VERSLAG over het voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie tot sluiting van een Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en Turkmenistan anderzijds

24.3.2006 - (5144/1999 – C5‑0338/1999 – 1998/0304(CNS)) - *

Commissie internationale handel
Rapporteur: Daniel Caspary

ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie tot sluiting van een Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en Turkmenistan anderzijds

(5144/1999 – C6‑0338/1999 – 1998/0304(CNS))

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie (5144/1999)[1],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 maart 2001 over de situatie in Turkmenistan[2],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 oktober 2003 over Turkmenistan en Centraal-Azië [3],

–   gelet op artikel 133 en artikel 300, lid 2, eerste alinea van het EG-Verdrag,

–   gelet op artikel 300, lid 3, eerste alinea van het EG‑Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5‑0338/1999),

–   gelet op artikel 51 en artikel 83, lid 7 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie internationale handel en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A6‑0085/2006),

1.  hecht zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst;

2.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie en aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en van Turkmenistan.

TOELICHTING

Historische achtergrond

De betrekkingen tussen de Europese Gemeenschappen en Turkmenistan worden momenteel geregeld door de Overeenkomst inzake handel en commerciële en economische samenwerking tussen de Gemeenschappen en de Sovjet-Unie van 1989. Op 24 mei 1997 werden de onderhandelingen over de sluiting van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO) met Turkmenistan afgesloten. Het Parlement werd begin 1998 over de PSO geraadpleegd (bevoegde commissie: AFET, rapporteur: mevrouw Lalumière), maar besloot geen verslag op te stellen wegens gebrek aan verbetering in de mensenrechtensituatie. In de loop van de huidige zittingsperiode heeft de Commissie buitenlandse zaken de werkzaamheden in verband met deze overeenkomst hervat (rapporteur: de heer Beglitis), en de Commissie internationale handel heeft de opsteller van dit ontwerpverslag benoemd tot rapporteur voor advies inzake het desbetreffende onderwerp.

Op 24 februari 1998 werd een interimovereenkomst inzake handel en handelsgerelateerde vraagstukken ondertekend ter overbrugging van de periode tot de PSO van kracht zou worden. De Commissie buitenlandse zaken keurde haar advies inzake de interimovereenkomst goed op 26 mei 2000 (rapporteur voor advies: Ioannis Souladakis), maar de ITRE besloot als ten principale bevoegde commissie geen verslag op te stellen, opnieuw vanwege de mensenrechtensituatie. Dit besluit werd respectievelijk in maart 2001 en oktober 2003 bij plenaire resolutie bevestigd.

Ontwikkelingen sedert de ondertekening van de overeenkomsten

Een belangrijke factor bij de opschorting van de werkzaamheden in dit verband was de in december 1999 getroffen beslissing om alle beperkingen op de ambtstermijn van president Niyazov op te heffen, waardoor hij president voor het leven werd. Nadat in november 2002 kennelijk een moordaanslag op de president was gepleegd, volgde een golf van arrestaties en schijnprocessen tegen degenen die bij de aanslag betrokken waren, van wie velen ervan werden beschuldigd banden met de verbannen oppositie te onderhouden. Dit ging gepaard met nieuwe draconische beperkingen op de vrijheid van verkeer en vereniging, waaronder strikte registratievoorschriften voor alle openbare bijeenkomsten en nieuwe registratievoorwaarden voor alle religieuze en maatschappelijke groeperingen.

Zeer recent heeft Turkmenistan een nieuwe wet tegen kinderarbeid ingevoerd en inmiddels wordt ook de OVSE-rapporteur voor nationale minderheden weer tot het land toegelaten. De ratificatie en implementatie van tal van IAO-conventies laat echter nog steeds op zich wachten.

De situatie met betrekking tot de mensenrechten en de democratie is nog niet bevredigend, hoewel de indruk bestaat dat men bereid is over deze vraagstukken te onderhandelen.

