VERSLAG over migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU

22.3.2011 - (2010/2269(INI))

Commissie buitenlandse zaken
Rapporteur: Fiorello Provera
Rapporteur voor advies(*):
Corina Creţu, Commissie ontwikkelingssamenwerking
(*) Medeverantwoordelijke commissies – Artikel 50 van het Reglement

Procedure : 2010/2269(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
A7-0075/2011
Ingediende teksten :
A7-0075/2011
Aangenomen teksten :

ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU

(201072269(INI))

Het Europees Parlement,

–    gelet op Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument[1],

–    gelet op Verordening (EG) nr. 1717/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument[2],

–    gelet op Verordening (EG) nr. 1889/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld[3],

–    gelet op Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking[4],

–    gelet op Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp[5],

–    gezien de partnerschapsovereenkomst tussen de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou (Benin) op 23 juni 2000[6],

–    gelet op Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO)[7],

–    gezien het internationale VN‑Verdrag ter bescherming van de rechten van alle arbeidsmigranten en hun gezinsleden, dat op 18 december 1990 is aangenomen,

–    gezien het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 en het Protocol van 31 januari 1967 inzake de status van vluchtelingen,

–    gezien de alomvattende aanpak van migratie, die de Europese Raad op 13 december 2005 heeft aangenomen, waarin de externe dimensie van het migratiebeleid en de drie voornaamste prioriteiten ervan worden afgebakend, te weten het bevorderen van legale migratie, het bestrijden van illegale migratie en het bevorderen van synergieën tussen migratie en ontwikkeling,

–    gezien het Europees pact inzake immigratie en asiel, dat in oktober 2008 door de Raad werd goedgekeurd, het Eerste jaarverslag over immigratie en asiel van 2009 (COM(2010)0214) van de Commissie en de conclusies van de Raad over de follow-up van het Europees pact inzake immigratie en asiel van 3 juni 2010;

–    gezien de gemeenschappelijke verklaring EU‑Afrika inzake migratie en ontwikkeling, die op 23 november 2006 in Sirte werd ondertekend en die de nadruk legt op de noodzaak dat de EU- en Afrikaanse landen zich verbinden tot een partnerschap van landen van herkomst, doorreis en bestemming voor een doeltreffender beheersing van de migratie, daarbij rekening houdend met het verband daarvan met ontwikkeling,

–    gezien de conclusies van de Europese Raad van 18 en 19 juni 2009 inzake illegale immigratie,

–    gezien het programma van Stockholm voor de periode 2010‑2014, het Europees migratie- en asielpact en het Actieplan van de Commissie ter uitvoering van het programma van Stockholm (COM(2010)0171),

–    gezien het verslag van de hoge vertegenwoordiger en de Commissie betreffende klimaatverandering en internationale veiligheid van 14 maart 2008, de daarmee verbonden aanbevelingen van 18 december 2008 en de conclusies van de Raad van 8 december 2009,

–    gezien de gemeenschappelijke verklaring van de ministeriële conferentie over "Bouwen aan migratiepartnerschappen" die op 27 en 28 april 2009 in Praag werd gehouden,

–    gezien het VN-Verdrag tegen de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit van december 2000 en de bijbehorende protocollen,

–    gezien de overeenkomst over een samenwerkingsagenda EU‑Libië inzake migratie, die op 4 oktober 2010 in Tripoli is ondertekend door commissaris Malmström, commissaris Füle en, namens Libië, door de heer Moussa Koussa, secretaris van het Algemeen Volkscomité voor buitenlandse betrekkingen en internationale samenwerking, en de heer Yunis al-Obeidi, secretaris van het Algemeen Volkscomité voor openbare veiligheid,

–    onder verwijzing naar zijn aanbeveling aan de Raad van 20 januari 2011 betreffende de onderhandelingen over een kaderovereenkomst tussen de EU en Libië,

–    gezien de Verklaring van Tripoli, afgelegd op de derde topconferentie Afrika‑EU, die op 29 en 30 november 2010 in Tripoli (Libië) is gehouden,

–    gezien de toespraak van de Catherine Ashton, vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, tot de Veiligheidsraad van de VN op 4 mei 2010, waarin zij de noodzaak onderstreept van een allesomvattende aanpak van crisisbeheer en vredesopbouw, alsmede het duidelijke verband tussen veiligheid, ontwikkeling en mensenrechten,

–    gelet op richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (blauwe kaart-richtlijn)[8],

–    gezien de gezamenlijke verklaring van de Top van Praag van 7 mei 2009 betreffende het Oostelijk partnerschap ter inwijding van het Oostelijk partnerschap,

–    onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 september 2010 over de vermindering van armoede en het scheppen van werkgelegenheid in ontwikkelingslanden: beleidskoers[9], met name de paragrafen 71, 72 en 73 daarvan,

–    onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 december 2010 over Eritrese vluchtelingen die in de Sinaï worden gegijzeld[10],

–    gezien de conclusies van het voorzitterschap van de conferentie over een multidisciplinaire aanpak van de preventie van mensenhandel, de vervolging van mensenhandelaars en de bescherming van slachtoffers van 27 januari 2011,

–    gelet op artikel 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin wordt gesteld dat aan het beleid inzake grenscontrole, asiel en immigratie de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de lidstaten, ook op financieel vlak, ten grondslag liggen en dat de handelingen van de Unie die uit hoofde van dit hoofdstuk worden vastgesteld, passende bepalingen bevatten voor de toepassing van dit beginsel,

–    gelet op artikel 48 van het Reglement,

–    gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7‑0075/2011),

A.  overwegende dat politieke, sociale en economische instabiliteit, onveiligheid, politieke onderdrukking en autoritaire regimes de voornaamste drijfveer voor migratie vormen, waardoor de getroffen gemeenschappen van levensvatbare plaatselijke toekomstperspectieven en inkomsten worden beroofd en derhalve van het recht om te kiezen voor migratie of niet, zodat hun leven voortdurend in gevaar is en migratie als enige optie overblijft; overwegende dat de klimaatverandering en de achteruitgang van het milieu een toenemende oorzaak van migratie zijn,

B.   overwegende dat door instabiliteit veroorzaakte migratie vooral op gang wordt gebracht door oorlog en gewapende conflicten of het risico daarvan, schendingen van de mensenrechten – met inbegrip van de vervolging of de beperking van de rechten van politieke tegenstanders, minderheden, waaronder religieuze, etnische en LGBTT-minderheden, en kansarme groepen – natuurrampen en door mensen veroorzaakte rampen, het gebrek aan uitvoerbare economische toekomstperspectieven en een duurzame structuur voor democratie en goed bestuur, en eerbieding en bevordering van civiele, politieke, culturele, economische en sociale rechten,

C.  overwegende dat migratie, een verschijnsel dat overal ter wereld voorkomt en van oudsher bestaat, een bijdrage heeft geleverd aan de uitwisseling van ideeën, maar ook problemen heeft veroorzaakt op het gebied van integratie van immigranten in gastlanden en daarmee heeft geleid tot enerzijds een culturele en economische verrijking van de Europese Unie en anderzijds tot problemen van sociale integratie en aanpassing; overwegende dat de EU behoefte heeft aan een aanzienlijke maar gecontroleerde immigratie om haar vergrijzende bevolking te steunen en het hoofd te bieden aan andere sociale en economische uitdagingen,

D.  overwegende dat in het verleden de richting van migratiestromen altijd heeft afgehangen van waar de grootste migratiedruk was, maar dat migratiestromen nooit zijn gestopt; overwegende dat het onmogelijk is migratie een halt toe te roepen, maar dat migratie in de komende decennia waarschijnlijk zal veranderen qua omvang en complexiteit, en dat er derhalve op de juiste wijze op gereageerd moet worden om menselijk lijden te voorkomen,

E.   overwegende dat legale migratie zowel voor de persoon die zijn land van oorsprong wil verlaten als voor het gastland de beste optie is,

F.   overwegende dat de migratiestromen die het gevolg zijn van instabiliteit en de vorm krijgen van illegale migratie een grotere druk uitoefenen op de lidstaten die zich aan de buitengrenzen van de EU bevinden,

G.  overwegende dat de Internationale conventie van de VN over de bescherming van de rechten van alle migrantenwerkers door geen enkele lidstaat van de EU is geratificeerd; overwegende dat deze conventie het breedste kader biedt voor de bescherming van de rechten van arbeidsmigranten en hun familieleden en de lidstaten een richtsnoer verschaft voor de stappen die moeten worden genomen bij de uitwerking en uitvoering van beleidsvormen die betrekking hebben op de migratie van arbeidskrachten,

H.  overwegende dat de economische instabiliteit een sterke weerslag op jongere generaties, vrouwen en minderheden of kansarme groepen heeft, die geen uitzicht op werk hebben en wellicht gemakkelijker ten prooi vallen aan geweld, radicalisering en aanwerving door terroristische groeperingen,

I.    overwegende dat de klimaatverandering gekoppeld is aan voedsel- en waterschaarste, ontbossing en bodemdegradatie, en steeds vaker wordt aangewezen als een belangrijke bedreiging voor de internationale veiligheid en stabiliteit,

J.    overwegende dat mensen die door grote, door de klimaatverandering veroorzaakte rampen hun huis kwijtraken, steun en bescherming nodig hebben; overwegende dat de bestaande vluchtelingenwetgeving echter niet het recht op internationale bescherming van klimaatvluchtelingen erkent,

K.  overwegende dat in sommige gebieden die het hardst door de klimaatverandering en door het aldus ontstane verlies van biodiversiteit worden getroffen, zoals de Sahel, migratie de enige vorm van aanpassing aan het veranderde klimaat is,

L.   overwegende dat bepaalde migranten ook asielzoeker kunnen zijn en mogelijk formeel erkend vluchteling kunnen worden,

M.  overwegende dat de uitbuiting van niet-reguliere migratie niet alleen de levens van migranten ernstig in gevaar brengt, maar dat zij vaak ook wordt geassocieerd met de ergste schendingen van de mensenrechten, met inbegrip van slavernij, seksuele uitbuiting, kindermisbruik en gendergeweld; overwegende dat het optreden van de EU ter voorkoming van dergelijk misbruik en ter bescherming van migranten, ook illegale migranten, in noodsituaties krachtiger moet worden om doeltreffender te werken,

