of een GLB-plan.

Twee of meer lidstaten kunnen een gezamenlijke bijdrageovereenkomst met de Commissie sluiten.

In afwijking van [artikel 211, lid 1,] van het [Financieel Reglement] wordt het voorzieningspercentage voor de EU-garantie in het lidstaatcompartiment vastgesteld op 40 % en kan het in elke bijdrageovereenkomst opwaarts of neerwaarts worden aangepast om rekening te houden met de risico's die verbonden zijn aan de voor gebruik in aanmerking komende financiële producten.

3.  De bijdrageovereenkomst bevat ten minste de volgende elementen:

(a)  het totale bedrag van het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment dat aan de lidstaat toebehoort, het voorzieningspercentage daarvan, het bedrag van de bijdrage uit fondsen onder gedeeld beheer, de opbouwperiode van de voorziening in overeenstemming met het jaarlijks financieel plan en het bedrag van de daaruit voortspruitende voorwaardelijke verplichting die met de door de betrokken lidstaat te verstrekken back-to-backgarantie moet worden gedekt;

(b)  de strategie van de lidstaat met de financiële producten en hun minimale hefboomeffect, de geografische dekking, waaronder indien nodig de regionale dekking, de projecttypes, de investeringsperiode en indien van toepassing, de categorieën van eindontvangers en in aanmerking komende intermediairs;

(c)  de potentiële uitvoerende partner of partners, voorgesteld overeenkomstig artikel 12, en de verplichting voor de Commissie om de lidstaat te informeren over de geselecteerde uitvoerende partner of partners;

(d)  de mogelijke bijdrage uit de fondsen onder gedeeld beheer aan de InvestEU-advieshub;

(e)  de jaarlijkse verslagleggingsverplichtingen ten aanzien van de lidstaat, met inbegrip van de verslaglegging in overeenstemming met de ▌relevante indicatoren met betrekking tot de beleidsdoelstellingen die aan bod komen in de partnerschapsovereenkomst of het programma en in de bijdrageovereenkomst zijn vermeld;

(f)  bepalingen over de vergoeding van het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment;

(g)  mogelijke combinatie met middelen uit het EU-compartiment, onder meer in een gelaagde structuur om in overeenstemming met artikel 8, lid 2, een betere risicodekking te bereiken.

4.  De bijdrageovereenkomsten worden door de Commissie ten uitvoer gelegd door middel van garantieovereenkomsten gesloten met de uitvoerende partners overeenkomstig artikel 14 en adviesovereenkomsten gesloten met de adviespartners.

Indien binnen negen maanden na de ondertekening van de bijdrageovereenkomst geen garantieovereenkomst is gesloten of het bedrag van de bijdrageovereenkomst niet volledig is vastgelegd door middel van een of meerdere garantieovereenkomsten, wordt in het eerste geval de bijdrageovereenkomst in onderling overleg beëindigd of verlengd, of in het tweede geval dienovereenkomstig gewijzigd ▌. Het niet-gebruikte bedrag van de voorziening dat afkomstig is van bedragen die door de lidstaten uit hoofde van artikel [10, lid 1,] van Verordening [[VGB] nummer] of artikel [75, lid 1,] van Verordening [inzake GLB-plannen] nummer] zijn toegewezen, wordt opnieuw gebruikt overeenkomstig [artikel 10, lid 5,] van Verordening [[VGB] nummer] en artikel [75, lid 5,] van Verordening [[inzake GLB-plannen] nummer]. Het niet-gebruikte bedrag van de voorziening dat afkomstig is van bedragen die door een lidstaat uit hoofde van artikel 4, lid 1, derde alinea, zijn toegewezen, wordt aan de lidstaat terugbetaald.

Indien de garantieovereenkomst niet naar behoren ten uitvoer is gelegd binnen een termijn vastgesteld in artikel [10, lid 6,] van Verordening [[VGB] nummer] of in artikel [75, lid 6,] van Verordening [inzake GLB-plannen] nummer], wordt de bijdrageovereenkomst gewijzigd ▌. Het niet-gebruikte bedrag van de voorziening dat afkomstig is van bedragen die door de lidstaten uit hoofde van artikel [10, lid 1,] van Verordening [[VGB] nummer] of artikel [75, lid 1,] van Verordening [inzake GLB-plannen] nummer] zijn toegewezen, wordt opnieuw gebruikt overeenkomstig [artikel 10, lid 5,] van Verordening [[VGB] nummer] en artikel [75, lid 5,] van Verordening [[inzake GLB-plannen] nummer]. Het niet-gebruikte bedrag van de voorziening dat afkomstig is van bedragen die door een lidstaat uit hoofde van artikel 4, lid 1, derde alinea, zijn toegewezen, wordt aan de lidstaat terugbetaald.

5.  De volgende regels zijn van toepassing op de voorziening voor het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment dat bij de bijdrageovereenkomst is ingesteld:

(a)  na de opbouwfase bedoeld in lid 3, onder a), van dit artikel wordt elk jaarlijks overschot van voorzieningen, berekend door vergelijking tussen het bedrag van voorzieningen dat vereist is door het voorzieningspercentage en de daadwerkelijke voorzieningen, opnieuw gebruikt in overeenstemming met [artikel 10, lid 7,] van Verordening [VGB] en artikel [75, lid 7,] van Verordening [inzake GLB-plannen] nummer];

(b)  in afwijking van [artikel 213, lid 4,] van het [Financieel Reglement] geeft de voorziening na de in lid 3, onder a), van dit artikel bedoelde opbouwfase tijdens de beschikbaarheid van dat gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment geen aanleiding tot jaarlijkse aanvullingen;

(c)  de Commissie stelt de lidstaat onmiddellijk in kennis wanneer het niveau van de voorzieningen voor het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment als gevolg van een beroep op dat gedeelte van de EU-garantie onder 20 % van de initiële voorziening valt;

(d)  indien het niveau van de voorzieningen voor dat gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment 10 % van de initiële voorziening bereikt, verstrekt de betrokken lidstaat aan het gemeenschappelijk voorzieningsfonds op verzoek van de Commissie maximaal 5 % van de initiële voorziening.

HOOFDSTUK II BIS

PARTNERSCHAP TUSSEN DE COMMISSIE EN DE EIB-GROEP

Artikel 9 bis

Reikwijdte van het partnerschap

1.  De Commissie en de EIB-groep brengen in het kader van deze verordening een partnerschap tot stand dat als doel heeft de uitvoering en de samenhang, inclusiviteit, additionaliteit en efficiënte invoering van het programma te ondersteunen. Overeenkomstig de bepalingen van deze verordening en als nader gespecificeerd in de in lid 2 bedoelde overeenkomsten, gelden voor de EIB-groep de volgende bepalingen:

(a)  zij zorgt voor de uitvoering van het aandeel van de EU-garantie als gespecificeerd in artikel 10, lid 1 ter;

(b)  zij biedt ondersteuning voor de uitvoering van het EU-compartiment, en in voorkomend geval en overeenkomstig artikel 12, lid 1, het lidstaatcompartiment van het InvestEU-fonds, met name door:

(i)  samen met potentiële uitvoerende partners een bijdrage te leveren aan de investeringsrichtsnoeren overeenkomstig artikel 7, lid 6, en aan het opstellen van het scorebord overeenkomstig artikel 19, lid 1 bis, en andere documenten waarin de operationele richtsnoeren van het InvestEU-fonds worden vastgesteld,

(ii)  samen met de Commissie en potentiële uitvoerende partners de risicomethodologie en het systeem voor het in kaart brengen van de risico's met betrekking tot de financierings- en investeringsverrichtingen van de uitvoerende partners vast te stellen, zodat deze verrichtingen kunnen worden beoordeeld op basis van een gemeenschappelijke beoordelingsschaal,

(iii)  op verzoek van de Commissie en met instemming van de betrokken potentiële uitvoerende partner een beoordeling uit te voeren en gericht technisch advies te verstrekken in verband met de systemen van die potentiële uitvoerende partner, indien en voor zover dit vereist is op basis van de conclusies van de audit met betrekking tot de pijlerbeoordeling in het licht van de uitvoering van de financiële producten als gepland door die potentiële uitvoerende partner,

(iv)  een niet-bindend advies te verstrekken over de bankgerelateerde aspecten, met name het financiële risico en de financiële voorwaarden in verband met het aandeel van de EU-garantie dat aan de uitvoerende partner zal worden toegewezen als vastgesteld in de garantieovereenkomsten die met andere uitvoerende partners dan de EIB-groep worden gesloten. In voorkomend geval gaat de Commissie in gesprek met de uitvoerende partner op basis van de bevindingen van het advies. Zij stelt de EIB-groep op de hoogte van het resultaat van haar besluitvorming.

(v)  simulaties en prognoses op te stellen over het financiële risico en de vergoeding van de samengevoegde portefeuille op basis van met de Commissie afgesproken hypothesen,

(vi)  in verband met de samengevoegde portefeuille metingen van het financiële risico te verrichten en te zorgen voor financiële verslaglegging, en

(vii)  de in de overeenkomst als bedoeld in artikel 9 bis, lid 2, onder b), vastgestelde herstructurerings- en invorderingsdiensten te verstrekken aan de Commissie, op verzoek van de Commissie en met instemming van de uitvoerende partner, in overeenstemming met artikel 14, lid 2, onder g), wanneer de uitvoerende partner uit hoofde van de desbetreffende garantieovereenkomst niet langer verantwoordelijk is voor het verrichten van herstructurerings- en invorderingsactiviteiten;

(c)  zij kan op verzoek van een nationale stimuleringsbank of -instelling zorgen voor capaciteitsopbouw als bedoeld in artikel 20, lid 2, onder f), aan die nationale stimuleringsbank of -instelling en/of andere diensten die verband houden met de uitvoering van door de EU-garantie ondersteunde financiële producten;

(d)  in verband met de InvestEU-advieshub:

(i)  krijgt zij een bedrag van maximaal [375] miljoen EUR toegewezen van de in artikel 4, lid 3, bedoelde financiële middelen voor adviesinitiatieven en de onder ii), bedoelde operationele taken,

(ii)  verstrekt zij advies aan de Commissie en verricht zij operationele taken, die worden vastgelegd in de in artikel 9 bis, lid 2, onder c), bedoelde overeenkomst, door:

1.  de Commissie te ondersteunen bij de ontwikkeling, oprichting en werking van de InvestEU-advieshub,

2.  een beoordeling te verrichten van verzoeken om adviesdiensten die volgens de Commissie niet onder bestaande adviesinitiatieven vallen, ter ondersteuning van het toewijzingsbesluit van de Commissie,

3.  nationale stimuleringsbanken of -instellingen te ondersteunen door op hun verzoek te zorgen voor capaciteitsopbouw als bedoeld in artikel 20, lid 2, onder f), in verband met de ontwikkeling van hun adviescapaciteiten om deel te nemen aan adviesinitiatieven,

4.  op verzoek van de Commissie en van een potentiële adviespartner, en met instemming van de EIB-groep, namens de Commissie overeenkomsten te sluiten met adviespartners voor het uitvoeren van adviesinitiatieven.

De EIB-groep waarborgt dat de uitvoering van de in lid 1, onder d), ii), genoemde taken volledig onafhankelijk verloopt van haar rol als adviespartner.

2.  De bankgerelateerde informatie die uit hoofde van lid 1, onder b), ii), iv), v) en vi), aan de EIB-groep wordt doorgegeven, is beperkt tot informatie die strikt noodzakelijk is om de EIB-groep in staat te stellen haar verplichtingen uit hoofde van deze punten te vervullen. De Commissie omschrijft in nauwe samenspraak met de EIB-groep en potentiële uitvoerende partners de aard en de reikwijdte van bovengenoemde informatie, met inachtneming van de voorschriften inzake goed financieel beheer van de EU-garantie, rechtmatige belangen van de uitvoerende partner ten aanzien van commercieel gevoelige informatie en de behoeften van de EIB-groep om te kunnen voldoen aan haar verplichtingen uit hoofde van die punten.

3.  De modaliteiten van het partnerschap worden vastgelegd in overeenkomsten, die het volgende omvatten:

(a)  in verband met de toekenning en uitvoering van het aandeel van de EU-garantie als gespecificeerd in artikel 10, lid 1 ter:

(i)  een garantieovereenkomst tussen de Commissie en de EIB-groep, of

(ii)  afzonderlijke garantieovereenkomsten tussen de Commissie en de EIB en/of een dochteronderneming of andere entiteit als omschreven in artikel 28, lid 1, van de statuten van de EIB;

(b)  een overeenkomst tussen de Commissie en de EIB-groep met betrekking tot lid 1, onder b) en c);

(c)  een overeenkomst tussen de Commissie en de EIB-groep met betrekking tot de InvestEU-advieshub;

(d)  dienstenovereenkomsten tussen de EIB-groep en nationale stimuleringsbanken of -instellingen met betrekking tot capaciteitsopbouw en andere diensten overeenkomstig lid 1, onder c).