Economische situatie in Turkmenistan

Turkmenistan heeft van alle landen in de regio sedert de ineenstorting van de Sovjet-Unie de geringste vooruitgang geboekt. Slechts enkele overheidsbedrijven zijn geprivatiseerd en de regering blijft absolute zeggenschap uitoefenen over de productie en export van gas, olie en katoen, alsook over bepaalde andere industriesectoren. Het Duitse Siemens en het Franse Alcatel zijn betrokken bij de verbetering van de telefoonverbindingen in het land. De directe buitenlandse investeringen (DBI) blijven echter duidelijk achter bij die in andere energierijke landen in Centraal-Azië.

Volgens het Statistical Review of World Energy van BP staat Turkmenistan met 1,3 % van het wereldwijde totaal op de 15e plaats qua bewezen gasvoorraden, en moet het van de voormalige Sovjetrepublieken alleen Rusland laten voorgaan. Eind 2002 bedroegen de bewezen oliereserves 500 miljoen vaten, oftewel 0,1 % van de totale wereldvoorraad. Olie en gas zijn goed voor driekwart van de exportopbrengsten van het land.

Landbouw is de andere belangrijke economische sector en maakt bijna 30 % van het BBP uit. De katoenverwerkende industrie is uitgebreid, en ongeveer 30 % van de katoenvezels wordt in eigen land verwerkt (tegen 3 % in 1992). De regering heeft zich tevens gericht op de ontwikkeling van de petrochemische industrie.

Inhoudelijke aspecten van de interimovereenkomst

In de interimovereenkomst zijn de PSO-clausules in verband met handel en handelsgerelateerde maatregelen overgenomen, welke o.a. voorzien in:

· een meestbegunstigingsregeling en de opheffing van kwantitatieve beperkingen (onder voorbehoud van vrijwaringsclausules);

· de toezegging van Turkmenistan om binnen vijf jaar een beschermingsniveau voor intellectuele eigendomsrechten te bereiken dat vergelijkbaar is met dat in de Gemeenschap; en

· een protocol inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.

De eerbiediging van de democratie en de grond- en mensenrechten wordt omschreven als "een essentieel onderdeel van deze overeenkomst", en tevens is voorzien in een opzeggingstermijn van zes maanden.

Moet de overeenkomst worden geratificeerd?

Hoewel duidelijk is dat de mensenrechtensituatie in Turkmenistan verre van bevredigend is, valt het beoordelen daarvan buiten de bevoegdheid van de Commissie internationale handel. Op te merken valt evenwel dat de EU ook een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten met de vier andere Centraal-Aziatische republieken en dat elk van deze overeenkomsten voorziet in unilaterale opschorting in geval van inbreuk op een van de basisbeginselen daarvan. Deze bepaling heeft de EU b.v. de mogelijkheid geboden onderdelen van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met Oezbekistan op te schorten in reactie op de gebeurtenissen die zich op 13 mei 2005 in Adijan hebben voorgedaan.

Uit handelsoogpunt biedt vervanging van het bestaande akkoord met de voormalige Sovjet-Unie duidelijk voordelen. Hoewel men zich kan afvragen of bepaalde onderdelen van de overeenkomst wel realistisch zijn - zoals het feit dat Turkmenistan binnen vijf jaar na het van kracht worden van de overeenkomst moet voldoen aan de EU-normen inzake bescherming van intellectuele eigendomsrechten - zal zij in ieder geval een duidelijke, WTO-conforme maatstaf bieden waaraan de vooruitgang kan worden afgemeten.

Het allerbelangrijkste aspect is wel dat het uitblijven van enigerlei economische integratie tussen de EU en Turkmenistan tijdens de afgelopen jaren niet heeft bijgedragen tot de verbetering van de situatie van de bevolking van Turkmenistan. De ondertekening van de interimovereenkomst moet worden gezien als een tegemoetkoming van de EU aan Turkmenistan en een poging om de levensstandaard van de bevolking via onderlinge handel te verbeteren. In reactie daarop verwacht de EU dan ook dat er belangrijke vooruitgang wordt geboekt. Aan ondertekening van de PSO valt pas te denken wanneer er sprake is van effectieve verbetering van de situatie met betrekking tot mensenrechten en democratie en van daadwerkelijke economische hervormingen.