N.  overwegende dat de mensensmokkel vrijwel elk land op aarde treft; overwegende dat de uitbuiting van illegale migratie, die helaas een winstgevend zakenactiviteit is voor de georganiseerde misdaad, ook vaak gepaard gaat met wapensmokkel en mensen- en drugshandel; overwegende dat de uitbuiting van illegale migratie en mensenhandel een van de financieringsbronnen voor radicale en terroristische groeperingen kan zijn en migranten tot gemakkelijke slachtoffers maakt van georganiseerde criminele bendes en netwerken van extremisten,

O.  overwegende dat er in het EU‑beleid extra aandacht moet gaan naar de meest kwetsbare migranten, met name niet-begeleide minderjarigen,

P.   overwegende dat illegale migratie gevolgen heeft voor het beheer van migratie en de opnamecapaciteit zowel in de gast- als doorreislanden; overwegende dat dit in sommige doorreislanden de duurzaamheid en ontwikkeling van de plaatselijke arbeidsmarkten kan verstoren en de instabiliteit kan vergroten,

Q.  overwegende dat de verwachte sterke bevolkingsgroei zowel in de herkomst- als doorreislanden, vooral in de Maghreb, Mashrek en Noord-Afrika als geheel, de vooruitzichten voor economische groei en het creëren van werkgelegenheid negatief kan beïnvloeden, waardoor de sociale en economische situatie in die landen zal verergeren indien de nodige politieke en economische besluiten niet worden genomen; overwegende dat dit, samen met het ontbreken van democratische beginselen, leidt tot interne spanningen en instabiliteit, zoals blijkt uit de recente betogingen in Tunesië, Algerije, Egypte en verscheidene andere landen in de Arabische wereld, en dientengevolge tot grotere migratiestromen die de opnamecapaciteit van de gastlanden nog meer onder druk zetten,

R.   overwegende dat de EU, gezien de huidige demografische trends, moet nadenken over de mate waarin zij de komende jaren haar grenzen wil openstellen voor migratiestromen uit herkomst- en doorreislanden om haar interne demografische groei en de daaruit voortvloeiende sociale spanningen te compenseren en aldus haar eigen interne stabiliteit te bewaren, en over de mate waarin zij moet investeren in een hernieuwde economische agenda voor dergelijke landen, met inbegrip van een agenda die is gericht op investeringen en het scheppen van werkgelegenheid,

S.   overwegende dat maatregelen nodig zijn om nieuwe golven van racisme en xenofobie in de gast- en doorreislanden te voorkomen,

T.   overwegende dat de migratie naar de EU slechts een onderdeel is van een veel breder zuid-noord en zuid-zuid-migratieverschijnsel; overwegende dat de geografische nabijheid van de landen van het ENB (Europees nabuurschapsbeleid) bij de EU en tegelijkertijd het duidelijke verschil in normen tussen de migratiewetten van sommige ENB‑landen en de EU‑landen kan leiden tot een concurrentievoordeel voor die landen doordat hun status als doorreislanden wordt versterkt en hun blootstelling en verantwoordelijkheid als potentiële gastlanden worden beperkt,

U.  overwegende dat het ENB het vermogen van de buurlanden van de EU om de migratie te beheersen actiever moet ondersteunen,

V.  overwegende dat de recente, plotselinge ontwikkelingen in Egypte en andere landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten waarschijnlijk zullen leiden tot een toename van legale en illegale migratiestromen naar Europa,

W. overwegende dat spanningen tussen herkomst- en doorreislanden en tussen gast- en doorreislanden over het beheer van de migratiestromen in de toekomst een bron van potentiële conflicten en meningsverschillen kan worden bij ontbreken van een beter geharmoniseerd en gecoördineerd en doeltreffender migratiebeleid; overwegende dat een beter gecoördineerde en veelomvattendere aanpak van het migratiebeheer het respect kan verhogen voor de waardigheid van alle migranten die mogelijk kunnen bijdragen aan de behoefte aan arbeidskrachten in de landen van doorreis en bestemming, en de ontwikkeling in de herkomstlanden kan vergroten; overwegende dat een beter gecoördineerde en omvattende aanpak van migratiebeheer moet waarborgen dat de mensenrechten van migranten in noodsituaties ten volle worden geëerbiedigd,

X.  overwegende dat legale, transparante geldoverschrijvingen een positieve rol kunnen spelen bij het bevorderen van economische ontwikkeling en er bijzondere aandacht moet uitgaan naar het zekerstellen van het recht van migranten om hun familie te ondersteunen en in hun land te investeren,

Y.  overwegende dat de Europese Unie een doeltreffend, verstandig migratiebeleid moet ontwikkelen, gelijkend op het in Canada, Australië of Nieuw-Zeeland ingevoerde beleid; overwegende dat instabiliteit in de naburige gebieden van de EU het invoeren van een dergelijk beleid in gevaar brengt,

Z.   overwegende dat het buitenlands beleid van de EU een positieve aanvulling en versterking van het EU-beleid inzake migratie kan vormen, alle bronnen van instabiliteit in de herkomstlanden moet aanpakken en een actieve dialoog met doorreislanden moet voeren over uniforme, op de mensenrechten gebaseerde normen voor hun nationale migratiewetten, opdat gelijke voorwaarden worden gecreëerd in het kader waarvan zowel de gast- als doorreislanden dezelfde regels volgen en migranten dezelfde mate van bescherming bieden; overwegende dat het uiteenlopende ontwikkelingsniveau van de doorreislanden financiële bijstand van de EU vergt om deze landen te helpen normen te bereiken die overeenkomen met die van de EU,

AA. overwegende dat de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid het belang heeft onderstreept van een allesomvattende benadering van veiligheids- en stabiliteitskwesties dankzij welke ontwikkelingsstrategieën en het creëren van duurzame economische vooruitzichten een aanvulling kunnen vormen op de operaties voor vredeshandhaving en vredesopbouw waardoor de voorwaarden worden gecreëerd voor stabiliteit en veiligheid op de lange termijn,

AB. overwegende dat de nieuwe structuur van het buitenlands beleid, dat met het Verdrag van Lissabon en de oprichting van EDEO is geïntroduceerd, de gelegenheid biedt voor het ontwikkelen van zeer waardevolle synergieën bussen het buitenlands en defensiebeleid enerzijds en het ENB en het beleid voor ontwikkelingssamenwerking anderzijds als elkaar versterkende en onderling verbonden dimensies en strategieën; overwegende dat de nieuwe structuur tevens de gelegenheid biedt om culturele diplomatie een rol te laten spelen bij de externe maatregelen van de EU; overwegende dat dergelijke synergieën reeds in het planningsstadium in aanmerking moeten worden genomen,

AC. overwegende dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen migranten, asielzoekers en vluchtelingen,

1.  is ingenomen met de recente voorstellen van de Commissie voor legale migratie door niet-asielzoekers en dringt er bij de Commissie op aan ook andere instrumenten te ontwikkelen om een gemeenschappelijk immigratiebeleid tot stand te brengen, economische migratie te beheren met het oog op de bevordering van de economische en sociale vooruitgang in de gast-, transit- en oorsprongslanden, en de sociale samenhang te vergroten door een verbeterde integratie van migranten; benadrukt de noodzaak van het leveren van voldoende informatie over de mogelijkheden voor legale immigratie naar de EU teneinde illegale migratie te voorkomen, beter gebruik te maken van de EU-regelingen voor legale immigratie, de reële vooruitzichten en kansen binnen de EU duidelijk te maken en de valse hoop die door mensenhandelaars wordt gewekt, de kop in te drukken en daarmee het voordeel dat door de georganiseerde misdaad en de mensenhandel getrokken wordt uit het feit dat mensen genoodzaakt zijn om te verhuizen te verkleinen; verzoekt de Commissie beschermingsmaatregelen te bevorderen voor kwetsbare groepen en personen (vooral vrouwen en kinderen) die vaak het slachtoffer worden van mensenhandel en seksuele uitbuiting en spoort de Commissie aan in derde landen informatiecentra op te richten die voorlichting geven over de mogelijkheden van migratie naar de EU; dringt evenwel aan op een evenwichtige aanpak waarbij legale migratie naar de EU bevorderd wordt en verzekerd wordt dat de EU het vermogen heeft om nieuwe migranten te ontvangen en met succes te integreren;

2.  herinnert eraan dat goed beheerde legale migratie ook voordelen kan meebrengen voor derde landen via de fondsen die de immigranten naar hun landen van oorsprong sturen; benadrukt voorts dat steun moet worden verleend aan initiatieven die de betrokkenheid van migranten bij ontwikkelings- en opleidingsprogramma's in hun landen van oorsprong moeten bevorderen;

3.  verzoekt de lidstaten met derde landen samen te werken om ervoor te zorgen dat informatie inzake legale migratie gemakkelijk verkrijgbaar is en legale migratie actief aan te moedigen;

4.  is van mening dat gedwongen migratie onder andere een gevolg is van falende economieën, verarming, schendingen van de mensenrechten, verslechtering van het milieu, de groeiende kloof tussen arme en rijke landen, burgeroorlogen, oorlogen om de zeggenschap over natuurlijke hulpbronnen en politieke vervolging;

5.  is verheugd over en ondersteunt de analyse en beleidskoers van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid waarin de noodzaak wordt onderstreept van een allesomvattende aanpak die is gebaseerd op gerichte strategieën inzake ontwikkeling en mensenrechten als een bijkomend essentieel instrument van het buitenlandse beleid van de EU bij het aanpakken van de problemen inzake stabiliteit en veiligheid en het vergroten van de doelmatigheid van operaties voor vredeshandhaving en vredesopbouw; roept in dit verband op tot versterking van de rol van Frontex voor een betere beheersing van de migratiestromen; is van oordeel dat het in het kader van de nieuwe structuur van het buitenlandse beleid, zoals die werd geïntroduceerd door het Verdrag van Lissabon en de oprichting van EDEO, belangrijk is te zorgen voor de verdere consolidatie van de interinstitutionele dialoog en bezinning over de grondbeginselen en doelstellingen van een dergelijke allesomvattende aanpak, vooral met betrekking tot gerichte planning en partnerschappen met begunstigde landen die in staat zijn een duurzaam proces van democratisering, goed bestuur, eerbiediging van de mensenrechten en economische groei te verwezenlijken en aldus de veiligheid en stabiliteit versterken;