4.  Onverminderd artikel 15, lid 3, en artikel 20, lid 4, zijn de kosten die de EIB-groep maakt voor het verrichten van de in lid 1, onder b) en c), bedoelde taken in overeenstemming met de afgesproken voorwaarden als opgenomen in de in lid 2, onder b), bedoelde overeenkomst, en kunnen deze kosten worden gedekt door aan de voorziening bijgedragen terugbetalingen of ontvangsten die zijn toe te schrijven aan de EU-garantie, in overeenstemming met artikel 211, leden 4 en 5, van het Financieel Reglement, of ten laste komen van de in artikel 4, lid 3, bedoelde financiële middelen, mits deze kosten door de EIB-groep worden gemotiveerd en onder het totale maximumbedrag van [7 000 000 EUR] blijven.

5.  De kosten die de EIB-groep maakt voor het verrichten van de in lid 1, onder d), ii), bedoelde operationele taken worden volledig gedekt en betaald aan de hand van het in lid 1, onder d), i), bedoelde bedrag, mits deze kosten door de EIB-groep worden gemotiveerd en onder het totale maximumbedrag van [10 000 000 EUR] blijven.

Artikel 9 ter

Belangenconflicten

Binnen het kader van het partnerschap neemt de EIB-groep alle nodige maatregelen en voorzorgsmaatregelen om belangenconflicten met andere uitvoerende partners te vermijden, onder meer door een specifiek en onafhankelijk team samen te stellen voor de in artikel 9 bis, lid 1, onder b), iii), iv), v), en vi), bedoelde taken, dat zich aan strikte vertrouwelijkheidsregels moet houden die ook blijven gelden voor leden die het team hebben verlaten. De EIB-groep of andere uitvoerende partners stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke situatie die neerkomt op een belangenconflict of hiertoe zou kunnen leiden. In geval van twijfel besluit de Commissie of er sprake is van een belangenconflict en stelt zij de EIB-groep hiervan in kennis. Indien er sprake is van een belangenconflict, neemt de EIB-groep passende maatregelen. Het bestuur wordt in kennis gesteld van de genomen maatregelen en de resultaten daarvan.

De EIB-groep neemt de nodige voorzorgsmaatregelen om belangenconflicten te vermijden bij de uitvoering van de InvestEU-advieshub, met name met betrekking tot de operationele taken in haar rol ter ondersteuning van de Commissie als bedoeld in artikel 9 bis, lid 1, onder d), ii). Indien er sprake is van een belangenconflict, neemt de EIB-groep passende maatregelen.

HOOFDSTUK III

EU-garantie

Artikel 10

EU-garantie

1.  De EU-garantie wordt aan de uitvoerende partners verleend als een onherroepelijke, onvoorwaardelijke en afroepbare garantie in overeenstemming met artikel 219, lid 1, van het Financieel Reglement en wordt in indirect beheer beheerd overeenkomstig titel X van het Financieel Reglement.

1 bis.  De vergoeding van de EU-garantie wordt gekoppeld aan de kenmerken en het risicoprofiel van de financiële producten, rekening houdend met de aard van de onderliggende financierings- en investeringsverrichtingen en de verwezenlijking van de beoogde beleidsdoelstellingen. In naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de aard van de door het uit te voeren financieel product beoogde beleidsdoelstellingen en de betaalbaarheid voor de beoogde eindontvangers, kan dit onder meer een vermindering van de kosten of een verbetering van de financieringsvoorwaarden inhouden ten gunste van de eindontvanger door de vergoeding van de EU-garantie te moduleren, of, indien nodig, door de door de uitvoerende partner gedragen en nog te betalen administratieve kosten ten laste van de EU-begroting te nemen, met name:

(a)  in situaties waarin gespannen omstandigheden op de financiële markten de uitvoering van een verrichting aan marktconforme prijzen zouden belemmeren;

(b)  indien dit noodzakelijk is voor het katalyseren van financierings- en investeringsverrichtingen in sectoren of op gebieden die te maken krijgen met een aanzienlijke tekortkoming van de markt of een suboptimale investeringssituatie en ter facilitering van de oprichting van investeringsplatformen;

voor zover de vermindering of de vergoeding van de EU-garantie of de dekking van de door de uitvoerende partner gedragen en nog te betalen administratieve kosten geen aanmerkelijke gevolgen heeft voor de voorziening van de InvestEU-garantie.

De vermindering of de vergoeding van de EU-garantie is volledig ten gunste van de eindontvangers.

1 ter.  De in artikel 219, lid 4, van het Financieel Reglement vermelde voorwaarde geldt voor iedere uitvoerende partner op portefeuillebasis.

1 quater.  Van de EU-garantie in het kader van het EU-compartiment als bedoeld in artikel 4, lid 1, eerste alinea, wordt 75 %, ten bedrage van [30 613 125 000 EUR], toegekend aan de EIB-groep. De EIB-groep levert een totale financiële bijdrage van [7 653 281 250] EUR. Deze bijdrage wordt verstrekt op een wijze en in een vorm die de uitvoering van het InvestEU-fonds en de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 12, lid 2, bevordert.

1 quinquies.  De resterende 25 % van de EU-garantie in het kader van het EU-compartiment wordt toegekend aan andere uitvoerende partners, die ook een financiële bijdrage moeten leveren waarvan het bedrag wordt vastgesteld in de garantieovereenkomsten.

1 sexies.  Er wordt alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat aan het eind van de investeringsperiode een breed scala aan sectoren en regio's aan bod is gekomen en buitensporige sectorale of geografische concentratie wordt voorkomen. Met het oog hierop worden onder meer stimulansen geboden voor de kleinere of minder geavanceerde nationale stimuleringsbanken of -instellingen die een relatief voordeel hebben door hun lokale aanwezigheid, kennis en competenties op het gebied van investeringen. De Commissie ondersteunt deze inspanningen door een samenhangende benadering te ontwikkelen.

2.  Ondersteuning met de EU-garantie kan voor onder deze verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen worden verleend voor een investeringsperiode die eindigt op 31 december 2027. Contracten tussen de uitvoerende partner en de eindontvanger of de financiële intermediair of een andere entiteit bedoeld in artikel 13, lid 1, onder a), worden ondertekend vóór 31 december 2028.

Artikel 11

In aanmerking komende financierings- en investeringsverrichtingen

1.  Het InvestEU-fonds ondersteunt alleen financierings- en investeringsverrichtingen die

(a)  voldoen aan de voorwaarden gesteld in de punten a) tot en met e) van artikel 209, lid 2, van het Financieel Reglement, met name de in ▌artikel 209, lid 2, onder a) en b), van het Financieel Reglement en in bijlage V bij deze verordening gestelde vereisten inzake tekortkomingen van de markt, suboptimale investeringssituaties en additionaliteit, en indien van toepassing door de particuliere investeringen in overeenstemming met artikel 209, lid 2, onder d), van het Financieel Reglement te maximaliseren;

(b)  bijdragen tot de beleidsdoelstellingen van de Unie en binnen het toepassingsgebied vallen van de beleidsdomeinen die in aanmerking komen voor financierings- en investeringsverrichtingen volgens het passende beleidsvenster in overeenstemming met bijlage II bij deze verordening; ▌

(b bis)  geen financiële steun verstrekken voor in bijlage V, punt B, bij deze verordening omschreven uitgesloten activiteiten; en

(c)  overeenstemmen met de investeringsrichtsnoeren.

2.  Naast projecten die zich in de Unie bevinden, kan het InvestEU-fonds de volgende projecten en activiteiten ondersteunen via financierings- en investeringsverrichtingen:

(a)  ▌ projecten tussen entiteiten die in een of meer lidstaten zijn gevestigd en zich uitstrekken over een of meerdere derde landen, waaronder toetredende landen, kandidaat-landen en potentiële kandidaten, landen die onder het toepassingsgebied van het nabuurschapsbeleid vallen, leden van de Europese Economische Ruimte of van de Europese Vrijhandelsassociatie, of over landen en gebieden overzee als bedoeld in bijlage II bij het VWEU of een geassocieerd derde land, ongeacht of er een partner is in die derde landen of overzeese landen of gebieden;

(b)  financierings- en investeringsverrichtingen in de in artikel 5 bedoelde landen die tot een specifiek financieel product hebben bijgedragen.

3.  Het InvestEU-fonds kan financierings- en investeringsverrichtingen ondersteunen voor het verstrekken van financiering aan ontvangende juridische entiteiten die gevestigd zijn in een van de volgende landen:

(a)  een lidstaat of een met een lidstaat verbonden land of gebied overzee;

(b)  een derde land of gebied dat met het InvestEU-programma geassocieerd is in overeenstemming met artikel 5;

(c)  een derde land als bedoeld in lid 2, onder a), indien van toepassing;

(d)  andere landen waar dat nodig is voor de financiering van een project in een land of een gebied als bedoeld in de punten a) tot en met c).

Artikel 12

Selectie van andere uitvoerende partners dan de EIB-groep

1.  De Commissie selecteert overeenkomstig artikel 154 van het Financieel Reglement de andere uitvoerende partners dan de EIB-groep.

Uitvoerende partners kunnen een groep vormen. Een uitvoerende partner kan deel uitmaken van een of meerdere groepen.

Voor het EU-compartiment hebben de in aanmerking komende tegenpartijen hun interesse laten blijken in verband met het aandeel van de EU-garantie als bedoeld in artikel 10, lid 1 quater. ▌

Voor het lidstaatcompartiment kan de betrokken lidstaat een of meerdere ▌tegenpartijen als uitvoerende partners voorstellen uit die welke hun interesse ▌hebben laten blijken. De betrokken lidstaat kan ook de EIB-groep voorstellen als een uitvoerende partner en kan op eigen kosten een overeenkomst sluiten met de EIB-groep om de in artikel 9 bis vermelde diensten te verlenen.

Wanneer de betrokken lidstaat geen uitvoerende partner voorstelt, handelt de Commissie in overeenstemming met de tweede alinea van dit lid ten aanzien van de uitvoerende partners die in staat zijn financierings- en investeringsverrichtingen te dekken in de betrokken geografische gebieden.

2.  Bij de selectie van de uitvoerende partners zorgt de Commissie ervoor dat de portefeuille van financiële producten in het InvestEU-fonds beantwoordt aan de volgende doelstellingen:

(a)  maximalisering van de dekking van de in artikel 3 genoemde doelstellingen ▌;

(b)  maximalisering van de impact van de EU-garantie ▌door middel van de eigen middelen die door de uitvoerende partner worden ingezet;

(c)  maximalisering, waar mogelijk, van particuliere investeringen ▌;

(c bis)  bevordering van innovatieve financiële en risico-oplossingen om tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties aan te pakken;

(d)  verwezenlijking van geografische diversificatie via een trapsgewijze toewijzing van de EU-garantie, en de mogelijkheid om kleinere projecten te financieren;

(e)  voorzien in voldoende risicodiversificatie.

3.  Bij de selectie van de uitvoerende partners houdt de Commissie ook rekening met:

(a)  de mogelijke kosten en vergoeding voor de begroting van de Unie;

(b)  de capaciteit van de uitvoerende partner om de vereisten van artikel 155, leden 2 en 3, van het Financieel Reglement met betrekking tot belastingontwijking, belastingfraude, belastingontduiking, witwassen, financiering van terrorisme en niet-coöperatieve rechtsgebieden nauwgezet ten uitvoer te leggen.

4.  Nationale stimuleringsbanken of -instellingen kunnen als uitvoerende partner worden geselecteerd op voorwaarde dat zij voldoen aan de voorschriften neergelegd in dit artikel en in artikel 14, lid 1, tweede alinea.

Artikel 13

In aanmerking komende soorten financiering

1.  De EU-garantie kan worden gebruikt ten behoeve van risicodekking voor de volgende soorten financiering die door uitvoerende partners worden verstrekt:

(a)  leningen, garanties, tegengaranties, kapitaalmarktinstrumenten, andere vormen van financiering of kredietaanvulling, waaronder achtergestelde schulden, deelnemingen of quasi-deelnemingen in aandelenkapitaal die direct of indirect door financiële intermediairs, fondsen, investeringsplatforms of andere platforms worden verstrekt om aan eindontvangers te worden doorgegeven;

(b)  financiering of garanties door een uitvoerende partner aan een andere financiële instelling om deze in staat te stellen de onder a) bedoelde financieringsactiviteiten te verrichten.

Voor de dekking door de EU-garantie wordt de onder a) en b) van de eerste alinea bedoelde financiering verleend, verkregen of uitgegeven ten behoeve van de in artikel 11, lid 1, bedoelde financierings- of investeringsverrichtingen wanneer de financiering door de uitvoerende partner is verleend in overeenstemming met een financieringsovereenkomst of -transactie die is ondertekend of is aangegaan door de uitvoerende partner na de ondertekening van de garantieovereenkomst tussen de Commissie en de uitvoerende partner en die niet is verstreken of niet is geannuleerd.

2.  Financierings- en investeringsverrichtingen via fondsen of andere intermediaire structuren worden door de EU-garantie ondersteund overeenkomstig in de investeringsrichtsnoeren neer te leggen bepalingen, zelfs indien een minderheid van de geïnvesteerde middelen via deze structuur wordt belegd buiten de Unie en in de in artikel 11, lid 2, bedoelde landen of in andere activa die niet in aanmerking komen uit hoofde van deze verordening.

