Ontwerpresolutie - B6-0211/2008Ontwerpresolutie
B6-0211/2008

ONTWERPRESOLUTIE

29.4.2008

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement
ingediend door Adam Bielan en Dariusz Maciej Grabowski
namens de UEN-Fractie
over de Transatlantische Economische Raad

Procedure : 2008/2527(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0211/2008
Ingediende teksten :
B6-0211/2008
Aangenomen teksten :

B6‑0211/2008

Resolutie van het Europees Parlement over de Transatlantische Economische Raad

Het Europees Parlement,

–  onder verwijzing naar met name zijn resolutie van 25 april 2007 over de transatlantische betrekkingen en zijn resoluties van 1 juni 2006 over de economische betrekkingen tussen de EU en de VS en over de transtlantische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en de VS,

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 september 2007 over de veiligheid van producten en met name speelgoed,

–  gezien het resultaat van de top EU-VS op 30 april 2007 in Washington DC, en met name het kader voor de bevordering van de transatlantische economische integratie tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika,

–  gezien de gezamenlijke verklaring en het voortgangsverslag die tijdens de eerste bijeenkomst van de Transatlantische Economische Raad (TEC) op 9 november 2007 zijn aangenomen,

–  gelet op artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het Europees Parlement en het Amerikaanse Congres er beide voortdurend voor gepleit hebben de transatlantische markt vóór 2015 te verwezenlijken,

1.  onderstreept dat een nauw transatlantisch partnerschap het aangewezen instrument is om in het belang van gemeenschappelijke waarden de globalisering vorm te geven in de richting van een politieke en economische wereldorde die op rechtvaardigheid is gebaseerd; herhaalt zijn standpunt dat een goed werkende en concurrerende transatlantische markt de basis vormt waarop het transatlantisch partnerschap stevig kan worden verankerd, zodat de EU en de VS gezamenlijk de mondiale politieke en economische uitdagingen kunnen aangaan;

2.  geeft zijn krachtige steun aan het proces van versterking van de transatlantische economische integratie die begon op de Top EU-VS van 2007 met de aanneming van het "kader voor de bevordering van de transatlantische economische integratie tussen de EU en de VS" en met de instelling van de Transatlantische Economische Raad (TEC), die toezicht moet houden op de in het kader aangegeven maatregelen en deze moet bespoedigen;

3.  wijst op de noodzaak een kort document op te stellen dat in brede kring bekendheid moet krijgen en waarin de essentiële redenen worden opgesomd waarom de transatlantische markt zo snel mogelijk moet worden verwezenlijkt en waarin de manieren worden vermeld waarop deze markt daadwerkelijk vorm moet krijgen;

4.  is er verheugd over dat de Commissie op aanbeveling van het Europees Parlement besloten heeft een studie te laten uitvoeren over de vraag welke belemmeringen moeten worden weggenomen voordat de transatlantische markt kan worden verwezenlijkt; is van mening dat aan dit document aan beide zijden van de Atlantische Oceaan brede bekendheid moet worden gegeven; dringt met klem aan op een gedetailleerdere follow-up, met een financiële bijdrage daaraan van de VS;

5.  is van mening dat vóór de Top EU-VS van 2009 beide partners een nauwkeurige routekaart zouden moeten opstellen, die aangeeft hoe de verplichting op de lange termijn om de transatlantische markt te verwezenlijken per sector moet worden gerealiseerd; is van mening dat dit de vorm moet krijgen van een voortschrijdend programma waarbij drie jaar vooruit wordt gekeken, bijvoorbeeld een van 2009 tot 2012 lopend programma, waarbij als definitieve datum het jaar 2015 geldt;

6.  erkent de vooruitgang die de TEC tot dusverre heeft bereikt door de politieke verantwoordelijkheid op zich te nemen voor het vaststellen van de prioriteiten en het vrijmaken van de weg voor overeenkomsten over het wegnemen van belemmeringen voor de handel en investeringen en het bevorderen van de concurrentie op de transatlantische markt;

7.  is van mening dat uit de resultaten die de TEC sinds zijn instelling heeft bereikt, blijkt dat de transatlantische markt niet alleen op administratieve werkzaamheden kan worden gebaseerd, maar voor de verwezenlijking van zijn doelen behoefte heeft aan een sterke, voortdurende politieke sturing; moedigt de TEC aan zijn streven met vastberadenheid voort te zetten;

