VERSLAG over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten

2.5.2011 - (COM(2010)0522 – C7‑0396/2010 – 2010/0276(CNS)) - *

Commissie economische en monetaire zaken
Rapporteur: Diogo Feio
PR_CNS_art55am


ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

over het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten

(COM(2010)0522 – C7‑0396/2010 – 2010/0276(CNS))

(Bijzondere wetgevingsprocedure – raadpleging)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2010)0522),

–   gelet op artikel 126, lid 14, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C7‑0396/2010),

   gezien het advies van de Commissie juridische zaken inzake de voorgestelde rechtsgrondslag,

–   gelet op het advies van de Europese Centrale Bank van 16 februari 2011[1],

–   gelet op artikel 55 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0179/2011),

1.  hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.  verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 293, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienovereenkomstig te wijzigen;

3.  verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.  wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT[2]*

op het voorstel van de Commissie

---------------------------------------------------------

VERORDENING (EU) nr. .../... VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 14, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Na toezending van het voorstel voor een wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement[3],

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)      De coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten binnen de Unie, waarin het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet, impliceert de naleving van de volgende grondbeginselen: stabiele prijzen, gezonde en evenwichtige overheidsfinanciën en monetaire condities en een houdbare betalingsbalans, gericht op het tot stand brengen van duurzame groei en sociale cohesie, alsook op het verwezenlijken van de doelstellingen van het VEU en het VWEU, met inachtneming van de horizontale clausules in de Verdragen.

(2)      Het stabiliteits- en groeipact bestond aanvankelijk uit Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid , Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten  en de resolutie van de Europese Raad van 17 juni 1997 betreffende het stabiliteits- en groeipact . De Verordeningen (EG) nr. 1466/97 en (EG) nr. 1467/97 zijn in 2005 gewijzigd bij respectievelijk Verordening (EG) nr. 1055/2005 en Verordening (EG) nr. 1056/2005. Daarnaast is het verslag van de Raad van 20 maart 2005 met als titel "De uitvoering van het stabiliteits- en groeipact verbeteren" goedgekeurd.

(2 bis) Deze verordening doet geen afbreuk aan de uitoefening van de grondrechten zoals die zijn erkend door de lidstaten en in het recht van de Unie. Zij doet evenmin afbreuk aan het recht om over collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen en deze te sluiten en naleving ervan af te dwingen, en om vakbondsacties te voeren overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken die in overeenstemming zijn met de Uniewetgeving.

(2 ter) Er is behoefte aan een uitgebreide en geïntegreerde oplossing voor de schuldencrisis in het eurogebied aangezien een stapsgewijze benadering tot dusverre niet goed heeft gefunctioneerd.

(2 quater) De politieke reactie van de lidstaten op de beoordelingen, besluiten, aanbevelingen en waarschuwingen van de Commissie of de Raad in het kader van het Europees semester worden in aanmerking genomen (i) in de handhavingsprocedures van de preventieve en corrigerende onderdelen van het stabiliteits- en groeipact, (ii) in de handhavingsmaatregelen ter correctie van macro-economische onevenwichtigheden in de eurozone, (iii) opdat de voorwaarden voor toewijzingen van het Europees Monetair Fonds op de fundamentele parameters van de lidstaat worden toegesneden en hij zijn economisch beleid weer op het juiste spoor kan krijgen, en (iv) opdat de financiële steun van het Europees Monetair Fonds aan de lidstaten economische aanpassingsschokken verzacht, een staatsschuldcrisis helpt voorkomen, andere landen kosten ten gevolge van besmetting bespaart en de financiële stabiliteit van de eurozone als geheel garandeert.

(2 quinquies) De Commissie moet een krachtiger en onafhankelijker rol spelen in de versterkte toezichtprocedure. Dit betreft evaluaties die specifiek betrekking hebben op lidstaten, controles, missies, aanbevelingen en waarschuwingen. Bovendien moet de rol van de Raad in de stappen op weg naar potentiële sancties worden verminderd en moet waar dit maar mogelijk is binnen de Raad gebruik te worden gemaakt van stemming bij omgekeerde gekwalificeerde meerderheid, zulks overeenkomstig het VWEU. Het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt en de leden die geen gevolg geven aan de aanbevelingen van de Raad om corrigerende maatregelen uit hoofde van het stabiliteits- en groeipact te nemen of buitensporige macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken, mogen niet aan de stemming deelnemen.

(3)      Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke en houdbare openbare financiën als middel ter versterking van de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een sterke duurzame groei die berust op financiële stabiliteit en bevorderlijk is voor de werkgelegenheidsschepping. Het pact dient derhalve te worden beoordeeld op zijn vermogen om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(4)      Het gemeenschappelijk kader voor economische governance dient te worden versterkt, onder meer wat verbeterd begrotingstoezicht betreft, conform de hoge mate van integratie van de economieën van de lidstaten binnen de Europese Unie, en met name in het eurogebied.

(4 bis) Economische ontwikkelingen in de Europese Unie hebben voor nieuwe uitdagingen gezorgd bij het voeren van het nationale begrotingsbeleid en hebben met name duidelijk gemaakt dat er behoefte bestaat aan uniforme minimumvereisten wat de regels en procedures voor de begrotingskaders van de lidstaten betreft.

(4 ter) Het verbeterde kader voor economisch bestuur moet berusten op verschillende met elkaar verbonden, coherente beleidsmaatregelen voor duurzame groei en werkgelegenheid, in het bijzonder een stevige EU-strategie voor groei en arbeidsplaatsen, met bijzondere aandacht voor het ontwikkelen en versterken van de interne markt, het bevorderen van internationale handel en concurrentievermogen, een effectief kader voor het voorkomen en corrigeren van buitensporige begrotingstekorten (het stabiliteits- en groeipact), een robuust kader voor het voorkomen en corrigeren van macro-economische onevenwichtigheden, minimumvereisten voor nationale begrotingskaders, meer regulering van en controle op de financiële markten (onder meer macroprudentieel toezicht door het Europees Comité voor systeemrisico's) en een geloofwaardig permanent crisismechanisme.

