Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2012/2098(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0017/2013

Ingediende teksten :

A7-0017/2013

Debatten :

PV 05/02/2013 - 14
CRE 05/02/2013 - 14

Stemmingen :

PV 06/02/2013 - 7.10
CRE 06/02/2013 - 7.10
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2013)0049

Aangenomen teksten
PDF 142kWORD 32k
Woensdag 6 februari 2013 - Straatsburg
Maatschappelijk verantwoord ondernemen: verantwoordelijk en transparant zakelijk gedrag en duurzame groei
P7_TA(2013)0049A7-0017/2013

Resolutie van het Europees Parlement van 6 februari 2013 over maatschappelijk verantwoord ondernemen: verantwoordelijk en transparant zakelijk gedrag en duurzame groei (2012/2098(INI)

Het Europees Parlement,

–  gezien de resolutie van de Raad van 3 december 2001 betreffende de follow-up van het Groenboek over de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen(1),

–  gezien de resolutie van de Raad van 6 februari 2003 inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen(2),

–  gezien de mededeling van de Commissie met als titel „Modernisering van het vennootschapsrecht en verbetering van de corporate governance in de Europese Unie - Een actieplan” (COM(2003)0284) (Actieplan corporate governance),

–  gezien de mededeling van de Commissie met als titel „Pakket verantwoordelijke ondernemingen” (COM(2011)0685),

–  gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Initiatief voor sociaal ondernemerschap – Bouwen aan een gezonde leefomgeving voor sociale ondernemingen in een kader van sociale economie en innovatie” (COM(2011)0682),

–  gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (COM(2010)2020),

–  gezien zijn resolutie van 30 mei 2002 over het Groenboek van de Commissie „De bevordering van een Europees kader voor de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven”(3),

–  gezien zijn resolutie van 13 mei 2003 over de mededeling van de Commissie over de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven: een bijdrage van het bedrijfsleven aan duurzame ontwikkeling(4),

–  gezien zijn resolutie van 13 maart 2007 inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen: een nieuw partnerschap(5),

–  gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité van 24 mei 2012 over de mededeling van de Commissie met als titel „Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 voor maatschappelijk verantwoord ondernemen(6),

–  gezien de mededeling van de Commissie met als titel „Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 voor maatschappelijk verantwoord ondernemen” (COM(2011)0681),

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en de adviezen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie internationale handel, de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie cultuur en onderwijs en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0017/2013),

Naar een moderne opvatting over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO): enkele overwegingen vooraf

1.  onderstreept dat bedrijven de taken van de overheid op het vlak van de bevordering en de uitvoering van en de controle op de sociale en milieuvoorschriften niet kunnen overnemen;

2.  benadrukt dat de huidige wereldwijde economische crisis is voortgekomen uit fundamentele fouten met betrekking tot transparantie, controleerbaarheid, verantwoordelijkheid en kortetermijndenken, en dat de EU de plicht heeft ervoor te zorgen dat iedereen hier lering uit trekt; toont zich verheugd over het voornemen van de Commissie om Eurobarometer-enquêtes uit te voeren met betrekking tot het vertrouwen in ondernemingen; dringt erop aan dat de resultaten van deze enquêtes door alle belanghebbenden volledig worden besproken en opgevolgd; is een warm voorstander van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en is van mening dat MVO - indien dit door alle en niet alleen door grote ondernemingen wordt toegepast - een grote bijdrage kan leveren aan het herstel van het verloren vertrouwen, hetgeen noodzakelijk is voor een duurzaam economische herstel, en de sociale gevolgen van de economische crisis kan verlichten; wijst erop dat wanneer ondernemingen verantwoordelijkheid voor de maatschappij, het milieu en werknemers nemen, dit een win-winsituatie creëert die kan zorgen voor het vertrouwen dat noodzakelijk is voor economisch succes; is van mening dat het opnemen van maatschappelijk verantwoord ondernemen in een duurzame bedrijfsstrategie zowel in het belang van de onderneming als in dat van de gehele maatschappij is; beklemtoont dat veel ondernemingen - met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) - op dit gebied een uitstekend voorbeeld hebben neergezet;

3.  is van mening dat het bedrijfsleven kan bijdragen aan de totstandkoming van een sociale markteconomie en de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie door het scheppen van banen en het bevorderen van economisch herstel;