Artikel 14

Garantieovereenkomsten

1.  De Commissie sluit met elke uitvoerende partner een garantieovereenkomst overeenkomstig de voorschriften van deze verordening met betrekking tot de verlening van de EU-garantie ten belope van een door de Commissie vast te stellen bedrag.

Ingeval uitvoerende partners een groep ▌vormen, wordt één enkele garantieovereenkomst gesloten tussen de Commissie en elke uitvoerende partner binnen de groep of één uitvoerende partner namens de groep.

2.  De garantieovereenkomst bevat in het bijzonder bepalingen betreffende:

(a)  het bedrag en de voorwaarden van de door de uitvoerende partner te verstrekken financiële bijdrage;

(b)  de voorwaarden van de financiering of de garanties die door de uitvoerende partner aan een andere aan de uitvoering deelnemende juridische entiteit worden verstrekt, indien dat het geval is;

(c)  in overeenstemming met artikel 16, nadere regels betreffende de verlening van de EU-garantie, waaronder de dekking van portefeuilles van specifieke soorten instrumenten en de respectieve gebeurtenissen die aanleiding geven tot een mogelijk beroep op de EU-garantie;

(d)  de vergoeding voor het nemen van risico's, te verdelen tussen de Unie en de uitvoerende partner in verhouding tot hun respectieve aandeel in het nemen van risico's, of als aangepast in naar behoren gemotiveerde gevallen overeenkomstig artikel 16, lid 1;

(e)  de betalingsvoorwaarden;

(f)  de verbintenis van de uitvoerende partner om de besluiten van de Commissie en het investeringscomité te aanvaarden met betrekking tot het gebruik van de EU-garantie ten behoeve van de voorgestelde financierings- of investeringsverrichting, onverminderd de door de uitvoerende partner genomen beslissingen over de voorgestelde verrichting zonder de EU-garantie;

(g)  regelingen en procedures met betrekking tot de invordering van schulden waarmee de uitvoerende partner wordt belast;

(h)  financiële en operationele verslaglegging en monitoring van de verrichtingen onder EU-garantie;

(i)  essentiële prestatie-indicatoren, met name met betrekking tot het gebruik van de EU-garantie, de verwezenlijking van de in de artikelen 3, 7 en 11 bedoelde doelstellingen en criteria alsmede het aantrekken van particulier kapitaal;

(j)  indien van toepassing, de regelingen en procedures met betrekking tot blendingverrichtingen;

(k)  andere toepasselijke bepalingen overeenkomstig de vereisten van artikel 155, lid 2, en titel X van het Financieel Reglement;

(l)  de beschikbaarheid van passende mechanismen om mogelijke bezorgdheden van particuliere investeerders te behandelen.

3.  De garantieovereenkomst bepaalt eveneens dat de vergoeding die de Unie toekomt uit hoofde van onder deze verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen, wordt verminderd met betalingen als gevolg van een beroep op de EU-garantie.

4.  Voorts bepaalt de garantieovereenkomst dat aan de uitvoerende partner verschuldigde bedragen met betrekking tot de EU-garantie worden afgetrokken van het totale bedrag van de vergoeding, de inkomsten en de terugbetalingen die de uitvoerende partner aan de Unie verschuldigd is uit hoofde van onder deze verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen. Wanneer dit bedrag niet toereikend is om het overeenkomstig artikel 15, lid 3, aan de uitvoerende partner verschuldigde bedrag te dekken, wordt het uitstaande bedrag opgenomen uit de voorziening voor de EU-garantie.

5.  Wanneer de garantieovereenkomst uit hoofde van het lidstaatcompartiment wordt gesloten, kan zij voorzien in participatie door vertegenwoordigers van de lidstaten of de regio's die betrokken zijn bij het toezicht op de uitvoering van de garantieovereenkomst.

Artikel 15

Voorschriften voor het gebruik van de EU-garantie

1.  De verlening van de EU-garantie wordt afhankelijk gesteld van de inwerkingtreding van de garantieovereenkomst met de betrokken uitvoerende partner.

2.  Financierings- en investeringsverrichtingen worden alleen door de EU-garantie gedekt als ze aan de in deze verordening en in de desbetreffende investeringsrichtsnoeren neergelegde criteria voldoen en als het investeringscomité heeft geconcludeerd dat ze voldoen aan de vereisten om door de EU-garantie te worden ondersteund. De uitvoerende partners blijven ervoor verantwoordelijk te waarborgen dat de financierings- en investeringsverrichtingen aan deze verordening en de desbetreffende investeringsrichtsnoeren voldoen.

3.  Voor de uitvoering van financierings- en investeringsverrichtingen met de EU-garantie is de Commissie geen administratieve kosten of vergoedingen verschuldigd aan de uitvoerende partner, tenzij de uitvoerende partner op grond van de aard van de beleidsdoelstellingen die door het uit te voeren financiële product worden nagestreefd en de betaalbaarheid voor de beoogde eindontvangers of het type financiering dat wordt verleend, ten aanzien van de Commissie naar behoren kan motiveren dat een uitzondering moet worden gemaakt. De dekking van die kosten door de EU-begroting wordt beperkt tot een bedrag dat strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de desbetreffende financierings- en investeringsverrichtingen en wordt slechts verleend in zoverre de kosten niet worden gedekt door ontvangsten voor de uitvoerende partners in verband met de betrokken financierings- en investeringsverrichtingen. De vergoedingsregelingen worden geregeld in de garantieovereenkomst en voldoen aan de in artikel 14, lid 4, vastgestelde modaliteiten en aan artikel 209, lid 2, onder g), van het Financieel Reglement.

4.  Bovendien mag de uitvoerende partner de EU-garantie overeenkomstig artikel 14, lid 4, gebruiken voor de dekking van het betreffende aandeel in de mogelijke invorderingskosten, tenzij dit in mindering wordt gebracht op de opbrengst van de invordering.

Artikel 16

Dekking en voorwaarden van de EU-garantie

1.  De vergoeding voor het nemen van risico's wordt verdeeld tussen de Unie en een uitvoerende partner in verhouding tot hun respectieve aandeel in het nemen van risico's met een portefeuille van financierings- en investeringsverrichtingen of, in voorkomend geval, met afzonderlijke verrichtingen. De vergoeding van de EU-garantie kan worden verminderd in naar behoren gemotiveerde gevallen als bedoeld in artikel 10, lid 1, tweede alinea.

De uitvoerende partner heeft op eigen risico een passende blootstelling aan financierings- en investeringsverrichtingen die door de EU-garantie worden ondersteund, tenzij uitzonderlijk de beleidsdoelstellingen die door het uit te voeren financiële product worden nagestreefd van die aard zijn dat de uitvoerende partner redelijkerwijs niet zijn eigen risicodragende capaciteit daaraan kan bijdragen.

2.  De EU-garantie dekt:

(a)  met betrekking tot de in artikel 13, lid 1, onder a), bedoelde schuldproducten:

(i)  de hoofdsom en alle rente en overeenkomstig de voorwaarden van de financieringsverrichtingen aan de uitvoerende partner verschuldigde maar niet door hem ontvangen bedragen tot het moment van de wanbetaling; met betrekking tot achtergestelde schuld worden uitstel, verlaging of een vereiste exit als wanbetaling beschouwd;

(ii)  herstructureringsverliezen;

(iii)  verliezen die voortvloeien uit schommelingen van andere valuta's dan de euro op markten waarop de mogelijkheden tot langetermijnhedging beperkt zijn;

(b)  met betrekking tot de in artikel 13, lid 1, onder a), bedoelde investeringen in de vorm van deelnemingen of quasi-deelnemingen: de geïnvesteerde bedragen en de eraan verbonden financieringskosten en verliezen die voortvloeien uit schommelingen van andere valuta's dan de euro;

(c)  met betrekking tot financiering of garanties door een uitvoerende partner aan een andere juridische entiteit dan de in artikel 13, lid 1, onder b), bedoelde juridische entiteiten: de gebruikte bedragen en de eraan verbonden financieringskosten.

3.  Ingeval de Unie na een beroep op de EU-garantie een betaling aan de uitvoerende partner doet, treedt zij in de desbetreffende rechten, in zoverre die blijven bestaan, van de uitvoerende partner met betrekking tot zijn financierings- of investeringsverrichtingen die door de EU-garantie worden gedekt.

De uitvoerende partner gaat namens de Unie over tot invordering van de schuldvorderingen voor de bedragen waarvoor de Unie in de rechten is getreden, en betaalt de Unie terug met de ingevorderde bedragen.

HOOFDSTUK IV

BESTUUR

Artikel 17

Adviesraad

1.  De Commissie en het bestuur worden geadviseerd door een adviesraad ▌.

1 bis.  De adviesraad streeft naar een genderevenwicht en bestaat uit:

(a)  één vertegenwoordiger van elke uitvoerende partner;

(b)  één vertegenwoordiger van elke lidstaat;

(c)  één door het Europees Economisch en Sociaal Comité benoemde deskundige;

(d)  één door het Comité van de Regio's benoemde deskundige.

4.  De ▌adviesraad ▌wordt ▌voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. De door de EIB-groep benoemde vertegenwoordiger is de vicevoorzitter.

De adviesraad komt op gezette tijden bijeen en ten minste tweemaal per jaar op verzoek van de voorzitter. ▌

5.  De adviesraad,

(a)  ▌verleent advies aan de Commissie en het bestuur over het ontwerp van op grond van deze verordening uit te voeren financiële producten;

(b)  verleent de Commissie en het bestuur advies over marktontwikkelingen, tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties en marktomstandigheden;

(c)  houdt gedachtewisselingen over marktontwikkelingen en deelt beste praktijken.

5 bis.  Ten minste tweemaal per jaar worden er in een afzonderlijke formatie bijeenkomsten van vertegenwoordigers van de lidstaten gehouden die worden voorgezeten door de Commissie.

5 ter.  De adviesraad en de formatie met vertegenwoordigers van de lidstaten kunnen aanbevelingen formuleren over de uitvoering en werking van het InvestEU-programma die door het bestuur worden behandeld.

5 quater.  De uitvoerige notulen van de bijeenkomsten van de adviesraad worden zo snel mogelijk na goedkeuring ervan door de adviesraad bekendgemaakt.

De Commissie stelt de werkingsregels en -procedures vast en beheert het secretariaat van de adviesraad. De adviesraad krijgt toegang tot alle nodige documentatie en informatie om zijn taken te kunnen vervullen.

5 quinquies.  De in de adviesraad vertegenwoordigde NPBI's selecteren uit hun midden de vertegenwoordigers van andere uitvoerende partners dan de EIB-groep voor het in artikel 17 bis, lid 1, bedoeld bestuur. De NPBI's streven naar een evenwichtige vertegenwoordiging in het bestuur door rekening te houden met de omvang en de geografische ligging van de vertegenwoordigers. De geselecteerde vertegenwoordigers vertolken het afgesproken gemeenschappelijke standpunt van alle andere uitvoerende partners dan de EIB-groep.

Artikel 17 bis

Bestuur

1.  Er wordt een bestuur opgericht voor het InvestEU-programma. Dit bestuur bestaat uit vier vertegenwoordigers van de Commissie, drie vertegenwoordigers van de EIB-groep, twee vertegenwoordigers van andere uitvoerende partners dan de EIB-groep en één door het Europees Parlement benoemde deskundige zonder stemrecht. Die deskundige vraagt of aanvaardt geen instructies van instellingen, organen, bureaus of agentschapen van de Unie, van enige regering van een lidstaat of van enige andere openbare of particuliere entiteit, en handelt in volledige onafhankelijkheid. De deskundige verricht zijn of haar taken onpartijdig en in het belang van het InvestEU-fonds.

De leden worden benoemd voor een termijn van vier jaar die eenmaal kan worden verlengd, met uitzondering van de vertegenwoordigers van andere uitvoerende partners dan de EIB-groep, die worden benoemd voor een termijn van twee jaar.

2.  Het bestuur selecteert een voorzitter uit de vertegenwoordigers van de Commissie voor een termijn van vier jaar die eenmaal kan worden verlengd. De voorzitter brengt tweemaal per jaar verslag uit bij de vertegenwoordigers van de lidstaten in de adviesraad over de uitvoering en werking van het InvestEU-programma.

De uitvoerige notulen van de vergaderingen van het bestuur worden bekendgemaakt zodra zij zijn goedgekeurd door het bestuur.

3.  Het bestuur:

(a)  stelt strategische en operationele richtsnoeren voor de uitvoerende partners vast, met inbegrip van richtsnoeren over het ontwerp van financiële producten en ander operationele beleidskeuzes en procedures die noodzakelijk zijn voor de werking van het InvestEU-fonds;

(b)  stelt het door de Commissie in samenwerking met de EIB-groep en de andere uitvoerende partners ontwikkelde kader voor de risicomethodologie vast;

(c)  houdt toezicht op de uitvoering van het InvestEU-programma;

(d)  wordt overeenkomstig artikel 19, lid 2, vóór de selectie geraadpleegd over de shortlist van kandidaten voor het investeringscomité, met inachtneming van het standpunt van alle leden;

(e)  stelt het reglement van orde van het secretariaat van het investeringscomité als bedoeld in artikel 19, lid 2, vast;

(f)  stelt de regels vast die van toepassing zijn op de verrichtingen met investeringsplatformen.