(4 quater) Het tot stand brengen en handhaven van een dynamische interne markt wordt beschouwd als onderdeel van de goede en vlotte werking van de economische en monetaire unie.

(4 quinquies) Het stabiliteits- en groeipact en het volledige EU-kader voor het economisch bestuur moeten een aanvulling zijn op en verenigbaar zijn met een EU-strategie voor groei en arbeidsplaatsen die het concurrentievermogen van de Unie vergroot. Ook milieuverantwoordelijkheid, sociale vooruitgang en stabiliteit, en het ontwikkelen en versterken van de interne markt moeten een plaats krijgen in dit kader. Deze onderlinge verbondenheid mag er evenwel niet toe leiden dat uitzonderingen op de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact worden toegestaan.

(4 sexies) De versterking van het economisch bestuur moet gepaard gaan met een versterking van de democratische legitimiteit van het bestuur van de Europese Unie, die bereikt moet worden door het Europees Parlement en de nationale parlementen nauwer en eerder te betrekken bij alle procedures ter coördinatie van het economisch beleid.

(4 septies) De lidstaten dienen voor een begrotingskader te zorgen, bijvoorbeeld in de vorm van nationale begrotingsregels, dat strookt met de beginselen van richtlijn 2011/.../EU van de Raad betreffende vereisten voor begrotingskaders van de lidstaten, alsmede voor volledig onafhankelijke publieke instellingen die betrokken zijn bij het begrotingsproces en de totstandbrenging van een begrotingskader voor de middellange termijn. De nationale begrotingsregels dienen een aanvulling te zijn op de toezeggingen van de lidstaten uit hoofde van het stabiliteits- en groeipact. Nationale instellingen dienen een prominentere rol in het begrotingstoezicht te vervullen om de nationale zeggenschap te vergroten, de handhaving door toedoen van de nationale publieke opinie te verbeteren, en de analyse van economie en beleid op het niveau van de EU aan te vullen.

(4 octies) Het Europees semester voor economische beleidscoördinatie (semester) moet een vitale rol spelen bij de uitvoering van de bepaling in artikel 121, lid 1, van het VWEU dat de lidstaten hun economisch beleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang beschouwen en het dienovereenkomstig coördineren. Transparantie, verantwoordingsplicht en onafhankelijk toezicht zijn integrale onderdelen van een verbeterd economisch bestuur. De Raad en de Commissie moeten hun standpunten en besluiten in alle passende stadia van de procedures ter coördinatie van het economisch beleid openbaar maken en uiteenzetten. De nationale begrotingskaders dienen te resulteren in de oprichting en versterking van de rol van onafhankelijke begrotingsorganen en in de publicatie van transparante begrotingsstatistieken.

(4 nonies) Onverminderd hun uit het VWEU voortvloeiende rechten en plichten moeten lidstaten die de euro niet als munt hebben, het recht hebben om de wetgeving inzake het economisch bestuur toe te passen.

(4 decies) De ervaring die in de eerste tien jaar van de economische en monetaire unie is opgedaan en de gemaakte fouten laten zien dat er in de Unie duidelijk behoefte is aan een beter economisch bestuur, dat berust op een sterkere nationale toe-eigening van gezamenlijk aanvaarde regels en beleidsmaatregelen en op een robuuster kader voor EU-toezicht op het economische beleid van de lidstaten.

(4 undecies)   Bij het uitvoeren van deze verordening moeten de Commissie en de Raad rekening houden met alle relevante factoren, en de economische en begrotingssituatie van de betrokken lidstaten, in het bijzonder of zij het onderwerp zijn van een aanpassingsprogramma van de Europese Unie/het Internationaal Monetair Fonds. Daarnaast moet een overgangsperiode worden geïntroduceerd om de lidstaten in de gelegenheid te stellen hun beleid aan te passen aan de bepalingen van deze verordening.

(4 duodecies) In artikel 3 van Protocol nr. 12 bij de Verdragen betreffende de procedure bij buitensporige tekorten is bepaald dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat hun nationale begrotingsprocedures hen in staat stellen aan de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen op dit gebied te voldoen. De lidstaten met de euro als munt moeten de doelstellingen van het budgettaire kader van de Unie daarom in hun nationale wetgeving vastleggen, en zorgen voor adequate begrotingsprocedures en -organen om die doelstellingen te verwezenlijken.

(4 terdecies)   Dit permanente crisismechanisme moet worden goedgekeurd volgens de gewone wetgevingsprocedure en geïnspireerd door de methode van de Europese Unie, ten einde enerzijds de participatie van het EP te versterken en de democratische verantwoording te verbeteren, en anderzijds te kunnen profiteren van de expertise, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de Commissie.

(4 quaterdecies) De volatiliteit van de markten en de omvang van de afwijkingen van de staatsobligaties van sommige lidstaten die de euro als munt hebben is een probleem dat vraagt om resolute actie ter verdediging van de stabiliteit van de euro.

(4 quindecies) Het Europees Monetair Fonds moet drie doelen dienen: het moet een zeker percentage dekken van de staatsschuld van de lidstaten, dat betaald kan worden zonder de financiële stabiliteit in gevaar te brengen van enige andere lidstaat of de eurozone in haar geheel (Eurosecurities); het moet hulp bieden aan iedere lidstaat met financiële moeilijkheden om de crisis waarin hij zich mocht bevinden op te lossen (permanent mechanisme voor het oplossen van crises); en het moet tot slot middelen uittrekken om investeringen te financieren die economische groei kunnen bevorderen (projectobligaties).