4.  is van mening dat het debat over maatschappelijk verantwoord ondernemen moet worden geplaatst in een bredere context, die weliswaar het in eerste instantie vrijwillige karakter van MVO garandeert maar tegelijkertijd, waar nodig, ruimte biedt voor een dialoog over regelgevende maatregelen;

5.  gaat akkoord met de nieuwe, door de Commissie voorgestelde definitie van MVO, die het conflict tussen de vrijwillige en de verplichte benadering wegneemt;

6.  is van mening dat ondernemingsbestuur (corporate governance) een fundamenteel element van maatschappelijk verantwoord ondernemen is, met name wat betreft de betrekkingen met de overheid en met de werknemers en de organisaties die hen vertegenwoordigen, en wat betreft het beleid ten aanzien van bonussen, vertrekpremies en lonen; is van mening dat buitensporige bonussen, vertrekpremies en lonen voor managers, met name wanneer een bedrijf in moeilijkheden verkeert, onverenigbaar zijn met maatschappelijk verantwoord gedrag;

7.  is van mening dat het fiscale beleid van een bedrijf als een onderdeel van MVO moet worden beschouwd, en dat strategieën die gericht zijn op belastingontduiking of gebruikmaking van belastingparadijzen derhalve onverenigbaar zijn met maatschappelijk verantwoord gedrag;

8.  is van mening dat bij de beoordeling van de maatschappelijke verantwoordelijkheid van een bedrijf ook rekening moet worden gehouden met het gedrag van de bedrijven die deel uitmaken van zijn toeleveringsketen en dat van zijn eventuele onderaannemers;

De banden tussen MVO, de burgers, de mededinging en de innovatie versterken

9.  verzoekt de Commissie en de nationale autoriteiten innovatieve ondernemingsmodellen te bevorderen die de wisselwerking tussen bedrijven en de maatschappelijke context waarin zij functioneren versterken;

10.  verzoekt de Commissie rekening te houden met de besprekingen die momenteel gaande zijn over de herziening van de jaarrekening- en transparantierichtlijnen, zodat de nieuw voorgestelde MVO-strategie een aanvulling vormt op de herziene richtlijn;

11.  benadrukt dat het van belang is innovatieve oplossingen te ondersteunen die bedrijven in staat stellen zich te richten op sociale en milieugerelateerde uitdagingen, zoals intelligente vervoerssystemen en milieuefficiënte, toegankelijke en voor iedereen ontworpen producten;

12.  moedigt de initiatieven van de Commissie aan om de zichtbaarheid van MVO en de verspreiding van beste praktijken te bevorderen, en is een warm voorstander van de invoering van een Europese MVO-prijs voor bedrijven en partnerschappen; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan te overwegen of er hiertoe, naast andere maatregelen, een Europees sociaal keurmerk kan worden ingevoerd;

13.  is ingenomen met de oprichting van MVO-platforms waaraan verschillende belanghebbenden deelnemen, en stemt in met de gekozen sectorale aanpak;

14.  erkent het belang en het potentieel van het „Enterprise 2020”-initiatief van het MVO-Europa-netwerk, dat een significante bijdrage kan leveren aan het versterken van de koppeling tussen MVO en concurrentievermogen door de verspreiding van optimale werkmethoden in de hand te werken; verzoekt de Commissie en de lidstaten meer synergieën te bewerkstelligen met betrekking tot de doelstelling van beleidsmaatregelen en initiatieven ten behoeve van sociale innovatie en het scheppen van werkgelegenheid; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan om de inspanningen van het MVO-Europa-netwerk te ondersteunen, met als hoofddoel de samenwerking tussen het bedrijfsleven en de lidstaten te verbeteren, teneinde de ontwikkeling van nationale actieplannen en de verspreiding van goede praktijken te bevorderen;

15.  sluit zich aan bij het voorstel van de Commissie om periodiek onderzoek te doen naar het vertrouwen van de burgers in en hun houding ten aanzien van de door bedrijven uitgevoerde MVO-strategieën; pleit ervoor de inhoud van deze onderzoeken te koppelen aan de herziening van het actieplan voor duurzame consumptie en productie, teneinde de factoren die een meer verantwoorde consumptie in de weg staan te identificeren;