4.  Bij haar besprekingen hanteert het bestuur een aanpak gericht op consensus waarbij zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de standpunten van alle leden. Indien de leden het niet met elkaar eens kunnen worden, neemt het bestuur zijn besluiten met gekwalificeerde meerderheid van de stemgerechtigde leden, hetgeen neerkomt op ten minste zeven stemmen.

Artikel 17 ter

Scorebord

1.  Er wordt een scorebord van indicatoren ("het scorebord") tot stand gebracht om een onafhankelijke, transparante en geharmoniseerde beoordeling door het investeringscomité te waarborgen van verzoeken om de EU-garantie te gebruiken voor een voorgestelde financierings- of investeringsverrichting door een uitvoerende partner.

2.  De uitvoerende partners vullen het scorebord in voor de financierings- en investeringsverrichtingen die zij voorstellen.

3.  Het scorebord omvat met name de volgende elementen:

(a)  beschrijving van de financierings- en investeringsverrichting;

(b)  bijdrage aan de EU-beleidsdoelstellingen;

(c)  additionaliteit, beschrijving van de tekortkoming van de markt of suboptimale investeringssituatie, en financiële en technische bijdrage van de uitvoerende partner;

(d)  investeringseffecten;

(e)  financieel profiel van de financierings- en investeringsverrichting;

(f)  aanvullende indicatoren.

4.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door bijkomende elementen voor het scorebord vast te stellen, met inbegrip van gedetailleerde regels voor de uitvoerende partners in verband met het gebruik van het scorebord.

Artikel 18

Beleidscontrole

3.  De Commissie bevestigt of de door andere uitvoerende partners dan de EIB voorgestelde financierings- en investeringsverrichtingen voldoen aan het recht en het beleid van de Unie.

3 bis.  De financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, worden niet gedekt door de EU-garantie indien de Commissie in het kader van de procedure van artikel 19 van Protocol nr. 5 een ongunstig advies uitbrengt.

Artikel 19

Investeringscomité

1.  Er wordt een volledig onafhankelijk investeringscomité opgericht voor het InvestEU-fonds. Het investeringscomité:

(a)  onderzoekt de voorstellen voor financierings- en investeringsverrichtingen die door uitvoerende partners met het oog op dekking door de EU-garantie worden ingediend en waarvan de Commissie heeft bepaald dat zij in overeenstemming zijn met het recht en het beleid van de Unie, zoals bedoeld in artikel 18, lid 3, of die een gunstig advies hebben gekregen in het kader van de procedure van artikel 19 van Protocol nr. 5;

(b)  gaat na of die voorstellen aan deze verordening en de desbetreffende investeringsrichtsnoeren voldoen;

(b bis)  besteedt bijzondere aandacht ▌aan de in artikel 209, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement en in bijlage V bij deze verordening bedoelde vereiste van additionaliteit, en aan de in artikel 209, lid 2, onder d), van het Financieel Reglement bedoelde vereiste van betrokkenheid van particuliere investeringen; en

(c)  controleert of de financierings- en investeringsverrichtingen die door de EU-garantie zouden worden ondersteund, aan alle desbetreffende vereisten voldoen.

2.  Het investeringscomité komt in vier verschillende formaties bijeen, die overeenstemmen met de in artikel 7, lid 1, bedoelde beleidsvensters.

Elke formatie van het investeringscomité bestaat uit zes bezoldigde externe deskundigen. De deskundigen worden overeenkomstig artikel 237 van het Financieel Reglement geselecteerd en worden door de Commissie en op aanbeveling van het bestuur benoemd voor een ▌termijn van ten hoogste vier jaar die eenmaal kan worden verlengd. Hun bezoldiging is afkomstig uit de begroting van de Unie. De Commissie kan op aanbeveling van het bestuur besluiten de ambtstermijn van een zittend lid van het investeringscomité te verlengen zonder de in dit lid vastgestelde procedure te hoeven volgen.

De deskundigen beschikken over veel relevante marktervaring inzake projectstructurering en -financiering of financiering van kmo's of grote ondernemingen.

De samenstelling van het investeringscomité garandeert dat het een ruime kennis heeft van de sectoren die door de in artikel 7, lid 1, bedoelde beleidsvensters worden bestreken, en van de geografische markten in de Unie en dat het in zijn geheel genderevenwicht realiseert.

Vier leden zijn permanente leden van alle vier formaties van het investeringscomité. Bovendien hebben de vier formaties elk twee deskundigen met ervaring op het gebied van investeringen in de sectoren die door dat beleidsvenster worden bestreken. Ten minste één van de permanente leden beschikt over deskundigheid op het gebied van duurzame investeringen. Het bestuur wijst de leden van het investeringscomité aan de passende formatie of formaties toe. Het investeringscomité kiest een voorzitter uit zijn permanente leden.

3.  Wanneer zij deelnemen aan de activiteiten van het investeringscomité voeren de leden ervan hun taken in onpartijdigheid en uitsluitend in het belang van het InvestEU-fonds uit. Zij vragen noch aanvaarden instructies van de uitvoerende partners, de instellingen van de Unie, de lidstaten of andere openbare of particuliere organen.

De cv's en belangenverklaringen van alle leden van het investeringscomité worden openbaar gemaakt en voortdurend bijgewerkt. Elk lid van het investeringscomité deelt de Commissie en het bestuur onverwijld alle informatie mee die nodig is om op continue basis de afwezigheid van belangenconflicten na te gaan.

Het bestuur kan de Commissie aanbevelen een lid uit zijn functie te ontheffen als hij de in dit lid vastgestelde vereisten niet naleeft, of om andere naar behoren gemotiveerde redenen.

4.  Wanneer het investeringscomité overeenkomstig dit artikel handelt, wordt het bijgestaan door een secretariaat. Het secretariaat is onafhankelijk en legt verantwoording af bij de voorzitter van het investeringscomité. Het secretariaat valt bestuurlijk onder de Commissie. In het reglement van orde van het secretariaat wordt voorzien in vertrouwelijkheid van de uitwisseling van gegevens en documenten tussen de uitvoerende partners en de respectieve bestuursorganen. De EIB-groep kan haar voorstellen voor financierings- en investeringsverrichtingen rechtstreeks bij het investeringscomité indienen en stelt het secretariaat hiervan in kennis.

De documentatie die door de uitvoerende partners moet worden verstrekt, omvat een gestandaardiseerd aanvraagformulier, het scorebord als bedoeld in artikel 17 ter, en eventuele andere documenten die het investeringscomité van belang acht, met name een beschrijving van de aard van de tekortkoming van de markt of suboptimale investeringssituatie en hoe de financierings- of investeringsverrichting deze kan verlichten, alsook een degelijke beoordeling waaruit de additionaliteit van de financierings- of investeringsverrichting blijkt. Het secretariaat controleert of de door andere uitvoerende partners dan de EIB-groep verstrekte documentatie volledig is. Het investeringscomité kan de betrokken uitvoerende partner verzoeken om verduidelijkingen met betrekking tot een voorstel voor een investerings- of financieringsverrichting, onder meer door deze te vragen zelf aanwezig te zijn wanneer bovengenoemde verrichting wordt besproken. Voor het toekennen van het voordeel van dekking door de EU-garantie aan een financierings- of investeringsverrichting, zijn projectbeoordelingen door een uitvoerende partner niet bindend voor het investeringscomité.

Het investeringscomité gebruikt voor zijn beoordeling en controle van de voorstellen het in artikel 17 ter bedoelde scorebord van indicatoren.

5.  De conclusies van het investeringscomité worden bij gewone meerderheid van alle leden genomen, mits deze gewone meerderheid ten minste één van de niet-permanente deskundigen omvat van het beleidsvenster waartoe het voorstel behoort. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van het investeringscomité doorslaggevend.

De conclusies van het investeringscomité waarbij de steun van de EU-garantie voor een financierings- of investeringsverrichting wordt goedgekeurd, worden openbaar gemaakt en bevatten de redenen voor de goedkeuring en informatie over de verrichting, met name een beschrijving ervan, de identiteit van de ontwikkelaars of financiële intermediairs, en de doelstellingen van de verrichting. De conclusies verwijzen eveneens naar de algemene beoordeling op basis van het scorebord.

Het scorebord wordt openbaar gemaakt na de ondertekening van een financierings- of investeringsverrichting of subproject, indien van toepassing.

De in de tweede en derde alinea bedoelde openbaarmakingen bevatten geen commercieel gevoelige informatie of persoonsgegevens die op grond van de gegevensbeschermingsregels van de Unie niet openbaar mogen worden gemaakt. Commercieel gevoelige onderdelen van de conclusies van het investeringscomité worden door de Commissie op verzoek toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad, met inachtneming van strikte vertrouwelijkheidseisen.

▌Twee maal per jaar dient het investeringscomité bij het Europees Parlement en de Raad een lijst in met alle conclusies, evenals de openbaar gemaakte scoreborden die daarop betrekking hebben. Ook de besluiten waarmee het gebruik van de EU-garantie wordt afgewezen, maken deel uit van deze lijst, met inachtneming van strikte vertrouwelijkheidseisen.

De conclusies van het investeringscomité worden tijdig beschikbaar gesteld aan de betrokken uitvoerende partner.

Alle aan het investeringscomité verstrekte informatie met betrekking tot voorstellen voor financierings- en investeringsverrichtingen en de bijbehorende conclusies van het investeringscomité worden door het secretariaat van het investeringscomité geregistreerd in een centraal register.

6.  Wanneer het investeringscomité wordt gevraagd het gebruik van de EU-garantie goed te keuren voor een financierings- of investeringsverrichting die een faciliteit, programma of structuur met onderliggende subprojecten is, omvat die goedkeuring ook de onderliggende subprojecten, tenzij het investeringscomité besluit zich het recht voor te behouden die subprojecten afzonderlijk goed te keuren. Indien de goedkeuring betrekking heeft op subprojecten met een omvang van minder dan 3 000 000 EUR, behoudt het investeringscomité zich dit recht niet voor.

6 bis.  Het investeringscomité kan zich, wanneer het dat noodzakelijk acht, tot de Commissie wenden in verband met operationele kwesties over de toepassing of interpretatie van de investeringsrichtsnoeren.

HOOFDSTUK V

InvestEU-advieshub

Artikel 20

InvestEU-advieshub

1.  De InvestEU-advieshub verstrekt ondersteunend advies voor de identificatie, voorbereiding, ontwikkeling, structurering, aanbesteding en uitvoering van investeringsprojecten, of versterkt de capaciteit van ontwikkelaars en financiële intermediairs om financierings- en investeringsverrichtingen uit te voeren. Zijn ondersteunend advies kan betrekking hebben op alle fasen van de levenscyclus van een project of financiering van een ondersteunde entiteit, naargelang het geval.

De Commissie ondertekent adviesovereenkomsten met de EIB-groep en andere potentiële adviespartners om hen te belasten met de verlening van het in de vorige alinea bedoelde ondersteunend advies en de in lid 2 bedoelde diensten. De Commissie beschikt tevens over de mogelijkheid adviesinitiatieven uit te voeren, onder meer door overeenkomsten te sluiten met externe dienstverleners. De Commissie brengt het centraal contactpunt voor de InvestEU-advieshub tot stand en wijst de verzoeken om ondersteunend advies toe aan het geschikte adviesinitiatief. De Commissie, de EIB-groep en de andere adviespartners werken nauw samen om te zorgen voor doeltreffendheid, synergieën en een daadwerkelijke geografische dekking van de steun in de gehele Unie, en houden hierbij terdege rekening met de bestaande structuren en werkzaamheden.

Adviesinitiatieven zijn beschikbaar als een onderdeel van elk in artikel 7, lid 1, bedoeld beleidsvenster en bestrijken ▌sectoren binnen dat beleidsvenster. Bovendien zijn er adviesinitiatieven beschikbaar in een sectoroverschrijdend onderdeel.