(4 sexdecies)  De lidstaten die de euro als munt hebben moeten maximaal [...] procent van hun staatsschuld met gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid samenvoegen (euro-effecten). Het gemeenschappelijk uitgeven van de obligaties zou de liquiditeit ervan op de kapitaalmarkt vergroten, terwijl de gemeenschappelijke aansprakelijkheid behulpzaam is voor die landen welke toenemende problemen ondervinden bij het aantrekken van kapitaal. Euro-effecten hebben voorrang op schulden van de nationale regeringen. Zij kunnen helpen de positie van de euro als reservevaluta te versterken.

(4 septdecies) Om de begrotingsdiscipline te versterken, moet landen met een geloofwaardig economisch en budgettair beleid worden toegestaan tot de volledige [...] procent van hun bbp te lenen, terwijl landen met een zwakkere economische of budgettaire positie een premie of extra rente moeten betalen of slechts een lager percentage van hun bbp aan euro-effecten mogen lenen. Indien een deelnemend land in een onhoudbaar economisch of budgettair beleid volhardt, wordt zijn deelname aan de uitgifte van euro-effecten in het uiterste geval opgeschort.

(4 octodecies) Een Europees Monetair Fonds, dat beheerd wordt uit hoofde van voorschriften van de Europese Unie en voor een groot deel gefinancierd wordt met de inkomsten uit boetes, moet worden opgericht om de financiële stabiliteit van de eurozone in haar totaliteit te handhaven. Dit fonds moet gebaseerd zijn op de besluiten van de Raad van 9 en 10 mei 2010 en de verklaring van de Eurogroep van 28 november 2010.

(5)      De regels voor de begrotingsdiscipline en inzake de naleving en handhaving daarvan dienen te worden aangescherpt, met name door een prominentere rol toe te bedelen aan het niveau en de ontwikkeling van de schuld en aan de algemene houdbaarheid.

(5 bis) De schuldcriteria (inclusief de particuliere schuld voor zover deze een latente impliciete verplichting voor de overheid vormt) moeten beter verwerkt worden in iedere stap van de procedure bij buitensporige tekorten, teneinde de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te waarborgen en tegelijkertijd de publieke investeringen op een passend niveau te houden.

(5 ter) De consolidering van de Europese interne markt is een essentiële voorwaarde voor de correcte werking en de versterking van de Economische en Monetaire Unie. Daartoe moeten de bestaande regelgevings- en fysieke belemmeringen die het onmogelijk maken een gemeenschappelijke Europese spoorwegruimte tot stand te brengen, uit de weg worden geruimd, met name in het goederenvervoer.

(5 quater) Er is behoefte aan meer evenwicht tussen economische overwegingen enerzijds en politieke manoeuvreerruimte anderzijds, maar de regels moeten eenvoudig, transparant en uitvoerbaar blijven.

(5 quinquies) Bij de bepaling van het tempo van de convergentie in de stabiliteits- en convergentieprogramma's in de richting van de lidstaatspecifieke begrotingsdoelstellingen voor de middellange termijn moet meer rekening worden gehouden met de evaluatie van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, met inbegrip van het schuldniveau, het schuldprofiel (inclusief vervaldata) en de schulddynamiek.

(5 sexies) Als aanvulling op de procedure bij buitensporige tekorten moet een duidelijk, geharmoniseerd kader worden vastgesteld voor het meten en monitoren van schulddynamiek, met inbegrip van impliciete en voorwaardelijke verplichtingen, zoals pensioenverplichtingen van de overheid en overheidsgaranties (voor hoofdsom, rente, inkomstenstromen enz.) in de financiële sector en bij investeringen in publiek-private samenwerking, en de kosten van dergelijke investeringen voor de nationale begroting over de jaren.

(5 septies) Het toezichtskader voor particuliere en overheidsschuld moet langetermijngroei steunen en terdege rekening houden met de anticyclische rol van het begrotingsbeleid, en het moet het investeringsklimaat verbeteren en de interne markt helpen ontwikkelen, en tegelijk afgestemd zijn op de specifieke prioriteiten en behoeften van elke lidstaat.

(6)      De toepassing van de bestaande procedure bij buitensporige tekorten op basis van zowel het tekortcriterium als het schuldcriterium vereist een referentiepercentage om te beoordelen of de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product in voldoende mate afneemt en de referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert, of geacht wordt tijdelijk te hoog te zijn ten opzichte van het neerwaartse pad. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met alle relevante factoren.

(6 bis) Het uitstippelen van een prudent en houdbaar begrotingsbeleid moet gericht zijn op de verwezenlijking van de budgettaire middellangetermijndoelstelling, die vervolgens moet worden vastgehouden. Door de inachtneming van de middellangetermijndoelstelling voor de begrotingssituatie moeten de lidstaten over een veiligheidsmarge ten opzichte van de referentiewaarde van 3% voor het overheidstekort kunnen beschikken, sneller kunnen afkoersen op houdbaarheid en tegelijk over budgettaire manoeuvreerruimte voor met name de noodzakelijke publieke investeringen kunnen beschikken.

(7)      Niet-inachtneming van het referentiepercentage voor schuldreductie volstaat niet voor de vaststelling van een buitensporig tekort, waarvoor steeds rekening moet worden gehouden met alle relevante factoren die in het verslag van de Commissie krachtens artikel 126, lid 3, van het VWEU zijn behandeld. Meer bepaald kan de beoordeling van de invloed van de conjunctuur en de samenstelling van de "omvang-stroomaanpassing" (stock-flow adjustment) op de schuldontwikkeling volstaan om de vaststelling van een buitensporig tekort op basis van het schuldcriterium uit te sluiten.