6.  dringt bij de Commissie aan op de ontwikkeling van een permanent waarnemingssysteem voor alle activiteiten van Frontex op het gebied van het beheer van migratiestromen; is van mening dat de mensenrechtenaspecten van Frontex-operaties weerspiegeld moeten worden in de gehele tekst van de herziene versie van de Frontex-verordening, met name het recht van personen om hun land te verlaten, het verbod op refoulement en het recht om asiel aan te vragen; is ingenomen met de geslaagde werkzaamheden en de samenwerking van Frontex met de lidstaten voor de uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en is ook tevreden over de oprichting van het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO); is van mening dat de werkzaamheden en de operaties van Frontex en het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken standvastig en ononderbroken moeten zijn om de nodige steun te verlenen aan de bijzonder getroffen lidstaten; wijst op de noodzaak van meer solidariteit tussen alle EU‑lidstaten, met name met de meest kwetsbare, met het oog op een zo efficiënt mogelijke beleidscoördinatie en lastendeling;

7.  constateert dat tegen de achtergrond van het toenemende multilateralisme met meerdere internationale spelers en grote donors, zoals de EU, de VS, Japan, China en wellicht op de langere termijn andere BRIC-landen, zoals Brazilië en India, stabiliteit en veiligheid een gedeelde doelstelling zijn en een essentiële voorwaarde vormen voor de economische groei in de wereld; merkt voorts op dat de uitdagingen inzake stabiliteit en veiligheid van dien aard zijn dat zij niet alleen de bijbehorende middelen vergen in een tijd van begrotingsinkrimpingen, maar ook schaalvoordelen en gecoördineerde inspanningen; is van mening dat moet worden nagedacht over een actieve dialoog tussen de EU, de VS, Japan en China en de internationale financiële instellingen over gecoördineerde geografische en thematische strategieën inzake veiligheid, stabiliteit en steun, die zouden kunnen zorgen voor een grotere collectieve invloed en een evenwichtigere, gerichtere en efficiëntere toekenning van middelen, met waarborging van een eerlijke verdeling van de last; is – mede in het licht van de recente herziening door het Witte Huis van de buitenlandse steun, waarin de waarde van de coördinatie van steun met andere grote donors wordt onderstreept – van oordeel dat een eerste belangrijke stap bij een dergelijk proces van bezinning een topconferentie tussen de EU en de VS zou kunnen zijn over intensievere samenwerking inzake humanitaire en ontwikkelingshulp om vanuit een trans-Atlantisch perspectief gedeelde belangengebieden en de grondslagen voor beleidscoördinatie af te bakenen;

8.  dringt er bij de Commissie op aan te waarborgen dat de overnameovereenkomsten die door de EU en haar lidstaten worden ondertekend de mensenrechten en het beginsel van niet-uitzetting volledig eerbiedigen en geen personen die internationale bescherming behoeven in gevaar brengen;

9.  merkt op dat er grote voordelen verbonden zijn aan de opvang van vluchtelingen in buurlanden, en verzoekt de EU dit met prioriteit te overwegen;

10. uit zijn bezorgdheid over het feit dat er momenteel ongeveer 38 kwetsbare landen in de wereld zijn (Mislukte staten-index -"Failed States Index"- 2010 van het "Fund for Peace") waarin 1 miljard mensen (Wereldbank) de gevolgen ondervinden van problemen op het gebied van instabiliteit; merkt op dat kwetsbare landen het gevoeligst zijn voor interne en externe schokken, zowel op politiek als economisch vlak, en dat de instabiliteit van landen bijdraagt aan het migratieproces;

11. is van mening dat de ondersteuning van politiek en economisch fragiele staten, als waarschijnlijke bronnen van illegale migratie en spanningen inzake veiligheid en stabiliteit, altijd – ter aanvulling op de ontlasting en ondersteuning van begrotingen en strategieën om stabiliteit te verwezenlijken of te consolideren – strategieën moet omvatten betreffende rechtstreekse investeringen en toegang tot de EU‑markten, plattelandsontwikkeling en voedselzekerheid, ondersteuning van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, beleid voor het scheppen van banen, infrastructuurontwikkeling, steun voor KMO's, faciliteiten voor microkrediet en strategieën met het oog op de bevordering van democratisering en goed bestuur, sociale integratie, empowerment van vrouwen en minderheids- of kansarme groepen en etnische en religieuze verdraagzaamheid, waardoor de vooruitzichten en alternatieven voor potentiële migranten ter plaatse worden geoptimaliseerd; is ervan overtuigd dat dergelijke strategieën moeten zijn gebaseerd op actieve partnerschappen die uitgaan van de beginselen van eigen inbreng en responsabilisering van de begunstigde landen, maar ook van streefcijfers, duidelijke stappenplannen en voorwaarden voor de verwezenlijking ervan die samen met donorlanden worden vastgelegd, alsmede van benchmarks en strikte normen inzake de verantwoordingsplicht; wijst erop dat de in dit kader gefinancierde programma´s het creëren van meerwaarde op zowel regionaal als lokaal vlak tot fundamenteel criterium moeten hebben, wat ervoor moet zorgen dat zij een wezenlijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de plaatselijke samenlevingen;

12. onderstreept dat bij alle onderzoek en analyse van de toekomstige migratietrends en -vormen, zoals kortstondige migratie, circulaire migratie en seizoensmigratie, rekening moet worden gehouden met mogelijke aanleidingen voor de migratie, zoals politieke en economische crises of de gevolgen van klimaatverandering in de landen van herkomst;

13. vraagt de Unie en de lidstaten er op nationaal en internationaal niveau voor te ijveren dat de landen van oorsprong maatregelen en beleid vaststellen en uitvoeren waardoor zij zich sociaal, economisch en democratisch kunnen ontwikkelen, zodat hun burgers niet worden gedwongen tot migratie;

14. vraagt de Commissie en de EDEO dat zij inspanningen blijven leveren voor de ontwikkeling en de democratisering van landen van oorsprong en dat zij de rechtstaat bevorderen om de met migratie samenhangende problemen bij de wortel aan te pakken;

15. bemoedigt de oprichting van centra voor migratievoorlichting en -beheer buiten de EU teneinde derde landen van oorsprong of transit te helpen met het uitstippelen van een migratiebeleid als antwoord op de bekommernissen van potentiële migranten en terugkerende migranten, richtsnoeren te verstrekken inzake wettelijke immigratie, informatie te verstrekken over de arbeidskansen en de levensomstandigheden in het land van bestemming en te helpen met de beroepsopleiding voor kandidaat-migranten, voortbouwend op de ervaring van het proefproject in het Malinese Bamako (CIGEM); vraagt de Commissie regelmatig verslag uit te brengen aan de bevoegde EP‑commissie over nieuwe initiatieven voor de oprichting van dergelijke centra;

16. herinnert eraan dat het Parlement in zijn resolutie van 21 september 2010 over de vermindering van armoede en het scheppen van werkgelegenheid in ontwikkelingslanden: beleidskoers[11] onderstreept dat de EU niet mag aarzelen om sancties toe te passen indien landen hun governanceverplichtingen uit hoofde van handelsovereenkomsten niet nakomen, en tevens de autoriteiten van de EU verzoekt strikt toe te zien op de naleving van het conditionaliteitsbeginsel, zoals vastgelegd in de overeenkomst van Cotonou, en onderstreept dat de hulpverlening in het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) en het Instrument voor de financiering van de ontwikkelingssamenwerking aan dezelfde conditionaliteitscriteria onderworpen moet zijn; onderstreept dat soortgelijke conditionaliteitscriteria moeten worden toegepast op EU‑steun die geen ontwikkelingshulp en humanitaire bijstand is, met inbegrip van macrofinanciële bijstand door middel van IMF‑leningen en via programma’s van de EIB en EBWO verstrekte leningen, en dat dergelijke steun gebaseerd moet zijn op partnerschap, gedeelde doelstellingen en waarden en verbondenheid, en dat hij aan de verwachtingen van zowel de donors als de begunstigde landen zou moeten voldoen; benadrukt daarnaast dat de actieve steun van de EU aan de begunstigde landen doeltreffend en resultaatgericht moet zijn en dat de fundamentele waarden van de EU geëerbiedigd moeten worden; verzoekt de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie om de doelstelling van verbondenheid met de EU en haar fundamentele waarden na te streven bij het creëren van de structuur voor de financiële bijstand van de EU en in het kader van de bilaterale betrekkingen met landen die dergelijke bijstand krijgen; meent dat op EU‑niveau een proces van bezinning moet plaatsvinden op de grondslagen en reikwijdte van de toepassing van de conditionaliteitscriteria op de financiële bijstand van de EU;

17. is ingenomen met de mensenrechtenclausules in alle bilaterale handelsovereenkomsten van de EU en ondersteunt de opname van het conditionaliteitsbeginsel in handelsregelingen met ontwikkelingslanden door middel van het systeem van algemene preferenties; wijst erop dat dit conditionaliteitsbeginsel niet altijd wordt toegepast, aangezien de Commissie terughoudend blijkt te zijn met het toepassen van sancties op ontwikkelingslanden die nalaten hun verplichtingen na te komen met betrekking tot het eerbiedigen van de mensenrechten, goed bestuur en democratisering; dringt er bij de Commissie op aan sancties waar nodig te overwegen, maar vraagt de Commissie eerst zorgvuldig de gevolgen van dergelijke sancties voor de bevolking van de begunstigde landen na te gaan;

18. is van oordeel dat beleid dat vergelijkbaar is met dat voor de herkomstlanden ook moet worden toegepast op doorreislanden, bijvoorbeeld met betrekking tot strategieën voor armoedebestrijding, rechtstreekse investeringen en markttoegang en de nadruk op een werkgelegenheidsagenda waarmee kan worden gezorgd voor een daadwerkelijke sociale integratie op de lange termijn, de interne arbeidsmarkt kan worden gestabiliseerd en het potentieel op de lange termijn van doorreislanden kan worden vergroot;

19. is van oordeel dat de EU en haar lidstaten bij hun beheersing van illegale migratiestromen de rechten van asielzoekers volledig moeten eerbiedigen en zich moeten onthouden van maatregelen die potentiële vluchtelingen ervan weerhouden om bescherming aan te vragen;

20. verzoekt de Commissie om een mechanisme te ontwikkelen voor de verdeling van de verantwoordelijkheden inzake zowel de opvang van asielzoekers en de behandeling van hun aanvragen als de aanpak van illegale immigratie, twee verschijnselen die een onevenredig grote druk uitoefenen op bepaalde lidstaten met name wegens hun geografische ligging of hun demografische toestand;

21. dringt er bij de Commissie op aan een controlesysteem in te voeren voor het toezicht op de eerbiediging van de rechten van vluchtelingen en asielzoekers bij inreiscontroles (en daaraan voorafgaand) in het kader van de Schengen-grenscode, zodat eventuele tekortkomingen vroegtijdig kunnen worden opgespoord;