2.  De InvestEU-advieshub verricht met name de volgende diensten:

(a)  het inrichten van een centraal contactpunt, beheerd en georganiseerd door de Commissie, voor bijstand voor projectontwikkeling in het kader van de InvestEU-advieshub aan autoriteiten en aan projectontwikkelaars ▌;

(a bis)  het verspreiden onder autoriteiten en projectontwikkelaars van alle beschikbare aanvullende informatie over de investeringsrichtsnoeren, met inbegrip van informatie van de Commissie over de toepassing of interpretatie van de investeringsrichtsnoeren;

(b)  het bijstaan van projectontwikkelaars, in voorkomend geval, bij de ontwikkeling van hun projecten zodat die voldoen aan de in de artikelen 3, 7 en 11 vastgestelde doelstellingen en criteria om in aanmerking te komen, en het vergemakkelijken van de ontwikkeling van aggregatoren voor kleine projecten, onder meer via investeringsplatformen als bedoeld onder e); die bijstand loopt echter niet vooruit op de conclusies van het investeringscomité over de dekking van de steun van de EU-garantie voor die projecten;

(c)  het ondersteunen van acties en het mobiliseren van lokale kennis om het gebruik van de steun van het InvestEU-fonds in de hele Unie te vergemakkelijken en het actief bijdragen waar mogelijk aan de doelstelling van sectorale en geografische diversificatie van het InvestEU-fonds door de uitvoerende partners te ondersteunen bij het creëren en ontwikkelen van potentiële financierings- en investeringsverrichtingen;

(d)  het faciliteren van de oprichting van samenwerkingsplatformen voor collegiale uitwisseling en deling van gegevens, knowhow en beste praktijken ter ondersteuning van een pijplijn van projecten en sectorontwikkeling;

(e)  het verlenen van proactief ondersteunend advies bij de oprichting van investeringsplatformen, waaronder grensoverschrijdende en macroregionale investeringsplatformen en investeringsplatformen waarop kleine en middelgrote projecten in één of meer lidstaten worden samengevoegd op basis van thema of regio;

(e bis)   het ondersteunen van het gebruik van combinaties met subsidies of financiële instrumenten die uit de begroting van de Unie of andere bronnen worden gefinancierd, teneinde de synergieën en complementariteit tussen de instrumenten van de Unie te versterken en de hefboomwerking en de effecten van het InvestEU-programma te maximaliseren;

(f)  het ondersteunen van acties voor capaciteitsopbouw voor de ontwikkeling van organisatiecapaciteiten, vaardigheden en processen en de versnelling van de investeringsbereidheid van organisaties, zodat ontwikkelaars en autoriteiten pijplijnen van investeringsprojecten kunnen uitbouwen, financieringsmechanismen en investeringsplatformen kunnen ontwikkelen en projecten kunnen beheren, en financiële intermediairs financierings- en investeringsverrichtingen kunnen uitvoeren voor entiteiten die moeilijkheden ondervinden om toegang tot financiering te krijgen, inclusief door steun voor de ontwikkeling van risicobeoordelingscapaciteit of sectorspecifieke kennis.

(f bis)  het verlenen van ondersteunend advies aan start-ups, in het bijzonder wanneer deze hun investeringen in onderzoek en innovatie willen beschermen door intellectuele-eigendomsrechten zoals patenten aan te vragen.

3.  De InvestEU-advieshub is beschikbaar voor openbare en particuliere projectontwikkelaars, met inbegrip van kmo's en start-ups, voor openbare autoriteiten, alsook voor nationale stimuleringsbanken en financiële en andere intermediairs.

4.  De Commissie sluit met elke adviespartner een adviesovereenkomst over de uitvoering van één of meerdere adviesinitiatieven. Er mogen vergoedingen in rekening worden gebracht voor de in lid 2 bedoelde diensten om een deel van de kosten van de dienstverrichting te dekken, met uitzondering van diensten die worden verleend aan openbare projectontwikkelaars en instellingen zonder winstoogmerk, die kosteloos worden aangeboden, indien gerechtvaardigd. De vergoedingen die voor de in lid 2 bedoelde diensten in rekening worden gebracht bij kmo's bedragen maximaal een derde van de kosten van de dienstverlening.

5.  Om de in lid 1 bedoelde doelstelling te bereiken en om het verlenen van adviserende ondersteuning te vergemakkelijken, bouwt de InvestEU-advieshub voort op de deskundigheid van de Commissie, de EIB-groep en andere adviespartners.

5 bis.  Elk adviesinitiatief wordt opgezet op basis van een regeling voor het delen van de kosten tussen de Commissie en de adviespartner, tenzij de Commissie, in naar behoren gemotiveerde gevallen indien dit noodzakelijk is vanwege de specifieke kenmerken van het adviesinitiatief en met inachtneming van een samenhangende en gelijke behandeling van alle adviespartners, aanvaardt alle kosten van het adviesinitiatief op zich te nemen.

6.  De InvestEU-advieshub heeft waar nodig lokale aanwezigheid. Er wordt met name voorzien in een lokale aanwezigheid in lidstaten of regio's die moeilijkheden ondervinden bij de ontwikkeling van projecten in het kader van het InvestEU-fonds. De InvestEU-advieshub biedt ondersteuning bij de overdracht van kennis aan regionale en lokale instanties teneinde voor de in lid 1 bedoelde steun regionale en lokale capaciteit en deskundigheid op te bouwen, met inbegrip van steun om kleine projecten uit te voeren en bij te staan.

6 bis.  Om het in lid 1 bedoeld ondersteunend advies te verstrekken en om het verstrekken van dit ondersteunend advies op lokaal niveau te vergemakkelijken, werkt de InvestEU-advieshub waar mogelijk samen met nationale stimuleringsbanken of -instellingen, waarbij gebruik wordt gemaakt van hun deskundigheid. Samenwerkingsovereenkomsten met nationale stimuleringsbanken of -instellingen worden in voorkomend geval gesloten in het kader van de InvestEU-advieshub, met deelname van ten minste één nationale stimuleringsbank of -instelling per lidstaat.

7.  In voorkomend geval adviseren de uitvoerende partners ▌projectontwikkelaars die financiering aanvragen, met name wanneer het kleine projecten betreft, om hun projecten aan de InvestEU-advieshub voor te leggen, met het oog op, in voorkomend geval, een betere voorbereiding van hun projecten en een beoordeling van een mogelijke bundeling van projecten.

De uitvoerende partners en adviespartners brengen in voorkomend geval ontwikkelaars ook op de hoogte van de mogelijkheid hun projecten op het in artikel 21 bedoelde InvestEU-portaal te plaatsen.

HOOFDSTUK VI

Artikel 21

InvestEU-portaal

1.  Het InvestEU-portaal wordt door de Commissie opgericht. Het is een openbaar toegankelijke en gebruiksvriendelijke projectendatabank, waarin relevante informatie over elk project wordt verstrekt.

2.  Het InvestEU-portaal biedt een kanaal voor projectontwikkelaars om hun projecten waarvoor zij financiering zoeken, zichtbaarheid te geven en er investeerders informatie over te verstrekken. De opname van projecten in het InvestEU-portaal heeft geen invloed op de besluiten betreffende de projecten die uiteindelijk worden geselecteerd voor ondersteuning uit hoofde van deze verordening, enig ander Unie-instrument, of voor openbare financiering.

3.  Alleen projecten die met het recht en het beleid van de Unie verenigbaar zijn, worden op het portaal geplaatst.

4.  Projecten die aan de in lid 3 vastgestelde voorwaarden voldoen, worden door de Commissie aan de relevante uitvoerende partners toegezonden, alsook, in voorkomend geval, indien er een adviesinitiatief bestaat, aan de InvestEU-advieshub.

5.  De uitvoerende partners onderzoeken de projecten die binnen hun geografische en activiteitenbereik vallen.

HOOFDSTUK VII

VERANTWOORDINGSPLICHT, monitoring en rapportage, evaluatie en controle

Artikel 21 bis

Verantwoordingsplicht

1.  Op verzoek van het Europees Parlement of de Raad brengt de voorzitter van het bestuur aan de verzoekende instelling verslag uit over de prestaties van het InvestEU-fonds, onder meer door deel te nemen aan een hoorzitting in het Europees Parlement.

2.  De voorzitter van het bestuur antwoordt mondeling of schriftelijk op de door het Europees Parlement of de Raad tot het InvestEU-fonds gerichte vragen, in elk geval binnen vijf weken na de datum van ontvangst van een vraag.

Artikel 22

Monitoring en rapportage

1.  De indicatoren om te rapporteren over de voortgang van het InvestEU-programma in de richting van de algemene en specifieke doelstellingen die in artikel 3 zijn vastgesteld, zijn opgenomen in bijlage III bij deze verordening.

2.  Teneinde te zorgen voor een effectieve beoordeling van de voortgang van het InvestEU-programma in de richting van de verwezenlijking van zijn doelstellingen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage III bij deze verordening om indien nodig de indicatoren en de bepalingen inzake de vaststelling van een kader voor monitoring en evaluatie te herzien of aan te vullen.

3.  Het prestatierapportagesysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld, en maakt een passende monitoring van de risico's en de garantieportefeuille mogelijk. Daartoe worden evenredige rapportagevereisten opgelegd aan de uitvoerende partners, de adviespartners en andere ontvangers van middelen van de Unie, naargelang het geval.

4.  De Commissie rapporteert over de uitvoering van het InvestEU-programma overeenkomstig de artikelen 241 en 250 van het Financieel Reglement. Overeenkomstig artikel 41, lid 5, van het Financieel Reglement wordt in het jaarverslag informatie verstrekt over de uitvoeringsgraad van het programma ten opzichte van de doelstellingen en prestatie-indicatoren ervan. De uitvoerende partners verstrekken daartoe jaarlijks de informatie, onder meer over de werking van de garantie, die de Commissie nodig heeft om haar rapportageverplichting te kunnen nakomen.

5.  Daarnaast dient iedere uitvoerende partner elke zes maanden een verslag bij de Commissie in over de financierings- en investeringsverrichtingen die onder deze verordening vallen, uitgesplitst tussen het EU-compartiment en het lidstaatcompartiment ▌, naargelang het geval. De uitvoerende partner dient informatie over het lidstaatcompartiment eveneens in bij de lidstaat wiens compartiment hij ten uitvoer legt. Het verslag bevat een beoordeling van de naleving van de voorschriften voor het gebruik van de EU-garantie en van de in bijlage III bij deze verordening vastgestelde essentiële prestatie-indicatoren. Het verslag bevat ook operationele, statistische, financiële en boekhoudkundige gegevens en een raming van de verwachte kasstromen over elke financierings- en investeringsverrichting en op het niveau van de compartimenten, de beleidsvensters en het InvestEU-fonds. Eenmaal per jaar wordt in het verslag van de EIB-groep, en in voorkomend geval van andere uitvoerende partners, ook informatie opgenomen over investeringsbelemmeringen die zich voordoen bij de uitvoering van financierings- en investeringsverrichtingen die onder deze verordening vallen. De verslagen bevatten de informatie die de uitvoerende partners verstrekken overeenkomstig artikel 155, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement.

Artikel 23

Evaluatie

1.  Evaluaties worden tijdig verricht zodat ze in de besluitvorming kunnen worden meegenomen.

2.  [Uiterlijk op 30 september 2024] dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een onafhankelijke tussentijdse evaluatie van het InvestEU-programma in, in het bijzonder van het gebruik van de EU-garantie, de werking van de modaliteiten die uit hoofde van artikel 9 bis, lid 1, onder b) en c), zijn ingevoerd, de toewijzing van de EU-garantie waarin is voorzien in artikel 10, leden 1 ter en 1 quater, de uitvoering van de InvestEU-advieshub, de begrotingstoewijzing waarin is voorzien in artikel 9 bis, lid 1, onder d), i), en van artikel 7. Met deze evaluatie wordt met name aangetoond op welke wijze de deelname van de uitvoerende partners en adviespartners een rol heeft gespeeld bij de verwezenlijking van de streefdoelen van het InvestEU-programma en de beleidsdoelstellingen van de EU, met name wat betreft het geografisch en sectoraal evenwicht van de ondersteunde financierings- en investeringsverrichtingen. De evaluatie omvat ook een beoordeling van de toepassing van de duurzaamheidstoets en van de aandacht die naar kmo's is uitgegaan in het kader van het venster kmo's.

3.  Aan het einde van de uitvoering van het InvestEU-programma, doch uiterlijk vier jaar na afloop van de in artikel 1 genoemde periode, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een onafhankelijke eindevaluatie van het InvestEU-programma in, in het bijzonder van het gebruik van de EU-garantie.

4.  De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

5.  De uitvoerende partners en adviespartners dragen bij aan en verstrekken de Commissie de nodige informatie voor het verrichten van de in de leden 1 en 2 bedoelde evaluaties.

6.  In overeenstemming met [artikel 211, lid 1,] van het [Financieel Reglement] neemt de Commissie elke drie jaar in het in [artikel 250] van het [Financieel Reglement] bedoelde jaarverslag een herziening op van de toereikendheid van het in artikel 4, lid 1, van deze verordening bedoelde voorzieningspercentage in het licht van het werkelijke risicoprofiel van de financierings- en investeringsverrichtingen die door de EU-garantie worden gedekt. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen om het in artikel 4, lid 1, van deze verordening bedoelde voorzieningspercentage op basis van die herziening met ten hoogste 15 % aan te passen.

Artikel 24

Audits

Audits naar het gebruik van de financiering van de Unie uitgevoerd door personen of entiteiten, daaronder begrepen door andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van het Financieel Reglement.

Artikel 25

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

Wanneer een derde land aan het InvestEU-programma deelneemt op grond van een besluit in het kader van een internationale overeenkomst of op grond van een ander rechtsinstrument, verleent het derde land de nodige rechten en toegang aan de verantwoordelijke ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten deze rechten het recht om onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

Artikel 26

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. Gedelegeerde handelingen die betrekking hebben op activiteiten die worden uitgevoerd door of met medewerking van de EIB-groep en andere uitvoerende partners worden in samenspraak met de EIB-groep en potentiële uitvoerende partners voorbereid.