(7 bis) In het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact moet de prikkel voor een prudente en duurzame budgettaire beleidsvorming bestaan uit een tijdelijke verplichting van een lidstaat die de munt als euro heeft en die bij de consolidatie van de begroting onvoldoende vooruitgang boekt, om een rentedragend deposito te storten. Dit dient het geval te zijn wanneer een lidstaat na een eerste waarschuwing van de Commissie een gedrag blijft vertonen dat, ook al wordt het verbod op buitensporige tekorten op zich niet overtreden, toch dermate onverstandig en mogelijk schadelijk voor een soepele werking van de Economische en Monetaire Unie is dat de Raad een aanbeveling overeenkomstig artikel 121, lid 4, van het Verdrag doet.

(8)      Bij de vaststelling op grond van het tekortcriterium van het bestaan van een buitensporig tekort en van de gebeurtenissen die daartoe hebben geleid, dient rekening te worden gehouden met de aard, samenstelling en kwaliteit van de uitgaven, inclusief overheidsinvesteringen, en andere relevante factoren die in het verslag van de Commissie krachtens artikel 126, lid 3, van het VWEU zijn behandeld indien de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product de referentiewaarde niet overschrijdt. Bij de vaststelling op grond van het tekortcriterium van het bestaan van een buitensporig tekort en van de gebeurtenissen die daartoe hebben geleid, moet altijd met deze factoren rekening worden gehouden.

(8 bis) Zelfs wanneer het bestaan van een buitensporig tekort is vastgesteld, moet in het vervolg van de procedure steeds rekening worden gehouden met alle relevante factoren. Bij het vaststellen van de deadline voor het corrigeren van het buitensporig tekort en het eventueel verlengen van die deadline moet terdege rekening worden gehouden met de tenuitvoerlegging van maatregelen gericht op het vergroten van het groeipotentieel op de middellange termijn in het kader van de gemeenschappelijke groeistrategie van de EU.

(8 bis) Bij het in aanmerking nemen van hervormingen van de pensioenstelsels als een van de relevante factoren is het doorslaggevende criterium de vraag of deze hervormingen de langetermijnhoudbaarheid van het gehele pensioenstelsel ten goede komen zonder de risico's voor de begrotingssituatie op middellange termijn te vergroten.

(9)      In het verslag van de Commissie krachtens artikel 126, lid 3, van het VWEU dient op passende wijze rekening te worden gehouden met de kwaliteit van het nationale begrotingskader, aangezien dit een doorslaggevende rol vervult bij de ondersteuning van de begrotingsconsolidatie en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Daarbij dient ook rekening te worden gehouden met de minimumvoorschriften van de Richtlijn van de Raad [tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten], alsook met andere overeengekomen wenselijke nalevingsaspecten van de begrotingsdiscipline.

(10)    Ter ondersteuning van het toezicht op de inachtneming van de aanbevelingen en aanmaningen van de Raad om buitensporigtekortsituaties te verhelpen, dienen daarin jaarlijkse begrotingsdoelstellingen te worden vermeld die met het oog op de vereiste verbetering van de conjunctuurgezuiverde begroting, ongerekend eenmalige begrotings- en andere tijdelijke maatregelen, moeten worden gehaald. In dit kader moet de referentiewaarde van 0,5% van het bbp begrepen worden als de jaarlijkse gemiddelde basis.

(11)    De beoordeling van de doeltreffendheid van de genomen maatregelen is erbij gebaat dat de inachtneming van de doelstellingen voor de overheidsuitgaven in samenhang met de uitvoering van andere specifieke geplande maatregelen aan de ontvangstenzijde als referentiepunt wordt genomen.

(12)    Bij de beoordeling of de termijn voor de correctie van het buitensporige tekort uitzonderingsgewijs kan worden verlengd, dient aandacht te worden besteed aan ernstige economische neergangen van algemene aard of uitzonderlijke omstandigheden die zich in een lidstaat voordoen.

(13)    Aan de toepassing van de financiële sancties en stimulansen moet sterker de hand worden gehouden om gevolg te geven aan de aanmaningen krachtens artikel 126, lid 9.

(14)    Ter waarborging van de inachtneming van het Uniekader voor begrotingstoezicht voor deelnemende lidstaten dienen er op grond van artikel 136 van het VWEU automatische stimulansen en sancties te worden ingesteld teneinde te komen tot billijke, tijdige en doeltreffende mechanismen die de naleving van de regels van het stabiliteits- en groeipact garanderen.

(14 bis) Bij stimulansen en sancties die economisch en politiek gevoelig liggen moet terdege rekening worden gehouden met de structuur van het nationale tekort en de nationale schuld (met inbegrip van impliciete verplichtingen), de "economische cyclus", teneinde procyclisch begrotingsbeleid te vermijden, en de structurele opbouw van de overheidsontvangsten en -uitgaven die noodzakelijk zijn voor structurele hervormingen om de groei te bevorderen.

(14 ter) Bij de uitvoering van het op regels gebaseerde kader volgens het stabiliteits- en groeipact houden de Commissie en de Raad naar behoren rekening met het aanvullende kader van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit of enig ander permanent crisismechanisme dat overeenkomstig artikel 136, lid 3, van het VWEU ("Europees stabiliteitsmechanisme") is opgezet. Indien lidstaten in aanmerking komen om van dergelijke mechanismen gebruik te maken, kunnen ze door de Commissie en de Raad gevraagd worden de vereiste aanvraag in te dienen.