De transparantie en de doelmatigheid van het MVO-beleid verbeteren

16.  dringt er bij de Commissie op aan om, in aanvulling op de richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken, specifieke maatregelen voor te stellen om misleidende en onjuiste informatie met betrekking tot verplichtingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en in verband met de sociale en milieueffecten van producten en diensten tegen te gaan, met speciale aandacht voor de indiening en behandeling van klachten op basis van een open en duidelijke procedure en de instelling van onderzoeken; is van mening dat „greenwashing” niet alleen misleidend en verwarrend is voor consumenten, overheden en investeerders, maar ook het vertrouwen in MVO als doeltreffend instrument voor het verwezenlijken van duurzame en inclusieve groei ondermijnt;

17.  deelt de mening dat in openbare aanbestedingen meer rekening moet worden gehouden met sociale en milieuoverwegingen; dringt er in dat verband op aan dat het gunningscriterium van de laagste prijs wordt geschrapt en dat de verantwoordingsplicht in de gehele onderaannemingsketen wordt vergroot;

18.  vraagt de Commissie verdere initiatieven te nemen ter ontsluiting en versterking van het MVO-potentieel om de klimaatverandering tegen te gaan (door het te koppelen aan hulpbronnen- en energie-efficiëntie), bijvoorbeeld in de procedures die ondernemingen hanteren om hun grondstoffen in te kopen;

19.  onderstreept dat EU-hulp aan regeringen van derde landen bij de tenuitvoerlegging van sociale en milieuregelgeving tezamen met doeltreffende inspectieregelingen een noodzakelijke aanvulling vormt op de inspanningen om het door het Europese bedrijfsleven betrachte MVO wereldwijd uit te dragen;

20.  onderstreept dat maatschappelijk verantwoord investeren (MVI) een van de manieren is om MVO bij investeringsbeslissingen in de praktijk te brengen; merkt op dat er op dit moment geen universele definitie van MVI bestaat, maar dat hierbij doorgaans de financiële doeleinden van investeerders worden gekoppeld aan diens zorgen omtrent sociale, ecologische en ethische kwesties en omtrent het ondernemingsbestuur;

21.  erkent het belang van de verspreiding door het bedrijfsleven van informatie over duurzaamheid, zoals sociale en milieufactoren, teneinde de risico's met betrekking tot duurzaamheid te identificeren en het vertrouwen van investeerders en consumenten te vergroten; wijst op de substantiële vooruitgang die op dit gebied is geboekt en verzoekt de Commissie de doelstelling van de internationale geïntegreerde verslagleggingsraad (IIRC) om geïntegreerde verslaglegging binnen het komende decennium tot de wereldwijde norm te maken, te ondersteunen;

22.  benadrukt dat strikte eerbiediging van de mensenrechten, oprechte toewijding en transparantie noodzakelijk zijn om maatschappelijk verantwoord ondernemerschap in de hele toeleveringsketen te waarborgen, de duurzame voetafdruk van Europese bedrijven te meten, en belastingontduiking en illegale geldstromen te bestrijden;

23.  benadrukt dat verantwoord ondernemen niet mag worden teruggebracht tot een marketinginstrument, en alleen ten volle tot ontwikkeling kan komen indien het in de algemene bedrijfsaanpak wordt opgenomen en bij de dagelijkse gang van zaken en in de financiële strategie in de praktijk wordt gebracht; zou graag een verband zien tussen verantwoord ondernemen en goed ondernemingsbestuur; is van mening dat de Commissie bedrijven moet aansporen om besluiten over maatschappelijk verantwoord ondernemen op het niveau van de raad van bestuur te nemen; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan codes voor bedrijfsbestuur in te voeren die het belang van verantwoordelijkheid voor iedereen in het bedrijf weerspiegelen en een duidelijk verband leggen tussen de milieu-, sociale en mensenrechtenprestaties van het bedrijf enerzijds en de financiële resultaten van het bedrijf anderzijds;

24.  onderstreept dat ondernemingen die zich voor MVO inzetten, voor beleggers en consumenten gemakkelijk herkenbaar zouden moeten zijn, aangezien zij op deze manier in hun inspanningen worden aangemoedigd;

25.  benadrukt dat maatschappelijk verantwoord investeren (MVI), als onderdeel van de toepassing van MVO bij investeringsbesluiten, ervoor zorgt dat investeerders hun financiële en economische doeleinden koppelen aan hun sociale, milieu-, ethische, culturele en onderwijsoverwegingen;