22. onderstreept de waarde van de EU‑waarnemingsmissies tijdens verkiezingen als een belangrijke stap in elk proces van democratisering en goed bestuur, en is van oordeel dat dergelijke missies deel moeten uitmaken van een breder kader voor de ondersteuning van een democratiseringsproces op de lange termijn; dringt bij de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheid aan op versterking van de follow-upprocedures en -missies om te controleren of de aanbevelingen van de waarnemingsmissies tijdens verkiezingen worden opgevolgd en onderstreept in dit verband dat het waarborgen van een adequate follow-up ten aanzien van het opvolgen van dergelijke aanbevelingen van cruciaal belang is; onderstreept het belang van bemiddeling en strategieën voor conflictpreventie en -oplossing alsmede van het opzetten van instellingen en het opbouwen van capaciteit voor regionale organisaties zoals de Afrikaanse Unie (AU), die een belangrijke rol speelt bij operaties om de vrede te bewaren of vrede stichten; is van oordeel dat steun voor de AU de ontwikkeling van haar grenscontrolecapaciteit moet omvatten en de levering van hulp aan alle migranten in noodsituaties; is van mening dat de doeltreffende versterking van regionale organisaties zoals de AU, de Unie voor het Middellandse Zeegebied of het Oostelijk Partnerschapsinitiatief als multiplicatoren van regionale vrede en stabiliteit ten goede zal komen aan de regionale integratie en de opkomst van grensoverschrijdende economische regio's;

23. merkt op dat er vooruitgang is geboekt bij de uitvoering van de Algehele aanpak van migratie, die gericht is op het bevorderen van veelomvattende partnerschappen met herkomst- en doorreislanden en het stimuleren van synergie tussen migratie en ontwikkeling; onderstreept de noodzaak van een verder verbeterd gebruik van de voornaamste instrumenten van de totaalaanpak van migratie (mobiliteitspartnerschappen, migratiemissies, migratieprofielen, samenwerkingsplatforms); benadrukt de aanhoudende noodzaak om de doelstellingen van het migratiebeleid in de politieke dialoog met herkomst- en doorreislanden centraal te stellen, alsmede de noodzaak om de beleidssamenhang, in het bijzonder met het ontwikkelingsbeleid, in dit verband te vergroten; is van mening dat de verschillende dialoogprocessen moeten worden gerationaliseerd en dat de synergie tussen migratie en ontwikkeling versterkt moet worden; is van mening dat de inspanningen opgevoerd moeten worden ter ondersteuning van ontwikkelingsprojecten in herkomst- en doorreislanden, die hun levensstandaard en hun regelgevings- en institutionele capaciteit verhogen en hun infrastructuur uitbreiden, teneinde de migratiestromen doeltreffend te beheersen en de eerbiediging van de internationale beschermingsnormen en de toepassing van het beginsel van niet‑uitzetting te waarborgen;

24. benadrukt de belangrijke rol van het globaal forum voor migratie en ontwikkeling, dat een gestructureerd kader biedt voor de bevordering van een intensievere dialoog en betere samenwerking tussen overheids- en niet‑overheidsactoren, met inbegrip van het maatschappelijk middenveld;

25. betreurt het feit dat in de huidige omstandigheden de enig beschikbare optie het opschorten van de overeenkomst inzake samenwerking tussen de EU en Libië was, en is van mening dat dit ongedaan kan worden gemaakt zodra er een nieuwe overgangsregering is die bereid is tot een dergelijke overeenkomst op democratische wijze ten uitvoer te leggen, met eerbiediging van de mensenrechten, met als doel het bieden van financiële steun aan Afrikaanse landen voor het verwezenlijken van uitvoerbare alternatieve voor migratie en in Libië een doeltreffender systeem in te voeren voor het beheer van arbeidsmigratie, door de vakkennis van migranten die reeds in het land aanwezig zijn maximaal te benutten en de capaciteit van Libië te versterken om migranten aan te trekken en sociaal en economisch te integreren, met name vanuit landen aan de zuidelijke grens van het land, en de basis te leggen voor een doeltreffend systeem voor het beheer van migratie in Libië; benadrukt in dit verband dat de EU haar invloed moet aanwenden om Libië zover te krijgen dat het de terugkeer van de UNHCR toestaat; is van oordeel dat overeenkomsten over een samenwerkingsagenda inzake migratie moeten worden gesloten met andere landen in de buurt van de EU, met het oog op het bieden van gezamenlijke steun, overeenkomstig internationale overeenkomsten, aan kwetsbare landen in hun buurt;

26. wijst erop dat voor het nemen van maatregelen met betrekking tot de humanitaire crisis in noordelijk Afrika Frontex niet het enige instrument kan zijn voor het beheer van de daaruit voortvloeiende migratiestroom vanuit de regio, en roept de EU op tot een snel en gecoördineerd antwoord als onderdeel van een coherente langetermijnstrategie ten aanzien van politieke veranderingen en kwetsbare staten, die de diepere oorzaken van de migratiestromen uit die regio aanpakt; dringt er bij de Raad op aan een actieplan voor lastenverdeling te ontwikkelen om te helpen bij het hervestigen van vluchtelingen uit de regio, op basis van de solidariteitsclausule in artikel 80 VWEU, en steun te bieden aan ontheemden overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen; roept de Raad op haast te maken met de goedkeuring van een gemeenschappelijk EU‑asielsysteem en de medebeslissingsprocedures af te ronden met betrekking tot het opzetten van een gemeenschappelijk EU‑hervestigingsprogramma en het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008‑2013, zoals aanbevolen door het Parlement in mei 2010; herinnert eraan dat de lidstaten het beginsel van niet‑uitzetting dienen te eerbiedigen;

27. onderstreept de belangrijke rol van het Europees Parlement bij het bevorderen van vrijheid en democratie in onze buurlanden; is in dit verband van mening dat het Europees Parlement het democratiseringsproces in de landen ten zuiden van de Middellandse Zee nauwlettend in het oog moet houden, en stelt daarom voor een geregelde dialoog met een ad hoc-agenda met de VV/HV te voeren om de ontwikkelingen in deze regio te evalueren en op basis daarvan korte- en langetermijndoelstellingen te kunnen bepalen, alsmede de te nemen steunmaatregelen;

28. dringt aan op oprechte aandacht voor de dialogen inzake de mensenrechten en democratie in het herziene Europees nabuurschapsbeleid (ENB); is van mening dat pro‑democratische bewegingen en demonstraties en hun wrede onderdrukking door de autoriteiten in landen zoals Tunesië en Egypte aantonen dat de ENB‑dialogen over democratie en mensenrechten hun doel nog niet hebben bereikt;

29. verwelkomt de afronding van de onderhandelingen over de overnameovereenkomst EU‑Turkije en dringt aan op een succesvolle afronding van alle noodzakelijke stadia, zodat de overeenkomst zo spoedig mogelijk door alle partijen volledig wordt toegepast;

30. verzoekt de Commissie om de samenwerking met de doorreis- en herkomstlanden van illegale immigranten te intensiveren door middel van de reeds door de EU gesloten of nog te sluiten overeenkomsten, maar ook door middel van de tussen lidstaten en derde landen gesloten bilaterale overeenkomsten, zodat de illegale immigratie kan worden beteugeld en legale immigratie kan worden aangemoedigd ten gunste van de immigranten en de samenlevingen in de lidstaten en de herkomstlanden;

31. meent dat het voor een efficiënte planning, goedkeuring, uitvoering en beoordeling van migratiebeleid essentieel is de migratiestatistieken te harmoniseren in samenwerking met de lidstaten; wijst op het belang van het Europees netwerk voor migratie (EMN), dat een wezenlijke bijdrage zou kunnen leveren in dit opzicht;

32. benadrukt de dringende noodzaak van coherente, volledige en vergelijkbare statistische gegevens over de migrantenbevolking, aangezien de voortdurende verandering van de bevolking en de aard van de huidige migratiestromen een reële uitdaging vormen voor beleidsmakers die betrouwbare gegevens en informatie nodig hebben om hun besluiten op te baseren;

33. verzoekt de Commissie om als onderdeel van haar lopende herziening van het ENB te overwegen specifieke financiële middelen uit te trekken voor de ontwikkeling van een hernieuwde sterke economische agenda in de ENB‑landen, met inbegrip van een werkgelegenheidsagenda; is van oordeel dat met de ENB‑landen moet worden gediscussieerd over een stappenplan voor de afstemming van hun nationale migratiewetten op de EU‑normen, met inbegrip van normen voor de mensenrechten, zoals het recht op asiel, een systeem ter bescherming van illegale migranten en gelijke rechten voor alle migranten; spoort aan tot de sluiting van meer mobiliteitspartnerschappen met ENB‑landen naast de bestaande overeenkomsten met Moldavië en Georgië;

34. dringt aan op de invoering van een alomvattend migratiebeleid dat rekening houdt met alle ontwikkelingsstrategieën en -instrumenten en is gebaseerd op een hoge mate van politieke en operationele solidariteit, wederzijds vertrouwen, transparantie, partnerschap, gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijke inspanningen op basis van gemeenschappelijke beginselen en concrete acties, alsook op de waarden die zijn vastgelegd in het Verdrag van Lissabon;

35. verzoekt de Commissie een veelomvattende aanpak van de legale migratie te ontwikkelen met inachtneming van de behoefte van de Europese arbeidsmarkt aan arbeidskrachten en het vermogen per lidstaat om migranten op te nemen en te laten integreren; is van oordeel dat een gemeenschappelijk EU‑beleid inzake legale migratie een stimulans kan zijn voor zowel de Europese economie als de economieën van de herkomstlanden;

36. is van mening dat over overeenkomsten met derde landen waarbij verscheidene EU‑lidstaten betrokken zijn, op Europees niveau moeten worden onderhandeld met volledige inachtneming van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

37. verzoekt de instellingen en lidstaten van de EU om een doeltreffender coördinatie van donorhulp teneinde een veelomvattendere en duurzamere aanpak van de beheersing van migratiestromen te waarborgen;

38. dringt erop aan ontwikkelingsbijstand los te koppelen van het beheer van migratiestromen en terugkeermigratie niet als voorwaarde te stellen voor ontwikkelingshulp; benadrukt dat het doel van de ontwikkelingshulp van de EU het wegnemen van de oorzaken van migratie zoals armoede, klimaatverandering en honger, moet zijn;