8.  wijst erop dat het absoluut noodzakelijk is de dynamiek van dit proces gedurende de verkiezingsjaren 2008 en 2009 vast te houden en ervoor te zorgen dat beide partners naar een snelle verwezenlijking van hun gemeenschappelijke doelen blijven streven en dat de uitvoerende organen aan beide zijden zich blijven inzetten ten behoeve van het bereiken van het einddoel;

9.  vestigt de aandacht op de cruciale rol van het Amerikaanse Congres en het Europees Parlement bij het onderhouden van deze dynamiek en op het feit dat eventuele niet-tarifaire belemmeringen alleen door de wetgevers kunnen worden weggenomen;

10.  verzoekt daarom de leiding van de EU en de VS alsmede de covoorzitters van de TEC rekening te houden met deze cruciale betekenis van de wetgevers voor het succes van het proces op lange termijn, en dringt er bij hen op aan de vertegenwoordigers van de Transatlantische Wetgeversdialoog volledig en rechtstreeks te betrekken bij de werkzaamheden van de TEC; erkent tegelijkertijd het belang dat bedrijfsleven en consumenten hebben bij het aandragen van overwegingen en het verzorgen van een deskundige inbreng voor het werk van de TEC; is echter van mening dat een scheiding moet worden gemaakt tussen hun raadgevende rol enerzijds en de wetgevende rol van het Amerikaanse Congres en het Europees Parlement anderzijds;

11.  constateert dat een adviesgroep is ingesteld die bestaat uit vertegenwoordigers van de Transatlantische Wetgeversdialoog, de Transatlantische Bedrijvendialoog en de Transatlantische Consumentendialoog; is ingenomen met de bijdrage van wetgevers en belanghebbenden aan het welslagen van de eerste TEC-bijeenkomst in november 2007;

12.  herhaalt dat het streeft naar een versterking van de dialoog tussen beide parlementen en wenst dat zij vooral in verband met toekomstige voorschriften die ontwikkeld worden door wereldwijde zelfregulerende organen, in een vroegtijdig stadium worden betrokken, zodat zij, eveneens vroegtijdig, het punt van de politieke verantwoordelijkheid aan de orde kunnen stellen;

13.  onderstreept dat het bereiken van concrete vooruitgang in vooral de sectoren boekhoudnormen, effectenhandel, herverzekering, invoerveiligheid, conformiteitsverklaringen van leveranciers en de invoer van gevogelte die een behandeling tegen pathogene stoffen hebben ondergaan, de prioriteit voor de TEC-bijeenkomst in het voorjaar van 2008 vormt; acht het echter van belang in deze resolutie te wijzen op een aantal andere relevante onderwerpen waarmee de TEC zich in de toekomst moet bezighouden;

14.  verzoekt de Commissie het Europees Parlement op de hoogte stellen van de in 2008 verwachte uitkomsten van de studie naar de voordelen van het wegnemen van belemmeringen voor de transatlantische handel en investeringen; vraag de Commissie er zorg voor te dragen dat de resultaten van studies over de verwezenlijking van de transatlantische markt worden besproken met de desbetreffende parlementaire commissie alvorens eventuele specifieke conclusies worden getrokken voor toekomstige aanbevelingen aan de TEC;

Financiële diensten

15.  steunt de benadering die wordt beschreven in Verordening (EG) nr. 1569/2007 van de Commissie van 21 december 2007 waarbij ter uitvoering van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad een mechanisme wordt opgezet voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die door effectenuitgevende instellingen van derde landen worden toegepast, en in de geest is van de brief van 26 september 2007 van de Commissie aan de Amerikaanse Securities and Exchange Commission (SEC) over "voorgestelde voorschriften voor de aanvaarding van financiële jaarrekeningen van buitenlandse particuliere effectenuitgevende instellingen die zijn opgesteld volgens de International Financial Reporting Standards (IFRS) zonder afstemming met de US GAAP" alsmede van zijn resolutie over hetzelfde onderwerp waarin met name wordt gesteld: "Het besluit van de Commissie moet er in alle gevallen in resulteren dat communautaire uitgevende instellingen in alle derde landen door de EU goedgekeurde IFRS kunnen gebruiken";

16.  is van mening dat wederzijdse erkenning van de effectenmarkten door de VS en de EU een belangrijke stap voorwaarts zou zijn met het oog op de verbetering van de efficiëntie van de transatlantische markt, doordat de toegang van de EU en de VS tot een bredere en diepere transatlantische markt gemakkelijker zou worden; benadrukt evenwel dat zo'n project het resultaat moet zijn van een bilaterale overeenkomst en dat tussen de VS en de EU een kaderovereenkomst gesloten dient te worden waarin ten volle rekening wordt gehouden met de EU-wetgeving inzake het toezicht op de financiële markten, en dat de Commissie niet mag toestaan dat er bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en de VS worden gesloten, omdat dit de in de EU tot stand gebrachte gelijke randvoorwaarden in gevaar zou kunnen brengen;