(14 quater) Stimulansen en sancties voor de lidstaten die de euro als munt hebben, moeten worden uitgevoerd en gehandhaafd zonder de zeer nauwe banden met de lidstaten die de euro niet als munt hebben uit het oog te verliezen, met name de landen waarvan wordt verwacht dat zij zich bij de eurozone zullen aansluiten, als onderdeel van het nieuwe multilaterale toezichtkader en de verbeterde instrumenten van het Stabiliteits- en groeipact, met name de grotere nadruk op de begrotingsdoelstellingen voor de middellange termijn.

(14 quinquies) De Raad en de Commissie moeten hun standpunten en besluiten openbaar maken in verschillende stadia van de procedures ter coördinatie van het economisch beleid, met volledige inachtneming van de bepalingen van het Verdrag, ten einde een doeltreffende collegiale pressie te verzekeren, en het Europees Parlement moet de betrokken lidstaat kunnen uitnodigen zijn besluiten en beleid voor zijn bevoegde commissie toe te lichten.

(14 sexies) De jaarlijkse beleidsaanbevelingen van de Commissie moeten binnen het Parlement worden besproken vóór het begin van de debatten daarover binnen de Raad.

(14 septies) De overeenkomstig artikel 12 van deze verordening geïnde boeten vormen andere ontvangsten als bedoeld in artikel 311 van het VWEU en worden toegewezen aan een stabiliteitsmechanisme voor lidstaten die de euro als munt hebben. Tot de oprichting van dit mechanisme moeten de boetes worden gebruikt voor het opvangen van de risico's die verbonden zijn aan de financiering die conform de bepalingen van Protocol nr. 5 betreffende het statuut van de Europese Investeringsbank zoals bijgevoegd bij de Verdragen door de Europese Investeringsbank aan voor de EU relevante projecten wordt toegekend.

(15)    De verwijzingen in Verordening (EG) nr. 1467/97 moeten worden aangepast aan de nieuwe artikelnummering van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met de vervanging van Verordening (EG) nr. 3625/93 van de Raad door Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten .

(16)    Verordening (EG) nr. 1467/97 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1467/97 wordt als volgt gewijzigd:

1.        Artikel 1 komt als volgt te luiden:

"Artikel 1

1.        Deze verordening bevat bepalingen voor het bespoedigen en verduidelijken van de procedure bij buitensporige tekorten. Het doel van de procedure bij buitensporige tekorten is het voorkomen van buitensporige overheidstekorten en, indien dergelijke tekorten ontstaan, deze spoedig te doen corrigeren, waarbij de inachtneming van de begrotingsdiscipline wordt beoordeeld op basis van de criteria voor het overheidstekort en de overheidsschuld.

De Raad gebruikt voor besluiten betreffende de aanneming van aanbevelingen en aanmaningen op basis van formele standpunten van de Commissie krachtens artikel 126 van het VWEU de procedure van omgekeerde gekwalificeerde meerderheid.

2.        Een lidstaat met een derogatie mag de in deze verordening vervatte regels die voor deelnemende lidstaten gelden, toepassen en stelt in dat geval de Commissie daarvan in kennis. Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Vanaf de dag na deze bekendmaking wordt de lidstaat in kwestie voor de toepassing van deze verordening beschouwd als een deelnemende lidstaat.".

2.        Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

(a)       in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

"1.       Wanneer een overheidstekort de referentiewaarde overschrijdt, wordt dit overeenkomstig artikel 126, lid 2, onder a), tweede streepje, van het VWEU beschouwd als van uitzonderlijke aard, indien de overschrijding wordt veroorzaakt door een ongewone gebeurtenis die buiten de macht van de betrokken lidstaat valt en die een aanzienlijk effect heeft op de financiële positie van de overheid, of indien zij wordt veroorzaakt door een ernstige economische of sociale neergang.";

(b)       het volgende lid wordt ingevoegd:

"1 bis.  Wanneer de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product (bbp) de referentiewaarde overschrijdt, wordt deze verhouding in overeenstemming met artikel 126, lid 2, onder b), van het VWEU geacht in voldoende mate af te nemen en de referentiewaarde in een bevredigend tempo te benaderen indien het verschil ten opzichte van de referentiewaarde in de voorafgaande drie jaren met een gemiddelde van ongeveer een twintigste per jaar is verminderd, als benchmark, na een evaluatie van een periode van drie jaar.

Het schuldcriterium wordt ook geacht te zijn vervuld indien de budgettaire prognoses van de Commissie erop wijzen dat de vereiste vermindering van het verschil ten opzichte van de referentiewaarde zich zal voordoen in de periode van drie jaar waartoe de twee jaren behoren die volgen op het laatste jaar waarvoor de gegevens beschikbaar zijn. Voor een lidstaat waartegen op [in te voegen - datum van vaststelling van deze verordening] een buitensporigtekortprocedure loopt en gedurende een periode van drie jaar vanaf de correctie van het buitensporige tekort, wordt het schuldcriterium geacht te zijn vervuld wanneer de betrokken lidstaat, naar het oordeel van de Raad in zijn adviezen betreffende het stabiliteits- of het convergentieprogramma van die lidstaat, voldoende vooruitgang in de richting van inachtneming maakt.