21.3.2006

ADVIES VAN DE COMMISSIE BUITENLANDSE ZAKEN

aan de Commissie internationale handel

inzake het voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie tot sluiting van een Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en Turkmenistan anderzijds

(5144/1999 - C5-0338/1999 - 1998/0304(CNS))

Rapporteur voor advies: Panagiotis Beglitis

De rapporteur stelt voor de Commissie internationale handel aan te bevelen haar goedkeuring te hechten aan de sluiting van de interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken, en wel om de hieronder genoemde redenen.

1. Waar gaat het bij de interimovereenkomst om?

De betrekkingen tussen de EU en Turkmenistan worden nog altijd geregeld door de Overeenkomst van 1989 inzake handel en commerciële samenwerking tussen de toenmalige Europese Gemeenschappen en de USSR. In 1997 werd een besluit genomen om de stap te zetten naar een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met Turkmenistan, om de betrekkingen te actualiseren, rekening houdend met de gewijzigde politieke situatie. De partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst is een gemengde overeenkomst waarmee een politieke dialoog wordt ingesteld en die betrekking heeft op de handel in goederen, investeringsgerelateerde kwesties en samenwerking op een groot aantal terreinen.

Gelet op het feit dat voor de ratificering van een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst gewoonlijk veel tijd nodig is, onderhandelde de Commissie in 1997 ook over een interimovereenkomst met Turkmenistan, die werd geparafeerd. Het was de bedoeling hiermee, zoals uit de naam blijkt, het deel van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst dat betrekking heeft op handelsgerelateerde kwesties, voorlopig uit te voeren, hetgeen de handel tussen de beide partijen erg ten goede zou komen. De Raad moet de Overeenkomst namens de Europese Gemeenschap sluiten en het Parlement (commissie ten principale: Commissie internationale handel) wordt geraadpleegd. (Er zij op gewezen dat de Commissie internationale handel de commissie ten principale is voor de handelsaspecten, terwijl de Commissie buitenlandse zaken bevoegd is voor de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst.) De interimovereenkomst heeft een beperkter toepassingsgebied dan de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst en omvat bovendien een bepaling die de opschorting ervan mogelijk maakt, als de democratie of de mensenrechten niet worden geëerbiedigd.

2. Beknopte achtergrondschets

Het Parlement werd in 2000 over de interimovereenkomst geraadpleegd. De toenmalige rapporteur van de Commissie buitenlandse zaken, Ioannis Souladakis, beval de goedkeuring ervan aan, met de precisering dat de commissie erop rekende dat de mensenrechtensituatie zou verbeteren voor zij haar verslag over de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst opstelde. De commissie ten principale voor de interimovereenkomst besloot evenwel haar verslag niet af te werken. Het dossier ligt nu opnieuw bij de twee bevoegde commissies.

3. Huidige situatie

De rapporteur van de Commissie buitenlandse zaken voor de interimovereenkomst en rapporteur voor de op stapel staande partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst neemt de aanbeveling van zijn voorganger over. Hij baseert zich voor dit oordeel op de nieuwe bereidheid aan Turkmeense kant om met de EU een dialoog aan te knopen over diverse kwesties, inclusief individuele mensenrechtendossiers, en op de vaste overtuiging dat, als Turkmenistan nog meer wordt geïsoleerd dan het al is, de mogelijkheden van democratisering en een verbetering van de mensenrechtensituatie nog sterk zullen verminderen.