17.  onderstreept dat het waarborgen van de financiële stabiliteit van het grootste belang is; herinnert aan de rol van het IMF in dit opzicht en is, gezien de tekortkomingen die door de financiële crisis aan het licht zijn gekomen, van mening dat een versterking van de samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten in de VS en de EU van vitaal belang is;

18.  is verheugd over de benadering van het Forum Financiële Stabiliteit (FSF) en het IMF om tot een gemeenschappelijke diagnose van de financiële crisis te komen en ziet uit naar de conclusies en beleidsaanbevelingen van de werkgroep van het FSF inzake het herstellende vermogen van markt en instituties; is echter van mening dat dergelijke werkzaamheden slechts een aanvullend karakter moeten hebben en niet in de plaats mogen komen van een onderzoek van en besluiten over passende beleidsreacties van de EU en de VS;

19.  verzoekt de VS de EU op de hoogte te houden van de voortgang bij de tenuitvoerlegging van het Bazel II-kader in de VS; herinnert aan het belang van een gecoördineerde benadering bij de ontwikkeling of wijziging van in de gehele wereld geldende voorschriften voor financiële marktdeelnemers die internationaal actief zijn; is in dit verband van mening dat tenuitvoerlegging van Bazel II in de VS cruciaal is voor het wereldwijd handhaven van gelijke randvoorwaarden;

Samenwerking op het gebied van de handel tussen EU en VS en bij de regelgeving

20.  onderstreept dat de veiligheid van ingevoerde producten ook een prioriteit binnen de TEC moet worden; is van mening dat het algemene vertrouwen in een open handelsmilieu alleen steun zal vinden bij de bevolking als de volksgezondheid en veiligheid worden geëerbiedigd; stelt voor dat de TEC zich richt op een bindend samenwerkingsinstrument dat de uitwisseling van informatie over productveiligheid en de ontwikkeling van een gemeenschappelijk programma van samenwerkingsmaatregelen zou structureren en vergemakkelijken; doet een beroep op de Commissie en de Raad tot versterking van de samenwerking tussen douaneautoriteiten en autoriteiten voor toezicht op de markt van de EU en de VS om ervoor te zorgen dat de controles aan de externe grenzen voldoende zijn om te voorkomen dat gevaarlijke producten, vooral gevaarlijk speelgoed, de consumenten bereikt; doet een beroep op de VS en de EU-lidstaten te zorgen voor een strikte handhaving van de veiligheidsvoorschriften voor producten, en met name voor speelgoed, en dringt aan op een strengere nationale controles; onderstreept de noodzaak van een nauwe samenwerking tussen de EU en de VS die zich erop richt dat China en andere derde landen hun productienormen verhogen om te voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van de EU en de VS, met name die voor speelgoed;

21.  merkt op dat een stabiele handel in het bijzonder belangrijk is in een steeds verder geïntegreerde wereldeconomie; dringt er bij de Commissie op aan om ernaar te blijven streven dat het Amerikaanse voorschrift om voor de VS bestemde ladingen voor 100% te controleren, wordt gewijzigd en omgezet in een samenwerking gebaseerd op de wederzijdse erkenning van "geautoriseerde economische operatoren" en van veiligheidsnormen zoals vastgesteld door de Werelddouaneorganisatie (C-TPAT, SAFE-kader), en verzoekt de Commissie om ondersteuning van een strategie die de erkenning inhoudt van de belangrijke rol van de Europese reders en scheepsagenten op wereldniveau; verzoekt de Commissie om een beoordeling van de eventuele kosten van het voor 100% scannen van de voor de VS bestemde zeecontainers voor het bedrijfsleven en voor de economie van de EU en van de potentiële gevolgen daarvan voor de douanewerkzaamheden;

22.  verzoekt de Commissie om binnen het kader van de TEC, waar dat mogelijk is, gemeenschappelijke wereldwijde standaards vast te stellen; is van oordeel dat de handhaving van gemeenschappelijke veiligheidsnormen voor automobielen (wereldwijde technische voorschriften van de UN-ECE) een aanzienlijke vermindering zou betekenen van de kosten voor de automobielindustrie, die zowel in de EU als de VS een voorname werkgever is;