Bij de toepassing van de schuldaanpassingsbenchmark worden de in lid 3 genoemde relevante factoren voor elk land in aanmerking genomen. Bij deze beoordeling wordt in het bijzonder rekening gehouden met het stadium van de economische cyclus waarin de lidstaat zich bevindt.";

(c)       lid 3 komt als volgt te luiden:

"3.       Bij de opstelling van een verslag krachtens artikel 126, lid 3, van het VWEU houdt de Commissie rekening met alle andere relevante factoren zoals vermeld in dat artikel, voor zover zij de beoordeling of de betrokken lidstaat aan de tekort- en schuldcriteria voldoet, aanzienlijk beïnvloeden. Het verslag dient een deugdelijke afspiegeling te vormen van:

- de middellangetermijnontwikkelingen in de economische situatie (met name potentiële groei en conjunctuurontwikkelingen, inflatie, de uitvoering van beleidsmaatregelen in het kader van de gemeenschappelijke groeistrategie voor de Unie, en andere doelstellingen overeenkomstig het VWEU, voorkoming en correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden en de netto spaarquote van de particuliere sector;

- de ontwikkelingen in verband met de aanpassing in de richting van begrotingsdoelstellingen op de middellange termijn (met name primaire uitgaven, overheidsinvesteringen en de algemene kwaliteit van de overheidsfinanciën, en met name de doeltreffendheid van de nationale begrotingskaders), zoals bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97;

- de ontwikkeling van de lopende overheidsuitgaven worden ook in aanmerking genomen, met name dat deze reëel stabiel blijven;

- in het verslag worden ook de ontwikkeling, de dynamiek en de duurzaamheid van de schuldpositie van de overheid op middellange termijn geanalyseerd (met name risicofactoren, zoals onder meer de looptijdstructuur en valutasamenstelling van de schuld, aanpassing en samenstelling van stock flows, opgebouwde reserves en andere financiële activa; garanties, met name die welke met de financiële sector verband houden; en impliciete verplichtingen zoals onderhandse schulden, voor zover deze een latente impliciete verplichting voor de overheid vormen);

- bovendien houdt de Commissie terdege rekening met alle andere factoren die naar het oordeel van de betrokken lidstaat relevant zijn om een uitvoerige evaluatie van de naleving van de tekort- en schuldcriteria te kunnen maken en die deze lidstaat aan de Raad en de Commissie kenbaar heeft gemaakt. In dat verband moet bijzondere aandacht uitgaan naar financiële bijdragen die gericht zijn op bevordering van de internationale solidariteit en verwezenlijking van EU-beleidsdoelstellingen, en naar de schuld in de vorm van bilaterale en multilaterale steun tussen lidstaten in het kader van het waarborgen van de financiële stabiliteit.

Tevens moet uitdrukkelijk bijzondere aandacht worden besteed aan de financiële lasten in verband met rekapitaliseringsoperaties en andere tijdelijke staatssteun ten behoeve van de financiële sector tijdens belangrijke financiële crises, alsook leningen en garanties die aan andere lidstaten en het Europese mechanisme voor financiële stabiliteit en het Europese stabiliteitsmechanisme zijn verstrekt.

Bij de opstelling van een verslag kan de Commissie de betrokken lidstaat om aanvullende inlichtingen verzoeken.

Bij de beoordeling op basis van het schuldcriterium worden deze relevante factoren alleen bij de in artikel 126, leden 4, 5 en 6, van het VWEU genoemde stappen die leiden tot een besluit over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort en een buitensporige schuld, in aanmerking genomen indien de schuldquote van de overheid in een gemiddelde van drie jaar daalt.";

(d)       lid 4 komt als volgt te luiden:

"4.       De Commissie en de Raad maken een evenwichtige algehele evaluatie die alle relevante factoren omvat, voor zover deze factoren de beoordeling of door de betrokken lidstaat aan de tekort- en schuldcriteria wordt voldaan, beïnvloeden. De relevante factoren worden, waar van toepassing, in beide, in artikel 126, leden 4, 5 en 6, van het VWEU genoemde stappen die leiden tot een besluit over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort, in aanmerking genomen, om te bevestigen dat tegen het betrokken land een buitensporigtekortprocedure dient te worden gestart om de tegenovergestelde conclusie te bereiken en de volgende in artikel 126 genoemde stappen, zoals vermeld in artikel 2, leden 5 en 6 van deze verordening. Indien de verhouding tussen de overheidsschuld en het bbp de referentiewaarde overschrijdt, worden deze factoren bij de beoordeling op basis van het tekortcriterium alleen bij de in artikel 126, leden 4, 5, en 6, van het VWEU genoemde stappen die leiden naar een besluit over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort in aanmerking genomen indien volledig is voldaan aan de tweeledige voorwaarde van het overkoepelende principe dat het overheidstekort dicht bij de referentiewaarde blijft en de overschrijding van de referentiewaarde slechts van tijdelijke aard is.";

(d bis) lid 5 komt als volgt te luiden:

"5.      Bij alle begrotingsbeoordelingen in het kader van de buitensporigtekortprocedure zien de Commissie en de Raad zorgvuldig toe op de toepassing van pensioenhervormingen waarbij een meerpijlersysteem wordt ingevoerd dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat, dat de houdbaarheid van het pensioenstelsel op de lange termijn bevordert en geen risico oplevert voor de begrotingssituatie op de middellange termijn, en op andere overheidsuitgaven overeenkomstig artikel 126, lid 3, van het VWEU.";

(d ter) het volgende lid wordt ingevoegd:

"5 bis. Bij de beoordeling op basis van het schuldcriterium worden deze factoren evenwel in aanmerking genomen bij de stappen die leiden tot het besluit over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort.";

(d quater)       lid 6 komt als volgt te luiden:

"6.      Indien de Raad, rekening houdend met het standpunt van de Commissie, op grond van artikel 126, lid 6, van het VWEU, heeft besloten dat in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat, houden de Commissie en de Raad in de daaropvolgende fasen van de procedure van artikel 126 van het VWEU rekening met de in lid 3 bedoelde relevante factoren waar deze van invloed zijn op de situatie van de betrokken lidstaat, inclusief die welke vermeld zijn in artikel 3, lid  5, en in artikel 5, lid 2, van deze verordening, met name bij de vaststelling van een termijn voor het corrigeren van het buitensporige tekort en de eventuele verlenging daarvan. Deze relevante factoren worden evenwel niet in aanmerking genomen in het door de Raad krachtens artikel 126, lid 12, van het VWEU, te nemen besluit tot intrekking van sommige of alle van de in artikel 126, leden 6 tot en met 9 en lid 11, van het VWEU, bedoelde besluiten.";