39. onderstreept de toegevoegde waarde die de Unie voor het Middellandse Zeegebied en het Oostelijk Partnerschapsinitiatief kunnen hebben met betrekking tot de omgang met de migratiekwestie en de gevolgen ervan; verzoekt de VV/HV en de lidstaten zich meer in te spannen om de Unie voor het Middellandse Zeegebied volledig operationeel te maken; is van mening dat de kwestie van de migratiestromen met betrekking tot maatregelen in het kader van de Unie voor het Middellandse Zeegebied en het Oostelijk Partnerschapsinitiatief prioriteit moet krijgen;

40. verzoekt de Europese Unie maatregelen te overwegen om het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, het Europees ontwikkelingsfonds en het instrument voor humanitaire hulp aan te passen teneinde de positieve gevolgen van migratie te versterken door de ontwikkeling van menselijk potentieel en de bevordering van democratie in kwetsbare landen;

41. dringt aan op meer inspanningen om coherent ontwikkelingsbeleid in het kader van het migratiebeleid van de EU te bevorderen, en om te voorkomen dat officiële ontwikkelingshulp wordt gebruikt voor beleid dat gericht is op de ontmoediging en beperking van migratie op manieren die schendingen van de mensenrechten van migranten met zich meebrengen; is van mening dat officiële ontwikkelingshulp daarentegen moeten worden gebruikt om daadwerkelijke ontwikkeling te bevorderen, waardoor migratie veroorzaakt door armoede, politieke instabiliteit en politieke onderdrukking wordt beperkt;

42. is verheugd over de verklaring van Tripoli aangenomen aan het einde van de derde topontmoeting Afrika‑EU, waarin wordt bevestigd dat gezamenlijke inspanningen moeten worden gedaan om de uitdagingen op het gebied van migratie aan te gaan en rekening te houden met het verband tussen migratie en ontwikkeling;

43. verzoekt om doeltreffender partnerschappen met instellingen die regionale en economische integratie bevorderen, hetgeen eveneens kan bijdragen aan het vinden van duurzame langetermijnoplossingen voor zuid-zuidmigratie;

44. benadrukt dat de Commissie meer onderzoek zou moeten doen naar klimaatgerelateerde zuid-zuidmigratie, onder meer naar het aantal hierdoor getroffen personen, kwetsbare regio's, migratiestromen en de capaciteit van gastlanden; dringt er eveneens op aan dat de onderzoekscapaciteiten van ontwikkelingslanden worden versterkt;

45. benadrukt dat het migratievraagstuk moet worden opgenomen in de nationale ontwikkelingsstrategieën van partnerlanden teneinde de armoede te verminderen en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken;

46. verwelkomt de oprichting van het ACS-waarnemingscentrum voor migratie, dat een nuttig instrument vormt om beleidsmakers in ACS‑landen van gegevens en hulpmiddelen te voorzien om hun nationale migratiestrategieën te verbeteren, evenals het voorstel om een waarnemingscentrum voor migratie op te richten dat alle vraagstukken met betrekking tot migratiestromen in Latijns-Amerika permanent en nauwlettend zou moeten volgen, onder het toezicht en de coördinatie van de Stichting Europa-Latijns-Amerika/Caraïben;

47. is van mening dat de financiële middelen voor de bevordering van ontwikkeling door middel van migratie op efficiëntere wijze moeten worden toegewezen; erkent de noodzaak om de regelingen voor de aanvullende en tijdelijke inzet van de verschillende financieringsinstrumenten van de EU voor extern optreden te verbeteren;

48. benadrukt de noodzaak om LRRD-strategieën (met als doel een verband te leggen tussen ondersteuning, herstel en ontwikkeling) te versterken om duurzame oplossingen voor ontheemden en vluchtelingen te waarborgen; erkent het belang van een gecoördineerde humanitaire respons voorafgaand aan een uitvoerbaar ontwikkelingsbeleid in landen die zich in een postconflictsituatie bevinden;

49. verzoekt de VV/HV in expertise te investeren en personeelsleden zowel op centraal als op gedecentraliseerd niveau een duidelijk mandaat te geven om ervoor te zorgen dat het thematische programma op het gebied van migratie en asiel en de geografische programma's van het samenwerkings- en ontwikkelingsinstrument beter op elkaar aansluiten;

50. verzoekt om verheldering over de rol van de EDEO enerzijds en van DG DEVCO anderzijds, alsmede om samenwerking tussen de twee structuren; verzoekt met klem om een aansturende rol van DG DEVCO tijdens de programmeringsfase van het migratiebeleid

51. benadrukt dat rekening moet worden gehouden met de uit het thematische programma op het gebied van migratie en asiel geleerde lessen met betrekking tot beleidsdiscussies op nationaal niveau om ervoor te zorgen dat de programmeringfase in het kader van nationale en regionale strategiedocumenten coherenter en doeltreffender verloopt.

52. dringt aan op meer inspanningen om de negatieve gevolgen van de braindrain en de uittocht van deskundigen, die vooral belangrijke sectoren als de gezondheidszorg en het onderwijs treffen, te verminderen; benadrukt dat "brain gain", programma´s voor bijstand bij terugkeer en circulaire migratie moeten worden bevorderd, dat aanwervingsprocedures aan regels moeten worden onderworpen en dat capaciteitsopbouw moet worden ondersteund, onder andere door de ontwikkeling van beroepsopleidingen; verzoekt de Commissie te onderzoeken of regelingen voor circulaire migratie een nuttig instrument vormen en welke vormen van circulaire migratie (eenmalige / herhaaldelijke; korte termijn / lange termijn; spontane / gereguleerde) de beste resultaten kunnen hebben voor zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden;

53. doet een beroep op de Commissie om bij de voorbereiding van nieuwe instrumenten voor extern optreden voor de periode na 2013 te waarborgen dat de voorgestelde structuur synergieën en de wederzijdse versterking van de ontwikkelingpijler en de veiligheids- en stabiliteitspijler mogelijk maakt en zorgt voor de snelle toekenning van nood- en herstelmiddelen, een snelle reactie voor het helpen en assisteren van migranten in noodsituaties, in het bijzonder extra kwetsbare migranten zoals vrouwen en niet-begeleide minderjarigen, specifieke programma's voor de actieve ondersteuning van minderheden die bedreigd worden, waaronder religieuze, etnische en LGBTT-minderheden, EU‑opvang voor mensenrechtenverdedigers in een noodsituatie en steunmaatregelen om de gevolgen van klimaatverandering, ontbossing, woestijnvorming en verlies van biodiversiteit te lenigen en de economische en sociale structuur van de getroffen gemeenschappen te handhaven;

54. dringt aan op de ontwikkeling van beleid waarin rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van kwetsbare groepen zoals vrouwen, kinderen en personen met een handicap, en, daaruit voortvloeiend, op de verwezenlijking van desbetreffende infrastructuur zoals ziekenhuizen, scholen en onderwijsmateriaal, evenals de noodzakelijke sociale, psychologische en administratieve ondersteuning;

55. vestigt de aandacht op de belangrijke rol die de rehabilitatiecentra voor slachtoffers van foltering hebben vervuld in de geslaagde integratie van migranten, onder meer vluchtelingen en asielzoekers, in de EU; neemt met bezorgdheid kennis van het besluit dat de financiering voor deze centra in de EU in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) geleidelijk moet worden afgeschaft; vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat de financiering voor deze centra gehandhaafd blijft en niet uitsluitend aan de lidstaten wordt overgelaten;

56. vraagt de Commissie de externe evaluatie van de regionale beschermingsprogramma's te publiceren en een debat op gang te brengen over de vraag of deze programma's moeten worden voortgezet;

57. is, zoals ook door de VV/HV benadrukt, met betrekking tot de GBVB/GVDB-missies van mening dat het belangrijk is om de veiligheids- en stabiliteitsstrategieën aan te vullen met ad hoc ondersteunende ontwikkelingshulp en mensenrechtenstrategieën teneinde te waarborgen dat de diepere oorzaken van de onveiligheid en instabiliteit langdurig worden uitgeroeid; Wijst er in dit verband op dat een dergelijke veelomvattende aanpak niet alleen betere coördinatie door middel van de EDEO vereist, maar ook aanvullende ad hoc begrotingskredieten voor dergelijke ondersteunende strategieën;

58. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de voorzitter van de Europese Unie, het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, de voorzitter van de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de EIB, de regeringen en de parlementen van de lidstaten van de EU, de regeringen en parlementen van kandidaat-lidstaten, de regeringen en parlementen van de lidstaten van EURONEST en EUROMED, het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS, de EBWO, de Wereldbank, het IMF, de Afrikaanse Unie, het Pan‑Afrikaanse Parlement, de Internationale organisatie voor migratie en aan het UNHCR.

  • [1]  PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1.
  • [2]  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 1.
  • [3]  PB L 386 van 29.12.2006, blz. 1.
  • [4]  PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41.
  • [5]  PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1.
  • [6]  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
  • [7]  PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30.
  • [8]  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 17.
  • [9]  Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0327.
  • [10]  Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0496.
  • [11]  Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2010)0327.

TOELICHTING

De door instabiliteit veroorzaakte migratiestromen zijn een uitdaging voor de Europese Unie. Oorlogen en gewapende conflicten, etnische spanningen, systematische schendingen van de mensenrechten, zoals de weigering om mensen hun eigen geloof te laten belijden, natuurrampen en het ontbreken van echte economische en democratische structuren vormen de voornaamste oorzaken van dit soort migratiestromen. Dit verschijnsel is zeer zorgwekkend, omdat het niet alleen tussen herkomst- en gastlanden, maar ook tussen herkomst- en doorreislanden spanningen doen ontstaan en verergeren.

Om doeltreffende op deze uitdaging te reageren moet de Europese Unie een beleid van preventie hanteren, waarbij de meest geschikte instrumenten van het buitenlands beleid moeten worden ingezet om de oorzaken van de instabiliteit rechtstreeks aan te pakken, opdat emigratie een kans wordt en geen dramatische noodzaak.

Een Europees beleid inzake het beheer van migratie zou maatregelen inzake ontwikkelingssamenwerking moeten combineren met een globalere politieke visie waarin aspecten zoals veiligheid, regionale samenwerking, bilaterale overeenkomsten met herkomst- en doorreislanden, de waarborging van mensenrechten en de democratisering aan bod komen.

De economische ontwikkeling en de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen zijn immers nauw verbonden met de politieke stabiliteit, de eerbiediging van de rechtsstaat en de democratische beginselen in het algemeen, alsmede met het bestaan op regionaal en mondiaal niveau van doelmatige mechanismen voor de preventie van conflicten, bemiddeling en vredeshandhaving.