De afschaffing van de doodstraf, de aankondiging van een algemene amnestie waarbij een aantal gevangenen volgend jaar wordt vrijgelaten, de recent goedgekeurde wet tegen kinderarbeid en bezoeken van de OVSE-rapporteur voor nationale minderheden vormen allemaal stappen in de goede richting. Het feit dat nieuwe bedrijven worden opgestart en een nieuwe politieke klasse opkomt - zij het nog voorzichtig - kan goed de voorloper zijn van een versterkte civiele maatschappij en uiteindelijk het verschijnen van politieke partijen.

Maar laten wij ons geen illusies maken: het Turkmeense regime is nog altijd repressief en het land wordt nog altijd geleid door een president die in 1999 zijn ambtstermijn onbeperkt verlengde en zonder oppositie met 99,5% van de stemmen werd verkozen.

President Niyazov (of "Turkmenbashi" - groot leider van de Turkmenen) heeft verklaard in 2010 te zullen aftreden en verkiezingen met meer partijen mogelijk te maken. In de eenpartijstaat Turkmenistan staan formele oppositiepartijen per definitie buiten de wet en de beperking van de vrijheid van verkeer en vereniging als gevolg van de aanslag op de president van 2002 blijft onverkort gehandhaafd. Er is strenge censuur, repressie tegen afwijkende politieke meningen, mishandeling van gevangenen en een alom aanwezige persoonlijkheidscultus. De autoriteiten controleren zo goed als alle aspecten van het burgerlijk leven, waarbij opera, ballet en zelfs autoradio's zijn verboden!

Hoewel Turkmenistan een van de grootste aardgasreserves ter wereld en aanzienlijke oliereserves heeft en een grote uitvoerder van katoen is, leeft de helft van de bevolking in armoede. Bovendien moet het land nog vele IAO-akkoorden uitvoeren. Turkmenistan is neutraal en wordt door de Verenigde Naties als zodanig erkend. Het onderhoudt goede betrekkingen met Iran en Turkije en ook met Rusland, hetgeen nuttig kan zijn in de regio. Er zij ook op gewezen dat het buitenlands beleid van Turkmenistan nauw verband houdt met energiebelangen en dat toegang tot buitenlandse markten een van de hoofddoelstellingen ervan is. De EU heeft duidelijk behoefte aan energie, maar zij moet tegelijk voorzichtig zijn met het ondergeschikt maken van haar principes op het gebied van de mensenrechten aan commerciële overwegingen.

4. Conclusies

De bovengenoemde bereidheid een dialoog aan te knopen is welkom en vormt een stap in de goede richting met het oog op de volgende fase.

De commissie is van mening dat er een stimulans voor verbetering in Turkmenistan moet worden geboden en om deze reden acht zij de tijd gekomen om de interimovereenkomst zeven jaar nadat zij voor het eerst werd voorgesteld, goed te keuren.

Alvorens verdere bespreking van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst mogelijk is, wordt van Turkmenistan aanzienlijke vooruitgang op het gebied van de mensenrechten verwacht.

De interimovereenkomst is een blijk van goede wil van de EU; het is nu aan Turkmenistan om deze gelegenheid aan te grijpen en te reageren.

SUGGESTIES

De Commissie buitenlandse zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie internationale handel onderstaande suggesties in haar ontwerpresolutie op te nemen:

1.  hecht op basis van een aantal zorgvuldig gemaakte overwegingen en op voorwaarde dat de Raad handels- of economische akkoorden met de Turkmeense regering koppelt aan verbeteringen met betrekking tot een aantal kwesties, met name de mensenrechten, zijn goedkeuring aan de sluiting van de interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken met Turkmenistan;

2.  wijst erop dat het ontbreken van hervormingen en de al te verregaande overheidscontrole in Turkmenistan een buitenlands beleid hebben doen ontstaan waardoor het land wordt geïsoleerd van de gemeenschap van democratische landen met een vrijemarkteconomie waar de mensenrechten worden geëerbiedigd; stelt vast dat de economie van Turkmenistan niet op vrijemarktmechanismen is gebaseerd, dat er weinig particulier ondernemerschap is en dat er voorts alarmerend veel overheidinterventie in de economie is;