(e)       lid 7 komt als volgt te luiden:

"7.       In het geval van lidstaten waarvan het tekort de referentiewaarde overschrijdt als gevolg van de toepassing van een pensioenhervorming waarbij een meerpijlerstelsel is ingevoerd dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat, nemen de Commissie en de Raad bij hun beoordeling van ontwikkelingen in de tekortcijfers in de buitensporigtekortprocedure ook de kosten van de hervorming van de openbaar beheerde pijler in aanmerking, zolang het tekort niet aanzienlijk boven een niveau komt dat als dichtbij de referentiewaarde kan worden beschouwd, en de schuldquote de referentiewaarde niet overschrijdt, op voorwaarde dat de algehele houdbaarheid van de begroting gehandhaafd blijft. Deze nettokosten worden ook in aanmerking genomen in het door de Raad krachtens artikel 126, lid 12, van het VWEU, te nemen besluit tot intrekking van sommige of alle van de in artikel 126, leden 6 tot en met 9 en lid 11, van het VWEU, bedoelde besluiten, indien het tekort in aanzienlijke mate en voortdurend is afgenomen en een niveau heeft bereikt dat de referentiewaarde benadert.".

2 bis.  De volgende afdeling wordt ingevoegd:

"AFDELING 1 bis

ECONOMISCHE DIALOOG

Artikel 2 bis

Om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, en de nationale parlementen en regeringen of andere betrokken organen te bevorderen en te zorgen voor meer transparantie en afleggen van verantwoording, kan de bevoegde commissie van het Europees Parlement openbare debatten en hoorzittingen organiseren, met name in het licht van artikel 126, lid 8, van het VWEU over het macro-economische en budgettaire toezicht door de Raad en de Commissie.".

3.        Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

(-a)      lid 1 komt als volgt te luiden:

1.        Binnen tien dagen nadat de Commissie een overeenkomstig artikel 126, lid 3, van het VWEU opgesteld verslag heeft aangenomen, brengt het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 126, lid 4, van het VWEU advies uit.";

(a)       lid 2 komt als volgt te luiden:

"2.       Indien de Commissie, ten volle rekening houdend met het in lid 1 bedoelde advies, van mening is dat er een buitensporig tekort bestaat, richt zij een advies en een aanbeveling tot de Raad krachtens artikel 126, leden 5 en 6, van het VWEU en stelt zij het Europees Parlement en het parlement van de betrokken lidstaat op de hoogte.";

(b)       lid 3 komt als volgt te luiden:

"3. Overeenkomstig artikel 126, lid 6, van het VWEU, besluit de Raad, doorgaans uiterlijk twee maanden na de data voor het verstrekken van gegevens die zijn vastgelegd in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 479/2009, of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat. Wanneer de Raad besluit dat er een buitensporig tekort bestaat, richt hij terzelfder tijd overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het VWEU aanbevelingen tot de betrokken lidstaat.";

(c)       lid 4 komt als volgt te luiden:

"4.       In de aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het VWEU wordt een termijn van ten hoogste zes maanden bepaald waarbinnen de betrokken lidstaat daaraan effectief gevolg moet geven. Indien de situatie dit rechtvaardigt, kan de termijn voor effectief optreden worden verkort tot drie maanden. In de aanbeveling van de Raad wordt tevens een termijn bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort, dat, behoudens bijzondere omstandigheden, binnen het jaar nadat het is geconstateerd, verholpen moet zijn. In de aanbeveling verzoekt de Raad de lidstaat dat hij jaarlijkse begrotingsdoelstellingen realiseert die op grond van de prognoses die aan de aanbeveling ten grondslag liggen, stroken met een minimale jaarlijkse schuldreductie van ten minste 0,5% van het bbp als benchmark in zijn conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, met een direct of indirect begrotingseffect, teneinde het buitensporige tekort binnen de in de aanbeveling vastgestelde termijn te corrigeren.";

(d)       het volgende lid wordt ingevoegd:

"4 bis.  De betrokken lidstaat brengt binnen de in lid 4 vastgestelde termijn verslag uit aan de Commissie en de Raad over de maatregelen die in reactie op de aanbeveling van de Raad krachtens artikel 126, lid 7, van het VWEU zijn getroffen. Het verslag bevat de doelstellingen voor de overheidsuitgaven en voor de discretionaire inkomsten, inclusief hun niveau en ontwikkeling, welke stroken met de aanbeveling van de Raad krachtens artikel 126, lid 7, van het VWEU, alsook informatie over de genomen maatregelen en over de aard van de voorgenomen maatregelen om de doelstellingen te bereiken. De Commissie kan de betrokken lidstaat om aanvullende verslaglegging verzoeken. Het verslag wordt openbaar gemaakt.";

(d bis) het volgende lid wordt ingevoegd:

"4 ter. De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan een vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat uitnodigen om het economisch en begrotingsbeleid en de voorgenomen maatregelen van die lidstaat om het buitensporig tekort te corrigeren, toe te lichten. Daarnaast kan de lidstaat ook zelf vragen om voor dat doel bij het Europees Parlement te worden uitgenodigd.";

(e)       lid 5 komt als volgt te luiden:

"5.       Indien effectief gevolg is gegeven aan een aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, van het VWEU, en indien zich na de goedkeuring van de aanbeveling onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen, kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie, een herziene aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, van het VWEU aannemen. Bij de herziene aanbeveling, waarin rekening wordt gehouden met de in artikel 2, lid 3, van deze verordening bedoelde relevante factoren, kan met name de termijn die is bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort in de regel met een jaar worden verlengd. De Raad beoordeelt op basis van de in zijn aanbeveling vervatte economische prognoses of er sprake is van onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën. Tevens kan de Raad in geval van een ernstige economische neergang zoals bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97, op aanbeveling van de Commissie, een herziene aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, van het VWEU aannemen, op voorwaarde dat de houdbaarheid van de begroting daardoor op middellange termijn niet in het gedrang komt.".