23.  verzoekt de Commissie te streven naar de officiële vaststelling van procedures voor de wederzijdse erkenning van conformiteitsverklaringen voor producten die onderworpen zijn aan verplichte testen door derden, met name voor ICT-apparatuur en elektrische uitrustingen;

24.  blijft de Commissie steunen in haar streven naar een akkoord tussen beide partners dat op geïmporteerde producten zowel de Britse maten en gewichten worden vermeld als de metrische aanduidingen, en houdt eraan vast dat maataanduidingen die krachtens internationale standaarden zijn vastgesteld, geaccepteerd moeten worden, met name waar het de aanvaarding door de VS betreft van producten waarop alleen metrische aanduidingen voorkomen; is van oordeel dat dankzij dit streven de schaalvoordelen voor bedrijven uit Europa, de VS en derde landen zullen toenemen en dat vooral het MKB hier voordeel van zal hebben;

25.  steunt de Commissie in haar streven naar het sluiten van overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning om de handelsbelemmeringen te verminderen; is van oordeel dat deze overeenkomsten aan beide partijen ten goede zullen komen, omdat ze een meer voorspelbaar en gemeenschappelijk regelgevingsmilieu scheppen;

26.  wenst dat de Commissie en de Raad overgaan tot versterking van de samenwerking tussen de EU en de VS ten aanzien van het wereldwijd geharmoniseerde systeem voor de classificatie en etikettering van stoffen en mengsels (GHS) in verband met de tenuitvoerlegging van de internationale criteria zoals vastgesteld door de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties; constateert dat een belangrijk doel van het systeem de vergemakkelijking van de handel is en staat er daarom op dat het GHS op hetzelfde tijdstip en op vergelijkbare wijze in de EU en de VS ten uitvoer wordt gelegd;

Landbouwkwesties

27.  dringt aan op een snelle oplossing voor de lopende discussies over het invoerverbod van de EU voor uit de VS afkomstig gevogelte dat een behandeling ter vermindering van pathogene stoffen heeft ondergaan; erkent dat er behoefte is aan behoorlijk wetenschappelijk advies, waarbij rekening moet worden gehouden met de aspecten consumentenbescherming en informatieverstrekking;

28.  is van oordeel dat het communautaire besluit om de invoer van met hormonen behandeld rundvlees te verbieden volledig door wetenschappelijke studies is onderbouwd en doet een beroep op de VS om de sancties op Europese goederen onverwijld op te heffen;

29.  roept op tot een dialoog over veranderingen die in de omstandigheden op de landbouwmarkten zichtbaar worden, waarin wordt ingegaan op prijsschommelingen, de Amerikaanse Farm Bill, anticyclische betalingen, het toenemende belang van de plattelandsontwikkeling en het stelsel van randvoorwaarden;

Beleidssamenwerking bij energie, bedrijfsleven en wetenschap

30.  dringt aan op intensivering van de strategische transatlantische beleidssamenwerking bij energie, bedrijfsleven en wetenschap; onderstreept het belang van het energievraagstuk, het ondersteunen van de diversifiëring van energiebronnen en voorzieningsroutes, een ononderbroken energievoorziening en veilige infrastructuur, de bevordering van een op de markt gebaseerd energiezekerheidsbeleid en de bespoediging van investeringen in een schoner en efficiënter gebruik van fossiele energiebronnen;

31.  is zich bewust van de sterke spanning tussen biobrandstoffen, de productie van biomassa (energie) en de voedselproductie, en in verband daarmee de voedselveiligheid; benadrukt de behoefte aan een sterkere samenwerking tussen de EU en de VS op het gebied van de regelgeving en de wetenschappelijke samenwerking bij biobrandstoffen en biomassa, en bij de bevordering van alternatieve en duurzame energiebronnen voor de vervoerssector op gezamenlijke grondslag; ondersteunt de TEC bij de voortzetting van zijn werkzaamheden voor het vaststellen van gemeenschappelijke biobrandstofstandaarden met Brazilië;

WTO, Doha Development Agenda

32.  vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat de TEC een nuttige rol speelt bij het bereiken van een positieve afsluiting van de Doha-ontwikkelingsagenda; beschouwt de dominerende rol van de EU en de VS in de wereldhandel (thans 60% van het totaal) als een pluspunt voor het wereldwijde handelsstelsel en zijn gemeenschappelijke kader;

33.  beveelt de Commissie aan te beoordelen of een bilaterale procedure voor de beslechting van handelsgeschillen een onderwerp zou kunnen worden dat voor de TEC van belang is; constateert in dit verband dat handelsconflicten weliswaar slechts betrekking hadden op ongeveer 2% van de handel tussen de EU en de VS, maar dat sommige van deze conflicten een zeer verstorende werking hadden en uiterst kostbaar waren;