3.  erkent dat, hoewel de mensenrechtensituatie in Turkmenistan en het isolement van het land nog altijd ernstige reden voor bezorgdheid opleveren, er beginnende tekenen van verandering zijn, zoals de afschaffing van de doodstraf en een algemene amnestie voor gevangenen; wenst zijn steun voor deze veranderingen uit te spreken; verzoekt de Turkmeense regering hervormingen overeenkomstig de aanbevelingen van de OVSE-rapporteur voor Turkmenistan en de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen door te voeren; beschouwt de interimovereenkomst - als deze hervormingen er komen - als een belangrijke eerste stap om Turkmenistan aan te moedigen meer en snellere vooruitgang te boeken met betrekking tot de verbetering van zijn prestaties op het gebied van de mensenrechten en het aanknopen van een mensenrechtendialoog met de EU;

4.  stelt vast dat de autoriteiten helaas doorgaan met het buiten de wet stellen van concurrerende politieke partijen, het repressief optreden tegen afwijkende meningen en kritiek, het opleggen van beperkingen aan niet officieel erkende godsdienstige groeperingen en aan NGO's, het controleren van zo goed als alle aspecten van het burgerlijk leven en het actief isoleren van de inwoners van het land van de internationale gemeenschap; herhaalt het verzoek om de volledige en onmiddellijke stopzetting van het martelen van politieke tegenstanders, de vrijlating van politieke gevangenen, een onpartijdig onderzoek van alle gevallen van overlijden in gevangenschap en de toelating van onafhankelijke waarnemers om rechtszaken te volgen;

5.  dringt erop aan dat Turkmenistan de grondwet van 1992 uitvoert en zijn verplichtingen krachtens de belangrijkste mensenrechtenverdragen die het heeft ondertekend, nakomt;

6.  is ermee ingenomen dat Jan Kubis op 28 juli 2005 door de Raad als eerste speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië is aangesteld, hetgeen het toenemende engagement van de EU met betrekking tot deze regio weerspiegelt; spreekt de hoop uit dat de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie zal bijdragen tot een efficiënte en beter gecoördineerde internationale reactie ten aanzien van Turkmenistan;

7.  stelt vast dat de neutrale status van Turkmenistan officieel door de Verenigde Naties is erkend en dat het land goede betrekkingen heeft met Iran en Turkije en nauwe bilaterale relaties met Rusland; is zich ervan bewust dat het buitenlands beleid van Turkmenistan, doordat het land een van de grootste aardgasreserves ter wereld en aanzienlijke oliereserves heeft, nauw verband houdt met energie;

8.  wijst erop dat, hoewel de Overeenkomst vooral betrekking heeft op handelszaken, de eerbiediging van de democratie en de mensenrechten een wezenlijk onderdeel van de geplande samenwerkingsstrategie uitmaakt, zowel wat de interimovereenkomst als wat de mogelijke toekomstige ratificatie van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst betreft, en dat daarbij moet worden uitgegaan van de onvoorwaardelijke toepassing van de bepalingen betreffende mensenrechten en democratie; vestigt de aandacht van Turkmenistan op het feit dat de EU bereid is tot opzegging van delen van haar overeenkomsten met landen die de desbetreffende bepaling niet naleven, zoals met Oezbekistan is gebeurd in oktober 2005;

9.  benadrukt dat het meer en controleerbare bewijzen wil zien van aanzienlijke verbeteringen in de mensenrechtensituatie, alvorens het de ratificering van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst zal aanbevelen;

10.  herhaalt zijn verzoek dat de Commissie informatie over de mensenrechtensituatie verstrekt, en wel uiterlijk tegen maart 2006.