26.  volgt aandachtig het huidige debat over het wetgevingsvoorstel betreffende de transparantie van de sociale en milieu-informatie die door bedrijven wordt verstrekt; pleit ervoor een wetsvoorstel aan te nemen dat de grootst mogelijke flexibiliteit van handelen biedt, teneinde rekening te houden met het multidimensionale karakter van MVO en de diversiteit van het door bedrijven gevoerde MVO-beleid, en dat bovendien voldoende vergelijkbaarheid waarborgt om in de behoeften van investeerders en andere belanghebbenden te voorzien en om consumenten eenvoudig toegang te verschaffen tot informatie met betrekking tot het effect van bedrijven op de maatschappij, met inbegrip van bestuursaspecten en de levenscycluskostenmethode; is van mening dat deze informatie inzake duurzaamheid in voorkomend geval ook betrekking moet hebben op onderaannemers en op de toeleveringsketen en dat zij gebaseerd moet zijn op mondiaal aanvaarde methoden, zoals die van het „Global Reporting Initiative” of die van de internationale geïntegreerde verslagleggingsraad; dringt voorts aan op een uitzonderingsregeling of een vereenvoudigd kader voor kmo's;

27.  dringt aan op een intensiever en meer inclusief en transparant toezicht op de beginselen van MVO in het handelsbeleid van de EU, met duidelijke criteria voor het meten van verbeteringen, teneinde het vertrouwen in het systeem te vergroten;

28.  moedigt zowel de EU als de lidstaten aan concrete informatie te verstrekken over en onderwijs en opleidingen te verzorgen met betrekking tot MVO, zodat bedrijven de voordelen die MVO biedt volledig kunnen benutten en MVO binnen hun organisatiecultuur kunnen toepassen;

29.  moedigt mediabedrijven aan om transparante journalistieke normen in hun MVO-beleid op te nemen, met inbegrip van garanties voor bronbescherming en de rechten van klokkenluiders;

30.  verzoekt de Commissie verder na te denken over bindende en niet-bindende maatregelen om de erkenning en bevordering van de inspanningen die bedrijven leveren op het gebied van transparantie en de openbaarmaking van niet-financiële informatie in de hand te werken;

31.  verzet zich krachtig tegen de invoering van specifieke parameters, zoals prestatie-indicatoren op Europees niveau, die kunnen leiden tot onnodige administratieve lasten en inefficiënte operationele structuren; dringt er in plaats daarvan bij de Commissie op aan om bedrijven mondiaal aanvaarde methoden aan te reiken en het gebruik hiervan te bevorderen, zoals de methoden van het „Global Reporting Initiative” of die van de internationale geïntegreerde verslagleggingsraad;

32.  acht het niettemin van fundamenteel belang dat de Commissie zo spoedig mogelijk de aangekondigde, op levenscycluskosten gebaseerde gemeenschappelijke methode voor de meting van milieuprestaties uitwerkt; is van mening dat deze methode nuttig zou zijn voor zowel de transparantie van de gegevens die de bedrijven verstrekken als de beoordeling van de milieuprestaties van bedrijven door de overheid;

33.  verwelkomt het voornemen van de Commissie om een „praktijkgemeenschap” voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en het sociaal handelen van ondernemingen op te zetten; is van mening dat deze gemeenschap complementair moet zijn aan een gedragscode voor coregulering en zelfregulering, teneinde alle belanghebbenden in staat te stellen deel te nemen aan een collectief leerproces om de efficiëntie en controleerbaarheid van maatregelen waarbij meerdere belanghebbenden zijn betrokken, te verbeteren;

34.  dringt aan op volledige en actieve raadpleging en betrokkenheid van vertegenwoordigende organisaties, met inbegrip van vakbonden, bij de ontwikkeling en de toepassing van en het toezicht op de MVO-processen en -structuren van bedrijven, waarbij in een oprecht partnerschap wordt samengewerkt met de werkgevers;

35.  verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de verplichte systematische verslaglegging inzake essentiële duurzaamheidsaspecten niet tot overbelasting van bedrijven leidt, aangezien het de bedoeling is dat nieuwe MVO-strategiëen door het bedrijfsleven worden omarmd; verzoekt de Commissie een overgangsperiode toe te staan voordat regelmatige niet-financiële verslaglegging wordt ingevoerd voor bedrijven, aangezien deze zo de kans krijgen om MVO in eerste instantie intern goed te implementeren, door een accuraat en gedetailleerd MVO-beleid in te voeren als onderdeel van hun interne beheerstructuur;