34.  beveelt de Commissie aan om binnen de TEC te bespreken hoe tot een grotere coherentie tussen de bilaterale handelsakkoorden en de multilaterale regels van de WTO kan worden gekomen om een harmonieuzer en eenvoudiger internationaal handelssysteem voor iedereen te waarborgen; dringt er bij de Commissie op aan te bespreken hoe een grotere overeenstemming kan worden bereikt tussen de EU en de VS bij de ondertekening van bilaterale overeenkomsten met derde landen over zogenoemde softe economische onderwerpen, zoals handel en milieu, handel en sociale standaarden en handel en arbeidswetgeving;

35.  onderstreept dat een WTO-Doha-overeenkomst een akkoord dient te omvatten over de intellectuele eigendom, waarin ook geografische aanduidingen en de erkenning van niet op de handel betrekking hebbende bezorgdheden als belangrijke criteria worden opgenomen;

36.  wijst erop dat, mocht de Doha-ontwikkelingsagenda niet voor het einde van dit jaar zijn afgerond, het transatlantische marktmodel voor de omgang met regelgevingssamenwerking voor een geleidelijke afbouw van niet-tarifaire belemmeringen een vitale rol zou kunnen spelen om te zorgen voor het vasthouden van de dynamiek voor het genereren van een wereldwijde economische groei;

37.  vraagt de Commissie om in de wereldhandelsbesprekingen met spoed een veelomvattende benadering te ontwikkelen voor de Europese, niet rechtstreeks op de handel betrekking hebbende zorgpunten, met name de erkenning en bescherming van geografische aanduidingen, dierenwelzijn en de gezondheidstoestand van geïmporteerde dierlijke en plantaardige producten, teneinde oneerlijke concurrentie tegenover de Europese producenten te voorkomen;

38.  verzoekt de Commissie de TEC om een voortgangsverslag te vragen over de samenwerkingsactiviteiten in verband met de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten en daarin ook de toekomstige stappen aan te kondigen ter versterking van de samenwerking bij de bestrijding van namaakproducten en piraterij; verzoekt om duidelijke richtsnoeren voor het beschrijven van de maatregelen om de wederzijdse erkenning van het octrooirecht internationaal te vergemakkelijken; verzoekt de TEC om ondersteuning van het resultaat van de TRIPS-overeenkomst voor landen die niet over productiecapaciteit voor farmaceutische producten beschikken;

Regionale ontwikkeling

39.  wijst op de positieve gevolgen die de verdere vooruitgang bij de transatlantische economische integratie waarschijnlijk voor de duurzame regionale ontwikkeling zal hebben en is van mening dat deze vooruitgang een bijdrage levert aan het streven naar uitvoering van de strategie van Lissabon en de beweging naar sociale, economische en territoriale samenhang; vraagt de verantwoordelijk EU-organen in dit verband ervoor te zorgen dat deze vooruitgang bijdraagt aan een harmonieuze en evenwichtige ontwikkeling van alle EU-gebieden en rekening houdt met het Europese beginsel van een universele toegang tot diensten van algemeen belang;

40.  constateert dat de TEC vraagstukken in verband met derde landen indirect begint te bespreken; stelt voor dat een gemeenschappelijke benadering voor de behandeling van specifieke punten in verband met geselecteerde derde landen wordt geformuleerd;

41.  is in verband hiermee van mening dat de tijd is gekomen voor de omschrijving van een gemeenschappelijke benadering van de veiligheidsstrategie aan beide zijden van de Atlantische Oceaan, niet in de laatste plaats omdat de NAVO aan de hervorming van haar eigen strategieconcept werkt;

Toekomstige agenda voor de Transatlantische Wetgeversdialoog

42.  wenst dat de Transatlantische Wetgeversdialoog de bespreking van de Amerikaanse voorschriften voor het scannen van ladingen op de agenda van zijn komende vergaderingen plaatst en er daarbij voor zorgt dat er tussen het EP en het Amerikaanse Congres meer begrip komt op dit punt; onderstreept ook dat in het kader van deze dialoog moet worden nagedacht over een WTO-agenda voor het post-Doha-tijdperk en moet worden gesproken over mensenrechten- en milieuclausules en bepalingen over sociale rechten in bilaterale handelsovereenkomsten, waarbij o.a. lering wordt getrokken uit de onlangs tussen de VS en Peru gesloten overeenkomst, die nauwkeurige en afdwingbare bepalingen over arbeidsnormen bevat;

43.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.