Het Europees buitenlands beleid zou een aanvulling moeten vormen op en synergieën moeten creëren met het eigen migratiebeleid, waarbij vooral moet worden gelet op de oorzaken van de instabiliteit en de structurele problemen in de herkomstlanden. Bovendien moet een ononderbroken dialoog tot stand worden gebracht met de doorreislanden, zodat de stromen worden gereguleerd en ook in deze landen wordt gezorgd voor de uniforme toepassing van de internationale normen inzake de mensenrechten op het stuk van immigratie.

De reikwijdte van deze taak vergt enorme middelen, welke in een tijd van krappe begrotingen in de lidstaten en de Europese Unie als zodanig moeilijk zijn op te brengen. Het wordt steeds essentiëler de initiatieven van de Europese Unie af te stemmen op die van andere grote mogendheden, zoals de Verenigde Staten, China en Japan, en de opkomende landen, die in de toekomst tot grote donorlanden zullen uitgroeien.

Op de korte termijn zou de Europese Unie echter doelmatige actie kunnen ondernemen door de eigen financiële middelen en de bestaande institutionele structuren optimaal te benutten. In het verslag zijn de volgende gebieden voor optreden afgebakend:

–  in het kader van de overeenkomsten inzake ontwikkelingssamenwerking moeten doorreis- en herkomstlanden ertoe worden aangespoord om stabielere economische en institutionele omstandigheden te creëren, mede via de het verbinden van voorwaarden aan de steun;

–  naast verkiezingswaarnemingsmissies, die essentieel zijn voor de processen inzake democratisering en verbetering van goed bestuur, zou de EU haar eigen inspanningen inzake bemiddeling en preventie van conflicten moeten versterken, in samenwerking met de regionale organisaties, zoals de Afrikaanse Unie;

–  er moet met doorreislanden over bilaterale immigratieovereenkomsten worden onderhandeld;

–  in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid moet een economische agenda worden opgesteld waarin specifieke maatregelen zijn opgenomen om in de partnerlanden van de EU voor meer werkgelegenheid te zorgen; tegelijkertijd moeten deze landen worden aangemoedigd om hun nationale wetgeving inzake immigratie af te stemmen op de internationale normen;

–  de Europese Unie zou de Unie voor het Middellandse Zeegebied moeten verzoeken om de kwesties in verband met door instabiliteit ontstane migratiestromen als een prioriteit te beschouwen;

–  ten slotte zou de Commissie bij het voorbereiden van nieuwe instrumenten voor extern optreden in de periode na 2013 de synergieën tussen de ontwikkelingspijler en de stabiliteits- en veiligheidspijler moeten vergroten en nog snellere en doelmatigere interventiemechanismen in het leven moeten roepen die de Europese Unie in staat stellen snel te reageren ter bescherming van minderheden, met inbegrip van religieuze minderheden of andere groepen die onder instabiele omstandigheden lijden.

De voorgestelde maatregelen vormen een eerste antwoord op de migratieverschijnselen die worden veroorzaakt door de enorme verschillen in de ontwikkelingsniveaus, in de kwaliteit van de democratische instellingen, in de eerbiediging van de mensenrechten en in de demografische structuur tussen de landen van de EU en een aantal landen in haar buurt. Derhalve is het dringend noodzakelijk een debat op gang te brengen om een beter inzicht te krijgen in alle aspecten van de migratie en de oorzaken ervan.

Dit zal de Europese Unie in staat stellen een samenhangend en doelmatig beleid inzake migratiestromen uit de herkomst- en doorreislanden op te stellen en een besluit te nemen over de wijze en hoogte van de investeringen in die landen ten einde hun interne demografische en sociale spanningen te verlichten en aldus voor meer stabiele omstandigheden te zorgen.

ADVIES van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (*) (4.3.2011)

aan de Commissie buitenlandse zaken

inzake migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU
(2010/2269(INI))

Rapporteur voor advies (*): Corina Creţu

(*) Procedure met medeverantwoordelijke commissies – Artikel 50 van het Reglement

SUGGESTIES

De Commissie ontwikkelingssamenwerking verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

Het verband tussen migratie en ontwikkeling

1.   uit zijn bezorgdheid over het feit dat er momenteel ongeveer 38 kwetsbare landen in de wereld zijn (Mislukte staten-index -"Failed States Index"- 2010 van het "Fund for Peace") hetgeen gevolgen heeft voor een miljard mensen ter plaatse (Wereldbank); merkt op dat kwetsbare landen het gevoeligst zijn voor interne en externe schokken, zowel op politiek als economisch vlak, en dat de instabiliteit van landen bijdraagt aan het migratieproces; verzoekt de Commissie een meer proactieve benadering te hanteren om migratie uit kwetsbare landen mogelijk te maken, en met een strategie te komen om in landen van oorsprong op de lange en middellange termijn werkgelegenheid en welvaart te scheppen;

2.   is van mening dat gedwongen migratie onder andere een gevolg is van falende economieën, verarming van de bevolking, schendingen van de mensenrechten, verslechtering van het milieu, de groeiende kloof tussen arme en rijke landen, burgeroorlogen, oorlogen om de zeggenschap over natuurlijke hulpbronnen en politieke vervolgingen;

3.   benadrukt dat er een grote taak voor de EU is weggelegd om ervoor te zorgen dat migratie een instrument voor ontwikkeling wordt; is van mening dat coherente en op ontwikkeling gerichte maatregelen kunnen helpen bij de aanpak van de onderliggende oorzaken van migratiestromen, terwijl migratie de economische groei en sociale zelfbeschikking, evenals bestuurlijke hervormingen in landen van oorsprong kan bevorderen;

4.   neemt kennis van het feit dat geldovermakingen de op een na belangrijkste bron van externe financiering voor ontwikkelingslanden vormen en dat zij bijdragen aan de ontwikkeling van de financiële sector, investeringen aantrekken en tot nieuwe banen leiden; is dan ook van mening dat de inspanningen die erop zijn gericht de transactiekosten te verlagen, gunstige economische en financiële voorwaarden te creëren en de transparantie te vergroten, moeten worden voortgezet; benadrukt dat geldovermakingen in geen enkel geval in de cijfers van de officiële ontwikkelingshulp mogen worden opgenomen;

5.   verzoekt de EU beleidsmaatregelen vast te stellen om de instroom van geldovermakingen te ondersteunen, met inbegrip van maatregelen om migranten in staat te stellen in ontwikkelingslanden rekeningen in buitenlandse valuta te openen en fiscale stimuleringsmaatregelen om meer geldovermakingen aan te trekken;

6.   erkent dat migranten een doorslaggevende rol spelen bij de bevordering van capaciteitsontwikkeling en op stabilisering gerichte inspanningen in thuislanden; dringt aan op sterkere samenwerking en beleidscoördinatie tussen instellingen in ontwikkelingslanden en de EU-lidstaten om migranten een grotere rol te geven als belangrijk onderdeel van het maatschappelijk middenveld en om terugkeer te vergemakkelijken en te ondersteunen;

7.   dringt aan op meer inspanningen om de negatieve gevolgen van de braindrain en de uittocht van deskundigen, die vooral belangrijke sectoren als de gezondheidszorg en het onderwijs treffen, te verminderen; benadrukt dat "brain gain", programma´s voor bijstand bij terugkeer en circulaire migratie moeten worden bevorderd, dat aanwervingsprocedures aan regels moeten worden onderworpen en dat capaciteitsopbouw moet worden ondersteund, onder andere door de ontwikkeling van beroepsopleidingen; verzoekt de Commissie te onderzoeken of regelingen voor circulaire migratie een nuttig instrument vormen en welke vormen van circulaire migratie (eenmalige / herhaaldelijke; korte termijn / lange termijn; spontane/ gereguleerde) de beste resultaten kunnen hebben voor zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden;

8.   benadrukt dat de migratie van gezondheidswerkers problemen veroorzaakt, aangezien ontwikkelingslanden op dit moment bijna 70% van hun arbeidskrachten in deze sector kwijtraken, hetgeen negatieve financiële gevolgen heeft omdat het in opleiding geïnvesteerde geld verloren gaat, het kan leiden tot de ondermijning van volledige gezondheidsstelsels en het een ernstige belemmering vormt voor de uitvoering van de initiatieven voor mondiale gezondheidszorg;

9.   neemt kennis van het feit dat het aantal mensen in kwetsbare landen dat ontheemd is geraakt als gevolg van conflicten, schendingen van de mensenrechten en klimaatverandering is toegenomen; dringt aan op robuustere initiatieven ter ondersteuning van ontheemde personen teneinde hun levensomstandigheden te verbeteren en hun integratie te vergemakkelijken; pleit met klem voor maatregelen om de daadwerkelijke bescherming van vluchtelingen en in eigen land ontheemden te waarborgen;

10. verzoekt de lidstaten en de Commissie hun belofte na te komen om de structurele oorzaken van migratie aan te pakken door middel van een alomvattende benadering, uitgaande van beleidscoherentie voor ontwikkeling, hetgeen ontwikkelingslanden de beleidsruimte biedt in hun behoeften op het gebied van duurzame ontwikkeling te voorzien door een fatsoenlijk inkomen, vrede en democratie voor hun bevolking te waarborgen, wat een manier is om illegale immigratie te beperken;

11. dringt aan op de ontwikkeling van beleid waarin rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van kwetsbare groepen zoals vrouwen, kinderen en personen met een handicap, en, in het kader hiervan, op de verwezenlijking van desbetreffende infrastructuur zoals ziekenhuizen, scholen en onderwijsmateriaal, evenals de noodzakelijke sociale, psychologische en administratieve ondersteuning;

12. benadrukt de belangrijke rol van het globaal forum voor migratie en ontwikkeling, dat een gestructureerd kader biedt voor de bevordering van een intensievere dialoog en betere samenwerking tussen overheids- en niet‑overheidsactoren, met inbegrip van het maatschappelijk middenveld;

13. verzoekt alle lidstaten en ontwikkelingslanden eerlijke en transparante procedures in te voeren om de toegang van migranten tot banen met behoorlijke arbeidsomstandigheden, gezondheidszorgvoorzieningen en sociale bescherming, te vereenvoudigen; wijst er bovendien op dat het dringend noodzakelijk is de kwestie van burgerrechten van arbeidsmigranten aan te pakken, overeenkomstig het verslag van de IAO van 2009 "The Cost of Coercion", gezien het feit dat arbeidsmigranten vaak het slechtst worden betaald en in extreme gevallen, zoals in de Golfstaten is geconstateerd, worden gedwongen in werkkampen te leven nadat hun paspoorten zijn afgenomen; verzoekt de Commissie rekening te houden met de beleidsaanbevelingen die zijn aangenomen tijdens de bijeenkomst van hoge ambtenaren uit Afrika en de EU over migratie, mobiliteit en werkgelegenheid (15‑17 september 2010);