PROCEDURE

Titel

Voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie tot sluiting van een Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en Turkmenistan anderzijds

Procedurenummer

5144/1999 - C5-0338/1999 - 1998/0304(CNS)

Commissie ten principale

INTA

Advies uitgebracht door

Datum bekendmaking

AFET

16.9.2004

Rapporteur voor advies
  Datum benoeming

Panagiotis Beglitis

13.9.2004

Behandeling in de commissie

23.11.2005

20.3.2006

 

 

 

Datum goedkeuring

21.3.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

40

7

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Angelika Beer, Panagiotis Beglitis, André Brie, Elmar Brok, Philip Claeys, Véronique De Keyser, Giorgos Dimitrakopoulos, Ana Maria Gomes, Alfred Gomolka, Richard Howitt, Jana Hybášková, Toomas Hendrik Ilves, Michał Tomasz Kamiński, Helmut Kuhne, Vytautas Landsbergis, Emilio Menéndez del Valle, Francisco José Millán Mon, Pasqualina Napoletano, Annemie Neyts-Uyttebroeck, Baroness Nicholson of Winterbourne, Raimon Obiols i Germà, Cem Özdemir, Alojz Peterle, João de Deus Pinheiro, Mirosław Mariusz Piotrowski, Hubert Pirker, Paweł Bartłomiej Piskorski, Libor Rouček, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Jacek Emil Saryusz-Wolski, György Schöpflin, Gitte Seeberg, Marek Maciej Siwiec, István Szent-Iványi, Konrad Szymański, Charles Tannock, Ari Vatanen, Karl von Wogau, Luis Yañez-Barnuevo García, Josef Zieleniec

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s)

Irena Belohorská, Alexandra Dobolyi, Patrick Gaubert, Jaromír Kohlíček, Ģirts Valdis Kristovskis, Miguel Angel Martínez Martínez, Aloyzas Sakalas, Tatjana Ždanoka

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

PROCEDURE

Titel

Voorstel voor een besluit van de Raad en de Commissie tot sluiting van een Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie enerzijds en Turkmenistan anderzijds

Document- en procedurenummers

5144/1999 – C5-0338/1999 – 1998/0304(CNS)

Rechtsgrondslag

13.12.1999

Commissie ten principale
  Datum bekendmaking

INTA
16.9.2004

Medeadviserende commissie(s)
  Datum bekendmaking

AFET
16.9.2004

 

 

 

 

Geen advies
  Datum besluit

 

 

 

 

 

Nauwere samenwerking
Datum bekendmaking

Nee

 

 

 

 

Rapporteur(s)
  Datum benoeming

Daniel Caspary
18.1.2005

 

Vervangen rapporteur(s)

 

 

Vereenvoudigde procedure – datum besluit

 

Betwisting rechtsgrondslag
  Datum JURI-advies

 

 

 

 

 

Wijziging financiële voorzieningen
  Datum BUDG-advies

 

 

 

 

 

Raadpleging Europees Economisch en Sociaal Comité – datum EP-besluit

 

Raadpleging Comité van de regio's – datum EP-besluit

 

Behandeling in de commissie

12.7.2005

22.2.2006

 

 

 

Datum goedkeuring

21.3.2006

Uitslag eindstemming

+:

-:

0:

14
2
1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Jean-Pierre Audy, Enrique Barón Crespo, Daniel Caspary, Giulietto Chiesa, Sajjad Karim, Caroline Lucas, David Martin, Javier Moreno Sánchez, Georgios Papastamkos, Godelieve Quisthoudt-Rowohl, Tokia Saïfi, Peter Šťastný, Robert Sturdy, Daniel Varela Suanzes-Carpegna, Zbigniew Zaleski

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Antolín Sánchez Presedo, Frithjof Schmidt

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 178, lid  2)

 

Datum indiening

24.3.2006

Opmerkingen (slechts in één taal beschikbaar)

...

  • [1]  Nog niet gepubliceerd in het PB.
  • [2]  PB C 343 van 5.12.2001, blz. 310.
  • [3]  PB C 82 E van 1.4.2004, blz. 639.