2.  De in artikel 7, lid 6, artikel 17 ter, artikel 22, lid 2, en artikel 23, lid 6, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van [de inwerkingtreding van deze verordening]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van die termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.  De in artikel 7, lid 6, artikel 17 ter, artikel 22, lid 2, en artikel 23, lid 6, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

5.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.  Een overeenkomstig artikel 7, lid 6, artikel 17 ter, artikel 22, lid 2, en artikel 23, lid 6, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

HOOFDSTUK VIII

Transparantie en zichtbaarheid

Artikel 27

Informatie, communicatie en publiciteit

1.  De uitvoerende partners en adviespartners erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten), door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende en doeltreffende wijze te informeren.

1 bis.  De uitvoerende partners en adviespartners informeren de eindontvangers, met inbegrip van kmo's, of verplichten financiële intermediairs deze te informeren, over het bestaan van de InvestEU-steun door die informatie duidelijk zichtbaar te vermelden, met name in het geval van kmo's, in de relevante financieringsovereenkomst betreffende de InvestEU-steun, om het fonds op die manier zichtbaarder en bekender te maken bij het publiek.

2.  De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het InvestEU-programma en de acties en de resultaten ervan. De aan het InvestEU-programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover ze verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.

HOOFDSTUK IX

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 28

Overgangsbepalingen

1.  Ontvangsten, terugbetalingen en invorderingen van financieringsinstrumenten die zijn ingevoerd bij de in bijlage IV bij deze verordening genoemde programma's kunnen worden gebruikt voor de voorziening van de EU-garantie uit hoofde van deze verordening.

2.  Ontvangsten, terugbetalingen en invorderingen uit de bij Verordening (EU) 2015/1017 ingevoerde EU-garantie kunnen worden gebruikt voor de voorziening van de EU-garantie uit hoofde van deze verordening, tenzij ze worden gebruikt voor de in de artikelen 4, 9 en 12 van Verordening (EU) 2015/1017 bedoelde doeleinden.

Artikel 29

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

BIJLAGE I

Bedragen per specifieke doelstelling

Voor financierings- en investeringsverrichtingen geldt overeenkomstig artikel 4, lid 2, de volgende ▌verdeling:

(a)  ▌11 500 000 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder a), genoemde doelstellingen;

(b)  ▌11 250 000 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder b), genoemde doelstellingen;

(c)  12 500 000 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder c), genoemde doelstellingen;

(d)  5 567 500 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder d), genoemde doelstellingen.

BIJLAGE II

In aanmerking komende gebieden voor financierings- en investeringsverrichtingen

De financierings- en investeringsverrichtingen kunnen betrekking hebben op een of meer van de volgende gebieden:

1.  Ontwikkeling van de energiesector, overeenkomstig de prioriteiten van de energie-unie, met inbegrip van energievoorzieningszekerheid, de overgang naar schone energie en de verbintenissen die in de Agenda 2030 en de Overeenkomst van Parijs zijn aangegaan, in het bijzonder door middel van:

(a)  uitbreiding van de opwekking, de levering of het gebruik van schone en duurzame hernieuwbare energie en van andere veilige en duurzame emissieloze en emissiearme energiebronnen en -oplossingen;

(b)  energie-efficiëntie en energiebesparing (met klemtoon op het verminderen van de vraag door middel van vraagzijdebeheer en de renovatie van gebouwen);

(c)  het ontwikkelen, slimmer maken en moderniseren van duurzame energie-infrastructuur, met name, maar niet beperkt tot, transmissie- en distributieniveau, opslagtechnologieën, elektrische verbindbaarheid tussen de lidstaten, slimme netten;

(c bis)  het ontwikkelen van innovatieve emissieloze en emissiearme verwarmingssystemen en warmte-krachtkoppeling;

(d)  productie en levering van duurzame synthetische brandstoffen uit hernieuwbare/koolstofneutrale bronnen en andere veilige en duurzame emissieloze en emissiearme bronnen; biobrandstoffen, biomassa en alternatieve brandstoffen, voor alle vervoerswijzen, in overeenstemming met de doelstellingen van Richtlijn (EU) 2018/2001;

(e)  infrastructuur voor koolstofafvang en voor koolstofopslag in industriële processen, bio-energie-installaties en productiefaciliteiten met het oog op de energietransitie.

2.  Ontwikkeling van duurzame en veilige vervoersinfrastructuren en mobiliteitsoplossingen en uitrusting en innovatieve technologieën overeenkomstig de prioriteiten van de Unie op het gebied van vervoer en de verbintenissen die in de Overeenkomst van Parijs zijn aangegaan, in het bijzonder door middel van:

(a)  projecten ter ondersteuning van de TEN-T-infrastructuur, met inbegrip van onderhoud en veiligheid van de infrastructuur, en de stedelijke knooppunten, zee- en binnenhavens, luchthavens, multimodale terminals en hun verbinding met de hoofdnetwerken en de telematicatoepassingen van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

(a bis)  TEN-T-infrastructuurprojecten die het gebruik mogelijk maken van ten minste twee verschillende vervoerswijzen, met name multimodale vrachtterminals en knooppunten voor personenvervoer;

(b)  slimme en duurzame projecten op het gebied van stedelijke mobiliteit, met inbegrip van binnenvaart en innovatieve mobiliteitsoplossingen (gericht op stadsvervoersmiddelen met lage emissie, niet-discriminerende toegankelijkheid, minder luchtvervuiling en lawaai, energieverbruik, netwerken van slimme steden, onderhoud, of meer veiligheid en minder ongevallen, onder meer voor fietsers en voetgangers);

(c)  ondersteuning van de hernieuwing en modernisering van rollend materieel om emissiearme en emissieloze mobiliteitsoplossingen ▌te benutten, met inbegrip van het gebruik van alternatieve brandstoffen in voertuigen van alle vervoerswijzen;

(d)  spoorweginfrastructuur, overige spoorwegprojecten, binnenvaartinfrastructuur, massavervoersprojecten, zeehavens en maritieme snelwegen;

(e)  infrastructuur voor alternatieve brandstoffen voor alle vervoerswijzen, waaronder elektrische laadpunten;

(e bis)  andere slimme en duurzame mobiliteitsprojecten die gericht zijn op:

(i)  verkeersveiligheid,

(ii)  toegankelijkheid,

(iii)  emissiereducties,

(iv)  de ontwikkeling en invoering van nieuwe vervoerstechnologieën en ‑diensten, bijvoorbeeld met betrekking tot geconnecteerde en autonome vervoerswijzen of geïntegreerde ticketing;

(e ter)  projecten voor het onderhoud of de modernisering van bestaande vervoersinfrastructuur, met inbegrip van snelwegen op het TEN-T-netwerk, indien nodig om de verkeersveiligheid te verbeteren of te handhaven, ITS-diensten te ontwikkelen of de integriteit en normen van de infrastructuur te waarborgen of te zorgen voor veilige parkeerterreinen en -voorzieningen of oplaad- en tankstations voor alternatieve brandstoffen.

3.  Milieu en hulpbronnen, in het bijzonder door middel van:

(a)  water, met inbegrip van drinkwatervoorziening en -zuivering, en netwerkefficiëntie, vermindering van het aantal lekkages, infrastructuur voor de opvang en behandeling van afvalwater, kustinfrastructuur en andere watergerelateerde groene infrastructuur;

(b)  infrastructuur voor afvalbeheer;

(c)  projecten en ondernemingen op het gebied van milieubronnenbeheer en duurzame technologieën;

(d)  verbetering en herstel van ecosystemen en hun diensten, onder meer door versterking van de natuur en de biodiversiteit door middel van groene en blauwe infrastructuurprojecten;

(e)  duurzame stads-, plattelands- en kustontwikkeling;

(f)  maatregelen op het gebied van klimaatverandering, aanpassing aan en beperking van de klimaatverandering, met inbegrip van vermindering van het risico op natuurrampen;

(g)  projecten en ondernemingen die de circulaire economie uitvoeren door in de productie en de levenscyclus van producten aspecten van hulpbronnenefficiëntie te integreren, met inbegrip van de duurzame voorziening van primaire en secundaire grondstoffen;

(h)  koolstofarm maken van en substantieel verminderen van de emissies van energie-intensieve industrieën, met inbegrip van ▌demonstratie van innovatieve lage-emissietechnologieën en de uitrol daarvan;

(h bis)  koolstofarm maken van de energieproductie- en distributieketen door het gebruik van kolen en olie geleidelijk af te schaffen;

(h ter)  projecten ter bevordering van duurzaam cultureel erfgoed.

4.  Ontwikkeling van infrastructuur voor digitale connectiviteit, in het bijzonder door middel van projecten ter ondersteuning van de uitrol van digitale netwerken met zeer hoge capaciteit, 5G-connectiviteit en verbetering van digitale connectiviteit en toegang, met name wat plattelandsgebieden en perifere regio's betreft.

5.  Onderzoek, ontwikkeling en innovatie, in het bijzonder door middel van:

(a)  onderzoek, met inbegrip van onderzoeksinfrastructuur en ondersteuning van de academische wereld, en innovatieprojecten die bijdragen aan de doelstellingen van Horizon Europa;

(b)  projecten van ondernemingen, met inbegrip van opleiding en de bevordering van het opzetten van clusters en bedrijfsnetwerken;

(c)  demonstratieprojecten en -programma's evenals de uitrol van de bijbehorende infrastructuren, technologieën en processen;

(d)  samenwerkingsprojecten inzake onderzoek en innovatie tussen de academische wereld, organisaties voor onderzoek en innovatie en de industrie; publiek-private partnerschappen en maatschappelijke organisaties;

(e)  kennis- en technologieoverdracht;

(e bis)  onderzoek op het gebied van sleuteltechnologieën (KET's) en de industriële toepassingen daarvan, met inbegrip van nieuwe en geavanceerde materialen;

(f)  nieuwe doeltreffende en toegankelijke gezondheidsproducten, met inbegrip van geneesmiddelen, medische hulpmiddelen, diagnostiek en medicinale producten voor geavanceerde therapie, nieuwe antimicrobiële stoffen en innovatieve ontwikkelingsprocessen waarbij het gebruik van dierproeven wordt vermeden.

6.  Ontwikkeling, uitrol en opschaling van digitale technologieën en diensten, met name om bij te dragen aan de doelstellingen van het programma Digitaal Europa, in het bijzonder door middel van:

(a)  kunstmatige intelligentie;

(a bis)  kwantumtechnologie;

(b)  infrastructuren voor cyberveiligheid en netwerkbescherming;

(c)  internet der dingen;

(d)  blockchain en andere distributed-ledgertechnologieën;

(e)  geavanceerde digitale vaardigheden;

(e bis)  robotica en automatisering;

(e ter)  fotonica;

(f)  andere geavanceerde digitale technologieën en diensten die bijdragen aan de digitalisering van de industrie van de Unie en de integratie van digitale technologieën, diensten en vaardigheden in de vervoersector van de Unie.

7.  Financiële steun voor entiteiten met maximaal 499 werknemers, vooral voor kmo's en kleine midcap-ondernemingen, in het bijzonder door middel van:

(a)  het verstrekken van werkkapitaal en investeringen;

(b)  het verstrekken van risicokapitaal van de aanloop- tot de uitbreidingsfase met het oog op het verwerven van een leiderschapspositie op technologisch gebied in innovatieve en duurzame sectoren, met inbegrip van het verbeteren van hun digitaliserings- en innovatiecapaciteit en het waarborgen van hun mondiale concurrentievermogen;

(b bis)  het verstrekken van financiering voor het verwerven van een onderneming of een participatie in een onderneming door werknemers.

8.  Culturele en creatieve sectoren, cultureel erfgoed, media, audiovisuele sector, ▌journalistiek en pers, met name door middel van, maar niet beperkt tot, de ontwikkeling van nieuwe technologieën, het gebruik van digitale technologieën en technologisch beheer van intellectuele-eigendomsrechten.

9.  Toerisme.

9 bis.  Sanering van industrieterreinen (met inbegrip van verontreinigde sites) en herstel met het oog op duurzaam gebruik.

10.  Duurzame landbouw, bosbouw, visserij, aquacultuur en andere onderdelen van de ruimere duurzame bio-economie.

11.  Sociale investeringen, met inbegrip van die ter ondersteuning van de verwezenlijking van de Europese pijler van sociale rechten, in het bijzonder door middel van:

(a)  microfinanciering, ethische financiering, financiering voor sociale ondernemingen en sociale economie;

(b)  vraag naar en aanbod van vaardigheden;

(c)  onderwijs, opleiding en aanverwante diensten, ook voor volwassenen;

(d)  sociale infrastructuur, met name

(i)  onderwijs en opleiding met een inclusief karakter, met inbegrip van vroegschoolsonderwijs en vroegschoolse opvang, en de bijbehorende onderwijsinfrastructuur en -faciliteiten, alternatieve kinderopvang, studentenwoningen en digitale uitrusting, die voor iedereen toegankelijk zijn,

(ii)  sociale huisvesting,

(iii)  gezondheid en langetermijnzorg, met inbegrip van klinieken, ziekenhuizen, eerstelijnszorg, thuiszorg en gemeenschapszorg;

(e)  sociale innovatie, met inbegrip van innovatieve sociale oplossingen en regelingen om sociale effecten en resultaten op de in dit punt bedoelde gebieden te bevorderen;

(f)  culturele activiteiten met een maatschappelijk doel;

(f bis)  maatregelen ter bevordering van gendergelijkheid;

(g)  integratie van kwetsbare personen, waaronder onderdanen van derde landen;

(h)  innovatieve gezondheidsoplossingen, waaronder e-gezondheid, gezondheidsdiensten en nieuwe zorgmodellen;

(i)  inclusie van en toegankelijkheid voor personen met een handicap.