14. dringt erop aan ontwikkelingsbijstand los te koppelen van het beheer van migratiestromen en terugkeermigratie niet als voorwaarde te stellen voor ontwikkelingshulp; benadrukt dat het doel van de ontwikkelingshulp van de EU het wegnemen van de oorzaken van migratie zoals armoede, klimaatverandering en honger, moet zijn;

15. dringt aan op de invoering van een alomvattend migratiebeleid dat rekening houdt met alle ontwikkelingsstrategieën en -instrumenten en is gebaseerd op een hoge mate van politieke en operationele solidariteit, wederzijds vertrouwen, transparantie, partnerschap, gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijke inspanningen op basis van gemeenschappelijke beginselen en concrete acties, alsook op de waarden die zijn vastgelegd in het Verdrag van Lissabon;

16. erkent de voordelen die migratie Europa in het verleden heeft opgeleverd, met name de opvang van honderdduizenden Europese migranten in verschillende perioden van de geschiedenis, en de belangrijke baten op verschillende terreinen van ontwikkeling als gevolg van de huidige migratie naar de EU; houdt bovendien rekening met het beginsel van historische wederkerigheid, dat tot uiting komt in de bevordering en eerbiediging van de mensenrechten van migranten en hun opvang en integratie in de landen van verblijf en terugkeer;

17. verzoekt de Europese Unie maatregelen te overwegen om het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, het Europees ontwikkelingsfonds en het instrument voor humanitaire hulp aan te passen teneinde de positieve gevolgen van migratie te versterken door de ontwikkeling van menselijk potentieel en de bevordering van democratie in kwetsbare landen;

18. dringt aan op meer inspanningen om coherent ontwikkelingsbeleid in het kader van het migratiebeleid van de EU te bevorderen, en om te voorkomen dat officiële ontwikkelingshulp wordt gebruikt voor beleid dat gericht is op de ontmoediging en beperking van migratie op manieren die schendingen van de mensenrechten van migranten met zich meebrengen; is van mening dat officiële ontwikkelingshulp daarentegen moeten worden gebruikt om daadwerkelijke ontwikkeling te bevorderen, waardoor migratie veroorzaakt door armoede, politieke instabiliteit en politieke onderdrukking wordt beperkt;

19. is verheugd over de verklaring van Tripoli die werd aangenomen aan het einde van de derde topontmoeting Afrika-EU, waarin wordt bevestigd dat er gezamenlijk naar wordt gestreefd de realiteit en de uitdagingen op het gebied van migratie aan te pakken en rekening te houden met het verband tussen migratie en ontwikkeling;

20. verzoekt om doeltreffendere partnerschappen met instellingen die regionale en economische integratie bevorderen, hetgeen eveneens kan bijdragen aan het vinden van duurzame langetermijnoplossingen voor zuid-zuidmigratie;

21. benadrukt dat de Commissie meer onderzoek zou moeten doen naar klimaatgerelateerde zuid-zuidmigratie, onder meer naar het aantal hierdoor getroffen personen, kwetsbare regio's, migratiestromen en de capaciteit van gastlanden; dringt er eveneens op aan dat de onderzoekscapaciteiten van ontwikkelingslanden worden versterkt;

22. benadrukt dat het migratievraagstuk moet worden opgenomen in de nationale ontwikkelingsstrategieën van partnerlanden teneinde de armoede te verminderen en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken;

23. verwelkomt de oprichting van het ACS-waarnemingscentrum voor migratie, dat een nuttig instrument vormt om beleidsmakers in ACS-landen van gegevens en hulpmiddelen te voorzien om hun nationale migratiestrategieën te verbeteren, evenals het voorstel om een waarnemingscentrum voor migratie op te richten dat alle vraagstukken met betrekking tot migratiestromen in Latijns-Amerika permanent en nauwlettend zou moeten volgen, onder het toezicht en de coördinatie van de Stichting Europa-Latijns-Amerika/Caraïben;

24. is van mening dat de financiële middelen voor de bevordering van ontwikkeling door middel van migratie op efficiëntere wijze moeten worden toegewezen; erkent dat het noodzakelijk is om de aanvullende en tijdelijke inzet van de verschillende financieringsinstrumenten van de EU voor extern optreden te verbeteren;

25. benadrukt de noodzaak om LRRD-strategieën (erop gericht een verband te leggen tussen noodhulp, herstel en ontwikkeling) te versterken teneinde duurzame oplossingen voor ontheemden en vluchtelingen te waarborgen; erkent het belang van een gecoördineerde humanitaire respons voorafgaand aan een realiseerbaar ontwikkelingsbeleid in landen die zich in een postconflictsituatie bevinden;

26. dringt er bij de hoge vertegenwoordiger op aan in expertise te investeren en zowel de op het hoofdkantoor als de bij delegaties werkzame personeelsleden een duidelijk mandaat te geven om ervoor te zorgen dat het thematische programma op het gebied van migratie en asiel en de geografische programma's van het samenwerkings- en ontwikkelingsinstrument beter op elkaar aansluiten;

27. verzoekt om duidelijkheid over de rol van de Europese dienst voor extern optreden enerzijds en van DG DEVCO anderzijds en dringt aan op coördinatie tussen beide structuren; dringt aan op een leidende rol van DG DEVCO tijdens de programmeringsfase van het migratiebeleid;

28. benadrukt dat rekening moet worden gehouden met de uit het thematische programma op het gebied van migratie en asiel geleerde lessen met betrekking tot beleidsdiscussies op nationaal niveau om ervoor te zorgen dat de programmeringfase in het kader van nationale en regionale strategiedocumenten coherenter en doeltreffender verloopt.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

3.3.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

19

0

0

Bij de eindstemming aanwezige leden

Thijs Berman, Ricardo Cortés Lastra, Nirj Deva, Leonidas Donskis, Charles Goerens, András Gyürk, Eva Joly, Franziska Keller, Gay Mitchell, Norbert Neuser, Birgit Schnieber-Jastram, Michèle Striffler, Alf Svensson, Eleni Theocharous, Iva Zanicchi, Gabriele Zimmer

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Fiona Hall, Cristian Dan Preda

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Jolanta Emilia Hibner

ADVIES van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (1.3.2011)

aan de Commissie buitenlandse zaken

inzake migratiestromen als gevolg van instabiele omstandigheden: reikwijdte en rol van het buitenlands beleid van de EU
(2010/2269(INI))

Rapporteur voor advies: Franziska Keller

SUGGESTIES

De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie buitenlandse zaken onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

A. overwegende dat migratie, een verschijnsel dat overal ter wereld voorkomt en van oudsher bestaat, een bijdrage heeft geleverd aan de uitwisseling van ideeën, maar ook problemen heeft veroorzaakt op het gebied van integratie in gastlanden en daarmee heeft geleid tot enerzijds een culturele en economische verrijking van de Europese Unie en anderzijds tot problemen van sociale integratie en aanpassing; overwegende dat de EU behoefte heeft aan een aanzienlijke maar gecontroleerde immigratie om de vergrijzende bevolking te steunen en het hoofd te bieden aan andere sociale en economische uitdagingen,

B.  overwegende dat in het verleden de richting van migratiestromen altijd heeft afgehangen van waar de grootste migratiedruk was, maar dat migratiestromen nooit zijn gestopt; overwegende dat het onmogelijk is migratie een halt toe te roepen, maar dat migratie in de komende decennia waarschijnlijk zal veranderen qua omvang en complexiteit, en dat er derhalve op de juiste wijze op gereageerd moet worden om menselijk lijden te voorkomen,

C. overwegende dat er aan migratie vele redenen ten grondslag kunnen liggen, die in de loop van de tijd zijn veranderd en toegenomen, zoals armoede, uitzichtloosheid, gebrek aan inkomen, onderdrukking, onzekere sociale omstandigheden, natuurlijke en door de mens veroorzaakte rampen, onrecht, schending en beperking van vrijheden, conflicten tussen of binnen staten, oorlog, vervolging op grond van geloofsovertuiging, etnische afkomst of seksuele geaardheid, discriminatie en onteigeningen bij culturele groepen/minderheden (confiscatie van land, enz.), een verlangen naar gezinshereniging en hoop op een betere toekomst, veranderingen in het milieu, met name het klimaat, uitputting van hulpbronnen, toename van harde criminaliteit en corruptie en de vernietiging van het milieu ten koste van de leefomstandigheden van de plaatselijke bevolking, en die ieder voor zich, maar ook vaak in combinatie met elkaar, belangrijke oorzaken zijn voor massale migratiestromen en instabiliteit,

D. overwegende dat migratiestromen die het gevolg zijn van instabiliteit en de vorm aannemen van illegale migratie, meer druk uitoefenen op de lidstaten met een geografische ligging aan de buitengrenzen van de EU,

E.  overwegende dat in onze huidige tijd een diepgaande analyse over migratieproblematiek niet meer uit de weg kan worden gegaan en dat alle landen – of het nu gaat om landen van oorsprong, transit dan wel ontvangst – te maken hebben met verplaatsingen van bevolkingsgroepen,

F.  overwegende dat het aanpakken van de redenen voor migratie de voornaamste doelstelling van het EU‑migratiebeleid moet zijn en dat er bestendige en duurzame oplossingen gevonden moeten worden voor de problemen die met migratie gepaard gaan in de landen van ontvangst, transit en oorsprong, zoals de georganiseerde smokkel van migranten, om te komen tot een doeltreffender immigratie- en integratiebeleid en samen met de migranten te bouwen aan een welvarend Europa, met volledige eerbiediging van de universele waarden van menselijke waardigheid, vrijheid, gelijkheid en solidariteit, het Handvest van de grondrechten en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens,

G. overwegende dat er in het EU‑beleid extra aandacht moet gaan naar de meest kwetsbare migranten, met name niet‑begeleide minderjarigen,

H. overwegende dat de meeste personen die om milieuredenen migreren hun eigen land of regio niet verlaten en dat slechts een heel klein aantal werkelijk naar de EU reist om hier bescherming te zoeken,

I.   overwegende dat legale migratie zowel voor de persoon die zijn land van oorsprong wil verlaten als voor het gastland de beste optie is,

