Ontwerpresolutie - B5-0892/2000Ontwerpresolutie
B5-0892/2000

ONTWERPRESOLUTIE

23 november 2000

naar aanleiding van mondelinge vragen B5‑0549/2000 en B5‑0550/2000
ingediend overeenkomstig artikel 42, lid 5 van het Reglement
door Elmar Brok
namens de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid
over de toestand in Afghanistan

Procedure : 2000/2635(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B5-0892/2000
Ingediende teksten :
B5-0892/2000
Debatten :
Stemmingen :
Aangenomen teksten :

B5‑0892/2000

Resolutie van het Europees Parlement over de toestand in Afghanistan

Het Europees Parlement,

–  gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad ten aanzien van de beperkende maatregelen tegen de Taliban, dat op 15 november 1999 werd goedgekeurd met het oog op de uitvoering van resolutie 1267/99 van de Veiligheidsraad,

–  gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad dat op 24 januari 2000 werd goedgekeurd,

–  gezien verordening (EG) 1880/2000 van Parlement en Raad van 17 juli 2000 inzake het optreden op het terrein van de hulpverlening aan ontheemden in de ontwikkelingslanden van Latijns-Amerika en Azië,

–  onder verwijzing naar zijn vroegere resoluties over Afghanistan,

–  gezien de bewoordingen van zijn resolutie die op 5 oktober 2000 werd aangenomen, en die het Parlement nog steeds volledig onderschrijft,

–  gezien het VN-voorstel strekkende tot het houden van open vredesonderhandelingen dat zowel door de Taliban als door de Noordelijke Alliantie van Ahmed Shah Massoed is aanvaard,

–  gelet op het besluit van de Europese Commissie van 26 oktober om, met het oog op voortzetting van de hulpverlening aan 30.000 ontheemde gezinnen, humanitaire hulp ter waarde van € 3,9 miljoen beschikbaar te stellen,

A.  uiting gevend aan zijn ernstige bezorgdheid over het zomeroffensief van de Taliban dat tot een verheviging van de strijd heeft geleid,

B.  overwegende dat het volk van Afghanistan al jarenlang onbeschrijfelijk lijdt onder deze oorlog en dat de recente gevechten de toestand van de toch al ernstig door de droogte in de gehele regio geteisterde burgerbevolking nog verergert,

C.  overwegende dat een miljoen Afghanen door landmijnen invalide zijn geworden,

D.  overwegende dat Afghanistan de ergste droogte in 30 jaar heeft gekend, dat het land daardoor met hongersnood wordt bedreigd, en dat Afghanistan tevens gerekend wordt tot de landen die waarschijnlijk het sterkst de gevolgen van de klimaatverandering zullen ondervinden,

E.  overwegende dat miljoenen ontheemden in kampen leven of gevlucht zijn voor de stelselmatige en dagelijkse schendingen van de mensenrechten door het Taliban-bewind,

F.  bezorgd over berichten als zouden tienduizenden Afghaanse vluchtelingen onlangs bij de grens met Pakistan en Tadzjikistan zijn tegengehouden,

G.  overwegende dat bij de machtsovername door de Taliban in 1996 vrouwen het slachtoffer werden van extreme vormen van psychische en fysieke onderdrukking,

H.  overwegende dat vrouwen in de gebieden die in handen zijn van de Taliban blootstaan aan chicanes, willekeurige rechtspleging en discriminatie,

I.  overwegende dat in een diepgaande analyse van moslim-intellectuelen de willekeurige en onmenselijke interpretatie van de sharia en de stelselmatige schending van de meest elementaire mensenrechten scherp veroordeeld worden,

J.  overwegende dat de Taliban NGO's geen toestemming hebben gegeven om de Afghaanse bevolking, zonder onderscheid op grond van geslacht, hulp te verlenen en hen gedwongen hebben Kaboel te verlaten,

K.  wijzend op het gevaar van alle vormen van fanatisme en fundamentalisme,

L.  overwegende dat ondanks de programma's van de UNDCP de productie van verdovende middelen door de Taliban hand over hand toeneemt en dat de handel daarin de oorlog tegen de noordelijke alliantie financiert,

M.  overwegende dat de Europese Unie steeds geweigerd heeft UNDCP-programma's inzake de bevordering van alternatieve gewassen in Afghanistan te financieren met als argument dat deze vorm van samenwerking het Taliban-bewind zou ondersteunen,

N.  de verheerlijking van het internationaal terrorisme door de Taliban scherp veroordelend,

O.  overwegende dat het Taliban-bewind expansionistische oogmerken nastreeft die een bedreiging vormen voor de vrede en de stabiliteit in de regio,

P.  overwegende dat de Europese Unie de belangrijkste leverancier van humanitaire hulp aan Afghanistan is,

Q.  overwegende dat desondanks de bevolkingsgroepen op Afghaanse bodem in ongelijke mate profiteren van de humanitaire noodhulpprogramma's,

R.  overwegende dat de doeltreffendheid van de resolutie van de Verenigde Naties te wensen overlaat en er een groot aantal praktijken is ontdekt om de toepassing ervan te omzeilen,

S.  overwegende dat geen enkele militaire oplossing vrede in het land kan brengen zonder dat de bevolking daar opnieuw in hoge mate onder zal lijden,