12.  Ontwikkeling van de defensie-industrie, waardoor wordt bijgedragen aan de strategische autonomie van de Unie ▌, in het bijzonder door middel van steun voor:

(a)  de toeleveringsketen van de defensie-industrie van de Unie, in het bijzonder door middel van financiële steun voor kmo's en midcaps;

(b)  ondernemingen die deelnemen aan disruptieve innovatieprojecten in de defensiesector en daarmee samenhangende technologieën voor tweeërlei gebruik;

(c)  de toeleveringsketen van de defensiesector bij samenwerkingsprojecten voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van defensie, met inbegrip van die welke door het Europees Defensiefonds worden gesteund;

(d)  infrastructuur voor onderzoek en opleiding op het gebied van defensie.

13.  Ruimte, in het bijzonder door middel van de ontwikkeling van de ruimtevaartsector volgens de doelstellingen van de ruimtestrategie voor Europa om:

(a)  de voordelen voor de samenleving en economie van de Unie zo groot mogelijk te maken;

(b)  het concurrentievermogen van ruimtevaartsystemen en -technologieën te bevorderen, door in het bijzonder de kwetsbaarheid van de toeleveringsketens te verhelpen;

(c)  ondernemerschap op het gebied van ruimtevaart, met inbegrip van downstreamontwikkeling, te ondersteunen;

(d)  de autonomie van de Unie te bevorderen met het oog op een veilige en beveiligde toegang tot de ruimte, zowel civiel als militair.

13 bis.  Zeeën en oceanen, door projecten en ondernemingen op het gebied van de blauwe economie en de bijbehorende financieringsbeginselen te ontwikkelen, met name via maritiem ondernemerschap en maritieme industrie, hernieuwbare mariene energie en de circulaire economie.

BIJLAGE III

Essentiële prestatie-indicatoren

1.  Volume van de InvestEU-financiering (uitgesplitst per beleidsvenster)

1.1  Aantal ondertekende verrichtingen

1.2  Gemobiliseerde investeringen

1.3  Gemobiliseerd bedrag aan particuliere financiering

1.4  Bereikte hefboom- en multiplicatoreffecten

2.  Geografische dekking van de InvestEU-financiering (uitgesplitst per beleidsvenster, land en regio op NUTS 2-niveau)

2.1  Aantal landen met InvestEU-verrichtingen

2.1 bis  Aantal regio's met InvestEU-verrichtingen

2.1 ter  Volume van de verrichtingen per lidstaat en per regio

3.  Effect van de InvestEU-financiering

3.1  Aantal gecreëerde of ondersteunde banen

3.2  Investeringen ter ondersteuning van klimaatdoelstellingen, in voorkomend geval toegelicht per beleidsvenster

3.3  Investeringen ter ondersteuning van digitalisering

3.3 bis  Investeringen ter ondersteuning van industriële omschakeling

4.  Duurzame infrastructuur

4.1  Energie: Extra geïnstalleerde capaciteit voor de opwekking van hernieuwbare en andere veilige en duurzame emissieloze en emissiearme energie (MW)

4.2  Energie: Aantal huishoudens, aantal openbare en commerciële gebouwen en terreinen met een verbeterde energieverbruikclassificatie

4.2 bis  Energie: Geraamde energiebesparing als gevolg van de projecten, uitgedrukt in Kwh

4.2 ter  Energie: Broeikasgasemissies die elk jaar worden beperkt/vermeden, uitgedrukt in ton CO2-equivalent

4.2 quater  Energie: Volume van investeringen in het ontwikkelen, slimmer maken en moderniseren van duurzame energie-infrastructuur

4.3  Digitalisering: Extra huishoudens, ondernemingen of openbare gebouwen met een breedbandtoegang van ten minste 100 megabit per seconde die kan worden opgewaardeerd tot gigabitsnelheid, of aantal gecreëerde wifihotspots

4.4  Vervoer: Gemobiliseerde investeringen, met name in TEN-T-projecten

–  aantal projecten voor grensoverschrijdende verbindingen en missing links (waaronder projecten in verband met stedelijke knooppunten, regionale grensoverschrijdende spoorwegverbindingen, multimodale platforms, zeehavens, binnenhavens, verbindingen met luchthavens en terminals voor overslag tussen weg- en spoorvervoer op het TEN-T-kernnetwerk en het uitgebreide netwerk)

–  aantal projecten dat bijdraagt tot de digitalisering van het vervoer, met name door de uitrol van ERTMS, RIS, ITS, VTMIS/elektronische maritieme diensten en SESAR

–  aantal gecreëerde of gemoderniseerde bevoorradingspunten voor alternatieve brandstoffen

–  aantal projecten dat bijdraagt tot de veiligheid van het vervoer

4.5  Milieu: Investeringen die bijdragen aan de uitvoering van plannen en programma's die op grond van het acquis van de Unie op milieugebied met betrekking tot luchtkwaliteit, water, afval en natuur vereist zijn

5.  Onderzoek, innovatie en digitalisering

5.1  Bijdrage aan de doelstelling dat 3 % van het bbp van de Unie in onderzoek, ontwikkeling en innovatie wordt geïnvesteerd

5.2  Aantal ondersteunde ondernemingen per grootte die onderzoeks- en innovatieprojecten verrichten

6.  Kmo's

6.1  Aantal ondersteunde ondernemingen per grootte (micro, klein, middelgroot en kleine midcaps)

6.2  Aantal ondersteunde ondernemingen per fase (start, groei/uitbreiding)

6.2 bis  Aantal ondersteunde ondernemingen per lidstaat en regio op NUTS 2-niveau

6.2 ter  Aantal ondersteunde ondernemingen per sector per NACE-code

6.2 quater  Percentage van het investeringsvolume in het kmo-venster dat naar kmo's is gegaan

7.  Sociale investeringen en vaardigheden

7.1  Sociale infrastructuur: Capaciteit van en toegang tot de ondersteunde sociale infrastructuur per sector: huisvesting, onderwijs, gezondheid, andere

7.2  Microfinanciering en financiering voor sociale ondernemingen: aantal ondersteunde ontvangers van microfinanciering en ondernemingen uit de sociale economie

7.5  Vaardigheden: Aantal personen dat nieuwe vaardigheden verwerft of vaardigheden laat valideren en certificeren: formele onderwijs- en opleidingskwalificatie

BIJLAGE IV

Het InvestEU-programma - Voorgaande instrumenten

A.  Eigenvermogensinstrumenten:

—  Europese Technologiefaciliteit (ETF98): Besluit 98/347/EG van de Raad van 19 mei 1998 betreffende maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheid scheppende kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) - Het groei- en werkgelegenheidsinitiatief (PB L 155 van 29.5.1998, blz. 43).

—  TTP: Besluit van de Commissie tot vaststelling van een aanvullend financieringsbesluit betreffende de financiering van acties van de activiteit "Interne goederenmarkt en sectoraal beleid" van het directoraat-generaal Ondernemingen en Industrie voor 2007 en tot vaststelling van het kaderbesluit betreffende de financiering van de voorbereidende actie "De Europese Unie speelt zijn rol in een geglobaliseerde wereld" en van vier proefprojecten "Erasmus voor jonge ondernemers", "Maatregelen ter bevordering van samenwerking en partnerschappen tussen micro-, kleine en middelgrote ondernemingen", "Technologie-overdracht" en "Europese topbestemmingen" van het directoraat-generaal Ondernemingen en Industrie voor 2007 (C(2007)531).

—  Europese Technologiefaciliteit (ETF01): Beschikking 2000/819/EG van de Raad van 20 december 2000 betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) (2001-2005) (PB L 333 van 29.12.2000, blz. 84).

—  Faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen (GIF): Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15).

—  Connecting Europe Facility (CEF): Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).

—  Eigenvermogensfaciliteit voor groei van Cosme (Cosme-EFG): Verordening (EU) nr. 1287/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme) (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1639/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 33).

—  InnovFin Equity:

–  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104);

–  Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van "Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)" en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 81);

–  Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van "Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)" en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

—  Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) - Investeringen in capaciteitsopbouw: Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie ("EaSI") en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 238).

B.  Garantie-instrumenten:

—  Garantiefaciliteit voor kmo's '98 (SMEG98): Besluit 98/347/EG van de Raad van 19 mei 1998 betreffende maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheid scheppende kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) - Het groei- en werkgelegenheidsinitiatief (PB L 155 van 29.5.1998, blz. 43).

—  Garantiefaciliteit voor kmo's '01 (SMEG01): Beschikking 2000/819/EG van de Raad van 20 december 2000 betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) (2001-2005) (PB L 333 van 29.12.2000, blz. 84).

—  Garantiefaciliteit voor kmo's '07 (SMEG07): Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15).

—  Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit – Garantie (EPMF-G): Besluit nr. 283/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 87 van 7.4.2010, blz. 1).

—  RSI (proefgarantiefaciliteit voor O&I-gestuurde kleine, en middelgrote bedrijven en kleine midcap-ondernemingen):

–  Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) Verklaringen van de Commissie (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1);

–  Beschikking 2006/971/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma Samenwerking tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 400 van 30.12.2006, blz. 86);

–  Beschikking 2006/974/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma Capaciteiten tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 400 van 30.12.2006, blz. 299).

—  EaSI-garantie: Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie ("EaSI") en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 238).

—  Leninggarantiefaciliteit van Cosme (Cosme-LGF): Verordening (EU) nr. 1287/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme) (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1639/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 33).

—  InnovFin Debt:

–  Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van "Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)" en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 81);

–  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104);

–  Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van "Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)" en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

—  Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sectoren (CCS GF): Verordening (EU) nr. 1295/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten nr. 1718/2006/EG, nr. 1855/2006/EG en nr. 1041/2009/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 221).

—  Garantiefaciliteit voor studentenleningen (SLGF): Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van "Erasmus+": het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Besluiten nr. 1719/2006/EG, nr. 1720/2006/EG en nr. 1298/2008/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 50).

—  Particuliere financiering van energie-efficiëntie (PF4EE): Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 614/2007 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 185).

C.  Instrumenten voor risicodeling:

—  Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF): Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) Verklaringen van de Commissie (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1).

—  InnovFin:

–  Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van "Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)" en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 81);

–  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).

—  Schuldinstrument van de Connecting Europe Facility (CEF DI): Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).

—  Faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal (NCFF): Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 614/2007 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 185).

D.  Specifieke investeringsinstrumenten:

—  Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit – Fonds commun de placements – Fonds d'investissements spécialisés (EPMF FCP-FIS): Besluit nr. 283/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 87 van 7.4.2010, blz. 1).

—  Marguerite:

–  Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie (PB L 162 van 22.6.2007, blz. 1);

–  Besluit van de Commissie van 25 februari 2010 over de deelname van de Europese Unie aan het Europees Fonds 2020 voor energie, klimaatverandering en infrastructuur (het Margueritefonds) (C(2010) 941).

—  Europees Fonds voor energie-efficiëntie (EEEF): Verordening (EU) nr. 1233/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 663/2009 tot vaststelling van een programma om het economische herstel te bevorderen via financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van energie (PB L 346 van 30.12.2010, blz. 5).

BIJLAGE V

Tekortkomingen van de markt, suboptimale investeringssituaties, additionaliteit en uitgesloten activiteiten

A.  Tekortkomingen van de markt, suboptimale investeringssituaties en additionaliteit

In overeenstemming met artikel 209 van het Financieel Reglement pakt de EU-garantie tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan (artikel 209, lid 2, onder a)) en bewerkstelligt zij additionaliteit door te voorkomen dat potentiële steun en investeringen uit andere overheids- of particuliere bronnen worden vervangen (artikel 209, lid 2, onder b)).