1.  is ingenomen met de recente voorstellen van de Commissie voor legale migratie door niet‑asielzoekers en dringt er bij de Commissie op aan ook andere instrumenten te ontwikkelen om een gemeenschappelijk immigratiebeleid tot stand te brengen, economische migratie te beheren met het oog op de bevordering van de economische en sociale vooruitgang in de gast-, transit- en oorsprongslanden, en de sociale samenhang te vergroten door een verbeterde integratie van migranten; benadrukt de noodzaak van voldoende informatie over de mogelijkheden voor legale immigratie naar de EU teneinde illegale migratie te voorkomen, beter gebruik te maken van de EU‑regelingen voor legale immigratie, de reële vooruitzichten en kansen binnen de EU duidelijk te maken en de valse hoop die door mensenhandelaars wordt gewekt, de kop in te drukken en daarmee het voordeel dat door de georganiseerde misdaad en de mensenhandel getrokken wordt uit het feit dat mensen genoodzaakt zijn om te verhuizen te verkleinen; verzoekt de Commissie beschermingsmaatregelen te bevorderen voor kwetsbare groepen en personen (vooral vrouwen en kinderen) die vaak het slachtoffer worden van mensenhandel en seksuele uitbuiting en spoort de Commissie aan in derde landen informatiecentra op te richten die voorlichting geven over de mogelijkheden van migratie naar de EU; dringt evenwel aan op een evenwichtige aanpak waarbij legale migratie naar de EU bevorderd wordt en verzekerd wordt dat de EU het vermogen heeft om nieuwe migranten te ontvangen en met succes te integreren;

2.  verzoekt de lidstaten met derde landen samen te werken om ervoor te zorgen dat informatie inzake legale migratie gemakkelijk verkrijgbaar is en legale migratie actief aan te moedigen;

3.  is van mening dat er dringend behoefte bestaat aan verder onderzoek naar door klimaatverandering veroorzaakte migratie, met name naar binnenlandse en regionale migratie in of naar ontwikkelingslanden, alsook aan mechanismen voor de bescherming van daardoor getroffen personen, teneinde de dynamiek van klimaatgerelateerde migratie en ontheemding beter te kunnen begrijpen; verzoekt de Commissie het probleem van migratie ten gevolge van milieu- en klimaatverandering aan te pakken en daarbij rekening te houden met de gevaren die klimaatgerelateerde migratie meebrengt voor de veiligheid en het welzijn van de mens en de mogelijkheid te overwegen klimaatmigranten in aanmerking te laten komen voor tijdelijke subsidiaire bescherming totdat er oplossingen voor de langere termijn zijn gevonden;

4.  vraagt de Unie en de lidstaten er op nationaal en internationaal niveau voor te ijveren dat de landen van oorsprong maatregelen en beleid vaststellen en uitvoeren waardoor zij zich sociaal, economisch en democratisch kunnen ontwikkelen en hun burgers/onderdanen niet dwingen tot migratie; vraagt dan ook aan de Unie en de lidstaten de nodige maatregelen te nemen voor de financiering van hun ontwikkeling, met name met spoed de doelstelling te halen om 0,7% van hun BBP aan ontwikkelingssamenwerking te besteden;

5.  vraagt de Commissie dat zij inspanningen blijft leveren voor de ontwikkeling en de democratisering van de landen van oorsprong en dat zij de rechtstaat bevordert om de met migratie samenhangende problemen bij de wortel aan te pakken;

6.  dringt er bij de Commissie op aan een controlesysteem in te voeren voor het toezicht op de eerbiediging van de rechten van vluchtelingen en asielzoekers bij inreiscontroles (en daaraan voorafgaand) in het kader van de Schengen-grenscode, zodat eventuele gebreken vroegtijdig kunnen worden opgespoord;

7.  bemoedigt de oprichting van centra voor migratievoorlichting en -beheer buiten de EU teneinde derde landen van oorsprong of transit te helpen met het uitstippelen van een migratiebeleid als antwoord op de bekommernissen van potentiële migranten en terugkerende migranten, richtsnoeren te verstrekken inzake wettelijke immigratie, informatie te verstrekken over de arbeidskansen en de levensomstandigheden in het land van bestemming en te helpen met de beroepsopleiding voor kandidaat-migranten, voortbouwend op de ervaring van het proefproject in het Malinese Bamako (CIGEM); vraagt de Commissie regelmatig verslag uit te brengen bij de bevoegde EP‑commissie over nieuwe initiatieven die voor de oprichting van dergelijke centra gepland zijn;

8.  meent dat het voor een efficiënte planning, goedkeuring, uitvoering en beoordeling van het migratiebeleid essentieel is de migratiestatistieken te harmoniseren in samenwerking met de lidstaten; wijst op het belang van het Europees netwerk voor migratie (EMN), dat een wezenlijke bijdrage zou kunnen leveren in dit opzicht;

9.  wijst op de dringende noodzaak van coherente, volledige en vergelijkbare statistische gegevens over de migrantenbevolking, aangezien de voortdurende verandering en aard van de huidige migratiestromen een reële uitdaging vormen voor beleidsmakers die betrouwbare gegevens en informatie nodig hebben om hun besluiten op te baseren;

10. dringt aan op een open en grondige analyse van het gehele visumbeleid van de EU, teneinde de gevolgen van dat beleid voor vluchtelingen en asielzoekers in kaart te brengen; meent dat de EU bij de ontvangst, bescherming en integratie van asielzoekers strenge normen moet toepassen en toegang tot gezondheidszorg moet waarborgen voor migranten zonder papieren, met name zwangere vrouwen en kinderen; is van mening dat daar waar de lidstaten bij de afgifte van visa samenwerken met particuliere organisaties, de mogelijkheid gehandhaafd dient te blijven dat aanvragers hun visumaanvraag rechtstreeks indienen bij de vertegenwoordigingen van de lidstaten in het buitenland; herinnert eraan dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan het vrij verkeer van personen als een voor de burgers van de Europese Unie gewaarborgd grondrecht;

11. herinnert eraan dat goed beheerde legale migratie ook voordelen kan meebrengen voor derde landen via de fondsen die de immigranten naar hun land van oorsprong sturen; benadrukt voorts dat steun moet worden verleend aan initiatieven die de betrokkenheid van migranten bij ontwikkelings- en opleidingsprogramma's in hun land van oorsprong moeten bevorderen;

12. dringt bij de Commissie aan op de ontwikkeling van een permanent waarnemingssysteem voor alle activiteiten van Frontex op het gebied van het beheer van migratiestromen; is van mening dat de mensenrechtenaspecten van Frontex-operaties geïntegreerd moeten worden in de gehele tekst van de herziene versie van de Frontex-verordening, met name het recht van personen om hun land te verlaten, het verbod op refoulement en het recht om asiel aan te vragen; is ingenomen met de geslaagde werkzaamheden en de samenwerking van Frontex met de lidstaten voor de uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en is ook tevreden over de oprichting van het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO); is van mening dat de werkzaamheden en de operaties van Frontex en het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken standvastig en ononderbroken moeten zijn om de nodige steun te verlenen aan de bijzonder getroffen lidstaten; wijst op de noodzaak van meer solidariteit tussen alle EU‑lidstaten, met name met de meest kwetsbare, met het oog op een zo efficiënt mogelijke beleidscoördinatie en lastendeling;

13. vestigt de aandacht op de belangrijke rol die de rehabilitatiecentra voor slachtoffers van foltering hebben vervuld in de geslaagde integratie van migranten, onder meer vluchtelingen en asielzoekers, in de EU; neemt met bezorgdheid kennis van het besluit dat de financiering voor deze centra in de EU in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) geleidelijk zal worden afgeschaft; vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat de financiering voor deze centra onverminderd gehandhaafd blijft en niet uitsluitend aan de lidstaten wordt overgelaten;

14. is van mening dat over overeenkomsten met derde landen waarbij verscheidene EU‑lidstaten betrokken zijn, op Europees niveau moeten worden onderhandeld met volledige inachtneming van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

15. vraagt de Commissie de externe evaluatie van de regionale beschermingsprogramma's te publiceren en een debat op gang te brengen over de vraag of deze programma's moeten worden voortgezet.

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

28.2.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

19

3

16

Bij de eindstemming aanwezige leden

Sonia Alfano, Alexander Alvaro, Rita Borsellino, Emine Bozkurt, Simon Busuttil, Carlos Coelho, Cornelis de Jong, Agustín Díaz de Mera García Consuegra, Kinga Gál, Kinga Göncz, Nathalie Griesbeck, Sylvie Guillaume, Ágnes Hankiss, Salvatore Iacolino, Lívia Járóka, Teresa Jiménez-Becerril Barrio, Juan Fernando López Aguilar, Monica Luisa Macovei, Véronique Mathieu, Louis Michel, Claude Moraes, Georgios Papanikolaou, Judith Sargentini, Birgit Sippel, Renate Sommer, Rui Tavares, Wim van de Camp, Daniël van der Stoep, Axel Voss, Renate Weber, Tatjana Ždanoka

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Edit Bauer, Leonidas Donskis, Monika Hohlmeier, Stanimir Ilchev, Franziska Keller, Cecilia Wikström

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Marina Yannakoudakis

UITSLAG VAN DE EINDSTEMMING IN DE COMMISSIE

Datum goedkeuring

16.3.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

53

1

3

Bij de eindstemming aanwezige leden

Gabriele Albertini, Pino Arlacchi, Bastiaan Belder, Frieda Brepoels, Elmar Brok, Marietta Giannakou, Ana Gomes, Andrzej Grzyb, Richard Howitt, Ioannis Kasoulides, Tunne Kelam, Nicole Kiil-Nielsen, Maria Eleni Koppa, Andrey Kovatchev, Paweł Robert Kowal, Eduard Kukan, Alexander Graf Lambsdorff, Vytautas Landsbergis, Ryszard Antoni Legutko, Krzysztof Lisek, Sabine Lösing, Ulrike Lunacek, Barry Madlener, Kyriakos Mavronikolas, Willy Meyer, Francisco José Millán Mon, María Muñiz De Urquiza, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Norica Nicolai, Raimon Obiols, Justas Vincas Paleckis, Pier Antonio Panzeri, Ioan Mircea Paşcu, Bernd Posselt, Cristian Dan Preda, Fiorello Provera, Libor Rouček, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Nikolaos Salavrakos, Jacek Saryusz-Wolski, Werner Schulz, Ernst Strasser, Hannes Swoboda, Charles Tannock, Zoran Thaler, Inese Vaidere, Kristian Vigenin, Graham Watson

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Malika Benarab-Attou, Evgeni Kirilov, Jacek Protasiewicz, Potito Salatto, Alf Svensson, Luis Yáñez-Barnuevo García, Janusz Władysław Zemke

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Marije Cornelissen, Marie-Christine Vergiat