T.  vaststellend dat de Raad noch de Commissie tot op heden hun bedoelingen duidelijk hebben gemaakt, ondanks de nadrukkelijke verzoeken van het Parlement,

1.  meent stellig dat de fundamentalistische ideologie van de Taliban de oorzaak is van de voortdurende schending van de mensenrechten in Afghanistan;

2.  veroordeelt de apartheid die het Taliban-bewind op Afghaanse bodem doorvoert;

3.  veroordeelt de openlijke steun van het Taliban-bewind aan het internationaal terrorisme;

4.  veroordeelt de onaanvaardbare discriminatie van vrouwen in het gebied dat door de Taliban wordt beheerst;

5.  veroordeelt alle buitenlandse inmenging in Afghaanse aangelegenheden die de oorlog verlengt, met name van de kant van Pakistan;

6.  roept de buurlanden van Afghanistan ertoe op hun grenzen voor Afghaanse vluchtelingen open te houden en verzoekt de Commissie en de lidstaten van de EU met spoed financiële steun te verlenen aan de landen die vluchtelingen opnemen;

7.  steunt het streven naar een politieke oplossing die de basis kan leggen voor een regering die het hele volk van Afghanistan vertegenwoordigt, en vrede, stabiliteit en eerbiediging van het internationaal recht en de mensenrechten tot stand kan brengen;

8.  dringt er bij de Taliban op aan onverwijld en onvoorwaardelijk resolutie 1267 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ten uitvoer te leggen;

9.  dringt er bij de Veiligheidsraad op aan alle maatregelen te nemen die nodig zijn voor het toezicht op de feitelijke uitvoering en de eventuele aanscherping van zijn resolutie, in het bijzonder wat betreft de beperkingen van het luchtverkeer en het bevriezen van financiële middelen voor de Taliban;

10.  verzoekt de UNDCP te erkennen dat zijn programma's in Afghanistan niet het gewenste effect sorteren en projecten ter bevordering van de vervanging van de papaverteelt door andere teelten niet langer rechtstreeks te financieren, mede omdat er tijdens de uitvoeringsfase van die projecten drie maal zoveel papaver is verbouwd;

11.  dringt er bij de Veiligheidsraad op aan een embargo op de wapenverkoop aan de Taliban in te stellen;

12.  dringt er bij de Pakistaanse autoriteiten op aan alle vormen van militaire steun aan de Taliban te beëindigen, of het nu gaat om bevelvoering, aanwerving of troepeninzet;

13.  doet een beroep op de Raad nogmaals uiting te geven aan zijn streven het Taliban-bewind diplomatiek te isoleren;

14.  verzoekt de Raad met klem de beperkende maatregelen tegen het Taliban-bewind en zijn vertegenwoordigers aan te scherpen, zolang dat de bevolking terroriseert;

15.  verzoekt de Raad met klem zich krachtig in te spannen voor het zoeken naar een vreedzame politieke oplossing, en zijn diplomatieke initiatieven met die van de buurlanden te coördineren;

16.  roept de EU-lidstaten ertoe op andere economische contacten met het Taliban-bewind dan contacten in de vorm van humanitaire hulpverlening te weigeren of stop te zetten en in samenhang daarmee te streven naar nauwere politieke en humanitaire samenwerking met de buurlanden van Afghanistan welke bedreigd worden door moslimfundamentalistische terreuracties welke door de Taliban worden gesteund;

17.  doet een beroep op de lidstaten hun invloed bij de buurlanden van Afghanistan, in de eerste plaats Pakistan, aan te wenden om een eind te maken aan alle inmenging die de vrede schaadt;

18.  roept de militaire junta in Pakistan ertoe op om, conform de door de VN-Veiligheidsraad tegen Afghanistan ingestelde sancties, een einde te maken aan iedere vorm van ondersteuning van het Taliban-bewind, en vrouwen en religieuze minderheden veiligheid en gelijke behandeling te garanderen;

19.  verzoekt de Raad een nieuw gemeenschappelijk standpunt goed te keuren dat aansluit op de ontwikkeling van de situatie en dat van zijn actiebereidheid getuigt;

20.  verzoekt de Commissie de noodzakelijke noodmaatregelen op humanitair vlak te nemen en vooral te letten op een evenwichtige verdeling van de hulp over het gehele Afghaanse grondgebied;

21.  dringt er bij de Commissie op aan onverwijld een afgezant te sturen om ter plekke bij alle opererende partijen na te gaan waaraan bij de bevolking de meeste behoefte bestaat;

22.  verzoekt de Commissie te onderzoeken of op korte termijn in Doesjanbé een opslagplaats voor noodvoedselhulp ten behoeve van de bevolking van het noorden kan worden ingericht;

23.  verzoekt de Europese Unie en haar lidstaten bij te dragen aan de totstandkoming van veilige zones in de noordelijke provincies welke tot dusverre buiten de invloedssfeer van de Taliban zijn gebleven;

24.  dringt aan op de onmiddellijke tenuitvoerlegging van het Verdrag van Ottawa op Afghaanse bodem en op bijzondere steun van de Europese Unie voor het opruimen van de antipersoneelmijnen in het gehele land;

25.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, alsmede aan de Taliban-autoriteiten, de officiële regering van Afghanistan en aan de regeringen van Pakistan, Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, India, China, Rusland, Iran, Oezbekistan en Tadzjikistan.