36.  steunt het voorstel van de Commissie om alle investeringsfondsen en financiële instellingen te verplichten al hun klanten (burgers, bedrijven, overheden etc.) te informeren over eventuele ethische of maatschappelijk verantwoorde investeringscriteria die zij toepassen, of over eventuele normen en codes die zij hanteren;

37.  steunt de richtlijn van de Commissie betreffende minimumnormen voor de rechten van slachtoffers; dringt erop aan dat in het MVO-beleid van bedrijven in de desbetreffende sectoren (zoals reizen, verzekeringen, huisvesting en telecommunicatie) positieve en praktische strategieën en structuren worden opgenomen om slachtoffers van misdrijven en hun gezinnen bij te staan tijdens een crisis, en dat er specifieke maatregelen worden ingevoerd voor elke werknemer die op het werk of daarbuiten het slachtoffer van een misdrijf wordt;

38.  erkent het grote belang en potentieel van de zelf- en coreguleringsinstrumenten, zoals sectorale gedragscodes; is dan ook ingenomen met het voornemen van de Commissie om de bestaande instrumenten te verbeteren door een specifieke praktijkrichtlijn te ontwikkelen; verzet zich evenwel tegen een „one size fits all”-aanpak, die geen rekening houdt met het specifieke karakter van de afzonderlijke sectoren en de specifieke behoeften van de bedrijven;

MVO en kmo's: van theorie naar praktijk

39.  wijst op de specifieke kenmerken van kmo's, die vooral op plaatselijk en regionaal niveau en binnen bepaalde sectoren actief zijn; acht het daarom van fundamenteel belang dat het MVO-beleid van de Unie, inclusief de nationale MVO-actieplannen, rekening houdt met de specifieke vereisten van kmo's, strookt met het „think small first”-beginsel en de informele en intuïtieve benadering van kmo's ten aanzien van MVO erkent;

40.  wijst erop dat het van belang is kleine en middelgrote bedrijven bij MVO te betrekken en hun verworvenheden op dit gebied te erkennen;

41.  erkent dat veel kmo's in Europa al MVO toepassen, onder meer door middel van plaatselijke werkgelegenheid, inzet van de gemeenschap, toepassing van goede bestuurspraktijken ten aanzien van hun toeleveringsketen, enz.; wijst er evenwel op dat de meeste van deze kmo's niet weten dat zij daadwerkelijk duurzaamheid, MVO en goede bedrijfsvoeringspraktijken toepassen; verzoekt de Commissie daarom eerst te kijken naar de huidige praktijken van kmo's alvorens speciaal voor hen MVO-strategieën te overwegen;

42.  verzet zich tegen alle maatregelen die tot meer administratieve of financiële lasten voor kmo's kunnen leiden; steunt daarentegen alle maatregelen die kmo's in staat stellen gezamenlijk te opereren;

43.  verzoekt de lidstaten en de regionale overheden slim gebruik te maken van het Cohesiefonds, teneinde de bevordering van MVO door intermediaire organisaties van kmo's te ondersteunen, waarbij deze organisaties zich bijvoorbeeld baseren op het belangrijkste Duitse programma, dat door het Europees Sociaal Fonds wordt medegefinancierd;

44.  verzoekt de Commissie om, in samenwerking met de lidstaten, de intermediaire organisaties van kmo's en andere belanghebbenden, strategieën en maatregelen te ontwerpen om de uitwisseling van goede MVO-praktijken tussen kmo's te bevorderen, bijvoorbeeld door middel van een databank waarin informatie over door kmo's toegepast MVO-beleid wordt verzameld, met gedetailleerde gegevens over projecten die in de diverse lidstaten worden uitgevoerd;

45.  dringt aan op het opstellen van gidsen en handleidingen over MVO, bestemd voor kmo's; onderstreept in dit verband de dringende noodzaak van meer academisch onderzoek naar methoden om de acceptatie van MVO onder kmo's te vergroten, en naar de economische, sociale en milieueffecten van MVO-beleid op lokaal en regionaal niveau;

46.  is van mening dat in de MVO-agenda, wil er een werkelijk effect van uitgaan voor de armoedebestrijding, ook aandacht moet worden besteed aan kmo's, aangezien de gezamenlijke sociale en milieueffecten daarvan aanzienlijk zijn;

47.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan ontwikkelings- en ondersteuningsstrategieën te ontwerpen voor de verspreiding van MVO onder kmo's; pleit in het bijzonder voor specifieke maatregelen voor kleine en micro-ondernemingen;