Om in overeenstemming te zijn met artikel 209, lid 2, onder a) en b), van het Financieel Reglement, voldoen de financierings- en investeringsverrichtingen die worden ondersteund door de EU-garantie aan de hieronder in de punten 1 en 2 vastgestelde vereisten:

1.  Tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties

Teneinde tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, zoals bedoeld in artikel 209, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement, omvatten de door de financierings- en investeringsverrichtingen beoogde investeringen een van volgende aspecten:

(a)  publieke goederen (zoals onderwijs en vaardigheden, gezondheidszorg en toegankelijkheid, beveiliging en defensie, en infrastructuur die beschikbaar is zonder kosten of aan verwaarloosbare kosten) die de exploitant of onderneming onvoldoende financiële voordelen opleveren;

(b)  externe factoren die de exploitant of onderneming in het algemeen niet kan internaliseren, zoals investeringen in onderzoek en ontwikkeling, energie-efficiëntie, bescherming van het klimaat of het milieu;

(c)  informatieasymmetrieën, met name in het geval van kmo's en kleine midcap-ondernemingen, met inbegrip van hogere risiconiveaus voor startende bedrijven, bedrijven met voornamelijk immateriële activa of onvoldoende onderpand, of bedrijven die zich richten op activiteiten met een hoger risicogehalte;

(d)  grensoverschrijdende infrastructuurprojecten en bijbehorende diensten of fondsen die op grensoverschrijdende basis investeren om de versnippering op de interne markt van de EU tegen te gaan en een betere coördinatie tot stand te brengen;

(e)  blootstelling in bepaalde sectoren, landen of regio's aan risiconiveaus die hoger zijn dan particuliere financiële actoren kunnen of willen aanvaarden. Dit houdt in dat de investering niet of niet in dezelfde mate zou hebben plaatsgevonden vanwege de nieuwheid of de risico's die verbonden zijn aan een innovatie of onbeproefde technologie;

(f)  nieuwe en/of complexe tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder a), iii), van deze verordening.

2.  Additionaliteit

Financierings- en investeringsverrichtingen voldoen aan beide aspecten van additionaliteit als bedoeld in artikel 209, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement. Dit betekent dat de verrichtingen zonder de steun van het InvestEU-fonds niet of niet in dezelfde mate zouden zijn uitgevoerd door andere overheids- of particuliere bronnen. In de zin van deze verordening houdt dit in dat financierings- en investeringsverrichtingen moeten voldoen aan de volgende twee criteria:

(1)  Om te worden beschouwd als een aanvulling op de in artikel 209, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement bedoelde particuliere bronnen verstrekt het InvestEU-fonds steun voor financierings- en investeringsverrichtingen van de uitvoerende partners die gericht zijn op investeringen die vanwege hun specifieke eigenschappen (publieke goederen, externe factoren, informatieasymmetrieën, overwegingen in verband met sociaal-economische cohesie, en andere) onvoldoende marktconform financieel rendement opleveren of als te riskant worden gezien (ten opzichte van de risiconiveaus die de desbetreffende particuliere entiteiten bereid zijn te aanvaarden). Toegang tot marktfinanciering aan redelijke voorwaarden wat betreft prijsstelling, zekerheidsvereisten, soort financiering, looptijd van verstrekte financiering en andere voorwaarden, is bijgevolg onmogelijk voor dergelijke financierings- en investeringsverrichtingen, zodat ze helemaal niet of niet in dezelfde mate zouden plaatsvinden zonder overheidssteun.

(2)  Om te worden beschouwd als een aanvulling op de in artikel 209, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement bedoelde overheidsbronnen verstrekt het InvestEU-fonds alleen steun aan financierings- en investeringsverrichtingen waarop de volgende voorwaarden van toepassing zijn:

(a)  de financierings- of investeringsverrichtingen zouden zonder de steun van het InvestEU-fonds niet of niet in dezelfde mate zijn uitgevoerd door de uitvoerende partner; en

(b)  de financierings- of investeringsverrichtingen zouden niet of niet in dezelfde mate zijn uitgevoerd in het kader van andere bestaande openbare instrumenten, zoals financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer die op regionaal en nationaal niveau worden ingezet. Toch is het ook mogelijk het InvestEU-fonds in te zetten als aanvulling op andere overheidsbronnen, met name wanneer er een toegevoegde Europese waarde kan worden gecreëerd en wanneer het gebruik van overheidsbronnen om op efficiënte wijze beleidsdoelstellingen te verwezenlijken kan worden geoptimaliseerd.

Om aan te tonen dat de financierings- en investeringsverrichtingen die door de EU-garantie worden ondersteund additioneel zijn ten opzichte van de bestaande markt en andere overheidssteun, verstrekken de uitvoerende partners gegevens waarmee ten minste één van de volgende kenmerken wordt aangetoond:

(a)  steun die wordt verstrekt via een positie die achtergesteld is ten opzichte van andere openbare of particuliere kredietverleners of binnen de financieringsstructuur;

(b)  steun die wordt verstrekt via deelnemingen of quasi-deelnemingen of via schuldvorderingen met een lange looptijd, prijsstelling, zekerheidsvereisten of andere voorwaarden die onvoldoende beschikbaar zijn op de markt of via andere overheidsbronnen. Steun voor verrichtingen die een hoger risicoprofiel dragen dan het risico dat de uitvoerende partner gewoonlijk aanvaardt bij zijn gebruikelijke activiteiten, of steun aan uitvoerende partners als aanvulling op de eigen capaciteit van die partners om deze verrichtingen te ondersteunen.

(c)  participatie in mechanismen voor risicodeling die gericht zijn op beleidsterreinen die de uitvoerende partner blootstellen aan risiconiveaus die hoger liggen dan het risico dat deze uitvoerende partner gewoonlijk aanvaardt of hoger dan particuliere financiële actoren kunnen aanvaarden of bereid zijn te aanvaarden;

(d)  steun die bijkomende openbare of particuliere financiering katalyseert of aantrekt en die een aanvulling vormt op andere particuliere en commerciële bronnen, met name van traditioneel risicomijdende categorieën beleggers of institutionele beleggers, als gevolg van het signaaleffect van steun die in het kader van het InvestEU-fonds wordt verstrekt;

(e)  steun die wordt verstrekt via financiële producten die niet beschikbaar zijn of niet in voldoende mate worden aangeboden in de beoogde landen of regio's als gevolg van ontbrekende, onderontwikkelde of onvolledige markten.

Voor financierings- en investeringsverrichtingen via een intermediair, met name in het geval van steun voor kmo's, wordt de additionaliteit gecontroleerd op het niveau van de intermediair in plaats van het niveau van de eindontvanger. Er wordt geacht sprake te zijn van additionaliteit wanneer via het InvestEU-fonds steun wordt verstrekt aan een financieel intermediair voor de totstandbrenging van een nieuwe portefeuille met een hoger risiconiveau of voor het vergroten van het volume aan activiteiten die reeds een groot risico met zich meebrengen, ten opzichte van de risiconiveaus die particuliere en openbare financiële actoren momenteel kunnen aanvaarden of bereid zijn te aanvaarden in de beoogde lidstaten of regio's.

De EU-garantie wordt niet verleend ter ondersteuning van herfinancieringstransacties (zoals het vervangen van bestaande leningsovereenkomsten of andere vormen van financiële steun voor projecten die al gedeeltelijk of volledig hebben plaatsgevonden), behalve in specifieke, uitzonderlijke en goed gemotiveerde omstandigheden waarin bewezen is dat de verrichting met ondersteuning van de EU-garantie een nieuwe investering zal genereren op een in aanmerking komend beleidsterrein ter waarde van een bedrag dat een aanvulling vormt op het gebruikelijke activiteitenvolume van de uitvoerende partner of financiële intermediair en ten minste gelijkwaardig is aan het bedrag van de verrichting die voldoet aan de in deze verordening vastgestelde subsidiabiliteitscriteria. De eerder genoemde criteria inzake tekortkomingen van de markt, suboptimale investeringssituaties en additionaliteit zijn eveneens van toepassing op deze herfinancieringstransacties.

B.  Uitgesloten activiteiten

Het InvestEU-fonds verleent geen steun aan:

(1)  activiteiten die een inperking van de individuele rechten en vrijheden van mensen of een schending van de mensenrechten vormen;

(2)  activiteiten op het gebied van defensie die betrekking hebben op het gebruik, de ontwikkeling of de vervaardiging van producten en technologieën die uit hoofde van het toepasselijk internationaal recht verboden zijn;

(3)  producten en activiteiten in verband met tabak (productie, distributie, verwerking en handel);

(4)  activiteiten die uit hoofde van artikel [X] van de verordening [Horizon Europa] worden uitgesloten: onderzoek naar het klonen van mensen voor voortplantingsdoeleinden; activiteiten bedoeld om het genetisch erfgoed van mensen te wijzigen waardoor deze wijzigingen erfelijk zouden kunnen worden, en activiteiten bedoeld om uitsluitend ten behoeve van onderzoek of het verkrijgen van stamcellen, onder meer via overdracht van de celkern van somatische cellen, menselijke embryo's te produceren;

(5)  activiteiten in verband met gokken (productie, bouw, distributie, verwerking, handel of software);

(6)  mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting en de bijbehorende infrastructuur, diensten en media;

(7)  activiteiten waarbij levende dieren worden gebruikt voor experimentele en wetenschappelijke doeleinden, voor zover naleving van de Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die worden gebruikt voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden van de Raad van Europa niet kan worden gewaarborgd;

(8)  activiteiten in verband met vastgoedontwikkeling, meer bepaald activiteiten die uitsluitend tot doel hebben bestaande gebouwen te renoveren en ze opnieuw te verhuren of te verkopen en nieuwbouwprojecten; activiteiten in de vastgoedsector die verband houden met de specifieke doelstellingen van het InvestEU-fonds als gespecificeerd in artikel 3, lid 2, van deze verordening en/of verband houden met de voor financierings- en investeringsverrichtingen in aanmerking komende gebieden als vermeld in bijlage II bij deze verordening, zoals investeringen in projecten op het gebied van energie-efficiëntie of sociale huisvesting, komen echter wel in aanmerking;

(9)  financiële activiteiten zoals het aankopen of verhandelen van financiële instrumenten. Met name interventies gericht op een buy-out met het oog op de verkoop van waardevolle activa, of vervangingskapitaal met het oog op de verkoop van waardevolle activa, zijn uitgesloten;

(10)  activiteiten die uit hoofde van het toepasselijk nationaal recht verboden zijn;

(11)  de ontmanteling, exploitatie, aanpassing of bouw van kerncentrales;

(12)  investeringen in verband met de ontginning/winning, verwerking, distributie, opslag of verbranding van vaste fossiele brandstoffen en olie en investeringen in verband met gaswinning. Deze uitsluiting geldt niet voor de volgende activiteiten:

i.  projecten waarvoor geen levensvatbare alternatieve technologie beschikbaar is;

ii.  projecten in verband preventie en beheersing van verontreiniging;

iii.  projecten die zijn uitgerust met installaties voor koolstofafvang, -opslag of ‑gebruik; industriële of onderzoeksprojecten die tot een wezenlijke reductie van broeikasgasemissies leiden ten opzichte van de toepasselijke benchmark(s) van het emissiehandelssysteem;

(13)  investeringen in voorzieningen voor de verwijdering van afval op stortplaatsen. Deze uitsluiting geldt niet voor investeringen in:

i.  stortplaatsen die een bijkomend onderdeel zijn van een industrieel of ontginningsgerelateerd investeringsproject, indien is aangetoond dat een stortplaats de enige levensvatbare optie is voor de behandeling van het industrieel of ontginningsafval dat door de activiteit in kwestie wordt geproduceerd;

ii.  bestaande stortplaatsen met het oog op de benutting van stortgas en ter bevordering van het recupereren van stortplaatsmaterialen en de herverwerking van ontginningsafval;

(14)  investeringen in installaties voor mechanisch-biologische behandeling (MBT). Deze uitsluiting geldt niet voor investeringen voor het aanpassen van bestaande MBT-installaties met het oog op energieterugwinning of activiteiten voor het recycleren van gescheiden afval, zoals compostering of anaerobe vergisting;

(15)  investeringen in verbrandingsovens voor de behandeling van afval. Deze uitsluiting geldt niet voor investeringen in:

i.  installaties die uitsluitend bedoeld zijn voor de behandeling van niet-recycleerbaar gevaarlijk afval;

ii.  bestaande installaties met het oog op een grotere energie-efficiëntie, het afvangen van uitlaatgassen met het oog op opslag, of het gebruik of hergebruik van materialen uit verbrandingsresten, op voorwaarde dat deze investeringen de afvalverwerkingscapaciteit van de installatie niet vergroten.

De uitvoerende partners blijven verantwoordelijk om naleving bij de ondertekening te waarborgen en erop toe te zien dat financierings- en investeringsverrichtingen de uitsluitingscriteria tijdens de uitvoering van het project naleven, en om in voorkomend geval passende corrigerende maatregelen nemen.

(1)PB C […], […], blz. […].
(2)PB C […], […], blz. […].
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 18 april 2019. De grijs gemarkeerde tekstdelen vormen niet het voorwerp van het in het kader van interinstitutionele onderhandelingen bereikte akkoord.
(4)COM(2018)0097.
(5)COM(2018)0353.
(6)Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG (PB L 344 van 17.12.2016, blz. 1).
(7)COM(2017)0206.
(8)COM(2017)0250.
(9)Gepubliceerd als European Economy Discussion Paper 074 in januari 2018.
(10)
(11)De verwijzing moet nog worden geactualiseerd: PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1. De overeenkomst is beschikbaar op: http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=uriserv:OJ.C_.2013.373.01.0001.01.ENG&toc=OJ:C:2013:373:TOC
(12)Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).
(13) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(14)Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(15)Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(16)Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraude en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(17)Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
(18)Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
(19)Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
(20)
(21)

Laatst bijgewerkt op: 16 maart 2020Juridische mededeling - Privacybeleid