Fiscale faciliteiten voor coöperaties in Italië
11.10.2007
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-5208/07
van Adriana Poli Bortone (UEN) , Sergio Berlato (UEN) , Romano Maria La Russa (UEN) , Umberto Pirilli (UEN) en Salvatore Tatarella (UEN)
aan de Commissie
Overwegende dat de Italiaanse coöperaties „mutualità prevalente”, zoals bepaald in het Italiaanse wetboek wet 601/73 titel III en wet 112, 15 van 15 juli 2002, in Italië fiscale faciliteiten genieten zowel voor de indirecte heffingen (BTW, INVIM, inschrijvingskosten) als vooral voor de directe IRPEG en IRES belastingen.
Overwegende dat deze coöperaties vaak opereren op terreinen die niet op sociaal en medisch terrein liggen, met een enorme omzet (in 2006 hebben de bij distributie opererende coöperaties voor 11,8 miljard euro aan verkoop gegenereerd).
Overwegende dat in de regio Emilia Romagna sprake is van een „emiliaanse rite” d.w.z. belangenverstrengeling tussen coöperaties en links partijen.
Overwegende dat de Italiaanse regering met wet 231 uit 2001 deze coöperaties heeft ontheven van toepassing van artikel 18 (arbeidsrecht) door hun feitelijk de mogelijkheid te bieden om werknemers te ontslaan, ook wanneer daar geen reden voor is.
Overwegende dat hierover al een geschil loopt tussen de Italiaanse regering en de Europese Commissie.
De vraag aan de Commissie luidt:
- 1.of al deze faciliteiten niet in strijd zijn met het mededingingsrecht;
- 2.of de coöperaties ooit een plausibele verklaring hebben gegeven voor hun activiteiten en de fiscale voordelen die zij genieten;
- 3.of het niet tijd is om voor deze coöperaties een verbod uit te vaardigen en hen uit te sluiten van de markt wegens oneerlijke concurrentie?
PB C 191 van 29/07/2008