Nalevingskwesties en betrekkingen met derde landen

48.  benadrukt dat na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon het Europees Parlement volledig dient te worden geïnformeerd over de wijze waarop de resultaten van duurzaamheidseffectbeoordelingen van overeenkomsten worden geïntegreerd in de onderhandelingen die voorafgaan aan de sluiting van deze overeenkomsten, alsook over de hoofdstukken van die overeenkomsten die zijn gewijzigd om de in de duurzaamheidseffectbeoordelingen in kaart gebrachte negatieve gevolgen te vermijden;

49.  onderstreept dat toekomstige bilaterale investeringsovereenkomsten die door de EU worden ondertekend een eerlijk evenwicht moeten waarborgen tussen de noodzaak investeerders te beschermen enerzijds en de mogelijkheden voor staatsinterventie anderzijds, met name met betrekking tot sociale, gezondheids- en milieunormen;

50.  pleit ervoor het idee van sponsorschap onder ondernemers te promoten;

51.  herinnert eraan dat voor het beslechten van handelsgeschillen en/of het eisen van compensatie voor negatieve gevolgen van onverantwoorde of illegale ondernemersactiviteiten nu reeds zowel gerechtelijke als niet-gerechtelijke mechanismen voor geschillenbeslechting bestaan; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan de bekendheid van beide mechanismen zowel onder ondernemers als onder het brede publiek te vergroten; brengt in herinnering dat de Internationale Kamer van Koophandel geschillenbeslechtingsdiensten aanbiedt aan individuen, ondernemingen, landen, landelijke entiteiten en internationale organisaties die alternatieven zoeken voor een gang naar de rechtbank, en dat die kunnen bijdragen aan een daadwerkelijke toegang van slachtoffers tot de rechter in het geval van inbreuken op de beginselen van verantwoord ondernemen met negatieve economische, sociale en milieugevolgen in de EU en/of in derde landen;

52.  onderstreept dat het vergroten van het bewustzijn, op het niveau van ondernemingen, van de beginselen van MVO en van de gevolgen van niet-naleving ervan, als taak voor de Commissie geflankeerd moet worden door vergroting van het bewustzijn en de opbouw van capaciteit op het niveau van de regeringen van de gastlanden, teneinde een daadwerkelijke toepassing van MVO-rechten en toegang tot de rechtsgang te waarborgen;

53.  is van oordeel dat de Commissie en de lidstaten Europese ondernemingen moeten aansporen initiatieven op het gebied van MVO te ontplooien en goede praktijken uit te wisselen met hun partners in andere landen;

Conclusies

54.  wijst erop dat regelgeving in een solide rechtskader en in overeenstemming met internationale normen tot stand moet worden gebracht, teneinde afwijkende nationale interpretaties en risico's van concurrentievoordelen en –nadelen op regionaal, nationaal en macroregionaal niveau te voorkomen;

55.  moedigt de Commissie aan haar inspanningen voort te zetten om MVO in de betrekkingen met andere landen en regio's van de wereld te bevorderen; dringt in dit verband aan op grotere inspanningen om het wederkerigheidsbeginsel als centrale norm in de handelsbetrekkingen te verankeren;

56.  herhaalt dat de ontwikkeling van MVO in eerste instantie moet worden aangedreven via een aanpak waarbij meerdere belanghebbenden zijn betrokken, in het kader waarvan bedrijven zelf een voortrekkersrol spelen en de mogelijkheid moeten krijgen om hun aanpak af te stemmen op hun eigen specifieke situatie; benadrukt de noodzaak van specifieke maatregelen en benaderingswijzen voor de ontwikkeling van MVO bij kmo's;

57.  merkt op dat de huidige MVO-strategie van de Commissie het tijdvak 2011-2014 beslaat; verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat er tijdig een ambitieuze strategie voor het tijdvak na 2014 wordt vastgesteld;

o
o   o

58.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) PB C 86 van 10.4.2002, blz. 3.
(2) PB C 39 van 18.2.2003, blz. 3.
(3) PB C 187 E van 7.8.2003, blz. 180.
(4) PB C 67 E van 17.3.2004, blz. 73.
(5) PB C 301 E van 13.12.2007, blz. 45.
(6) PB C 229 van 31.7.2012, blz. 77.

Juridische mededeling - Privacybeleid