4.        Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

           (a)       lid 1 komt als volgt te luiden:

"1. Een eventueel besluit van de Raad tot openbaarmaking van zijn aanbevelingen, wanneer wordt vastgesteld dat daaraan geen effectief gevolg is gegeven overeenkomstig artikel 126, lid 8, van het VWEU, wordt genomen onmiddellijk na het verstrijken van de in artikel 3, lid 4, van deze verordening gestelde termijn. Tegelijkertijd legt de Raad, op voorstel van de Commissie, een formeel verslag voor aan de Europese Raad.";

           (b)       lid 2 komt als volgt te luiden:

"2.       Bij de beoordeling of aan zijn aanbevelingen overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het VWEU, effectief gevolg is gegeven, baseert de Raad zich bij zijn besluit op het verslag dat de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 3, lid 4 bis, van deze verordening heeft ingediend en op de tenuitvoerlegging daarvan, alsook op eventuele andere publiekelijk aangekondigde besluiten van de regering van de betrokken lidstaat.

Wanneer de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 8, vaststelt dat de betrokken lidstaat geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen heeft gegeven, brengt hij dienovereenkomstig verslag uit aan de Europese Raad.

De Commissie kan overeenkomstig artikel 10 bis gesprekken of bezoeken met het oog op toezicht ter plaatse uitvoeren. Voor deelnemende lidstaten en lidstaten die aan het WKM II deelnemen, vinden dergelijke bezoeken in overleg met de Europese Centrale Bank plaats. De Commissie brengt aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de resultaten van het bezoek en maakt haar bevindingen openbaar.

2 bis.   Het Europees Parlement wordt op de hoogte gebracht van de in de leden 1 en 2 beschreven situaties.".

5.        Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

(a)       lid 1 komt als volgt te luiden:

"1.       Een besluit van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 9, van het VWEU om de betrokken deelnemende lidstaat aan te manen maatregelen te treffen om het tekort te verminderen, wordt genomen binnen twee maanden nadat de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 8, heeft vastgesteld dat geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen is gegeven. In de aanbeveling verzoekt de Raad de lidstaat dat hij jaarlijkse begrotingsdoelstellingen realiseert die op grond van de prognoses die aan de aanbeveling ten grondslag liggen, stroken met een minimale jaarlijkse schuldreductie van ten minste 0,5% van het bbp als benchmark in zijn conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, met een direct of indirect begrotingseffect, teneinde het buitensporige tekort binnen de in de aanbeveling vastgestelde termijn te corrigeren. De Raad geeft ook maatregelen aan die bevorderlijk zijn voor het bereiken van deze doelstellingen.";

(b)       het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

"1 bis.  Na de aanmaning van de Raad krachtens artikel 126, lid 9, van het VWEU brengt de betrokken lidstaat verslag uit aan het Europees Parlement, de Commissie en de Raad over de maatregelen die in reactie op de aanmaning van de Raad zijn getroffen. Het verslag bevat de doelstellingen voor de overheidsuitgaven en voor de discretionaire inkomsten, inclusief hun niveau en ontwikkeling, alsook informatie over de in reactie op de specifieke aanbevelingen van de Raad genomen maatregelen teneinde de Raad in staat te stellen, indien nodig, het besluit krachtens artikel 6, lid 2, van deze verordening te nemen. De Commissie houdt toezicht op en evalueert de aanpassingsmaatregelen die worden genomen om het buitensporig tekort tegen te gaan door middel van controlebezoeken overeenkomstig artikel 10 bis, en stelt een verslag op voor de Raad. Het verslag wordt openbaar gemaakt.";

(b bis) het volgende lid wordt ingevoegd:

"1 ter. De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan een vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat uitnodigen om het economisch en begrotingsbeleid en de voorgenomen maatregelen van die lidstaat om het buitensporig tekort te corrigeren, toe te lichten. Daarnaast kan de lidstaat ook zelf vragen om voor dat doel bij het Europees Parlement te worden uitgenodigd.";

(c)       lid 2 komt als volgt te luiden:

"2.       Indien effectief gevolg is gegeven aan een aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, van het VWEU, en indien zich na de goedkeuring van de aanbeveling onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen, kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie, een herziene aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, van het VWEU aannemen. Bij de herziene aanbeveling, waarin rekening wordt gehouden met de in artikel 2, lid 3, van deze verordening bedoelde relevante factoren, kan met name de termijn die is bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort in de regel met een jaar worden verlengd. De Raad beoordeelt op basis van de in zijn aanbeveling vervatte economische prognoses of er sprake is van onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën. Tevens kan de Raad in geval van een ernstige economische neergang op aanbeveling van de Commissie een herziene aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, van het VWEU aannemen, op voorwaarde dat de houdbaarheid van de begroting daardoor op middellange termijn niet in het gedrang komt.".

6.        Artikel 6 komt als volgt te luiden:

"Artikel 6

1.        Bij de beoordeling of aan zijn aanmaning overeenkomstig artikel 126, lid 9, van het VWEU effectief gevolg is gegeven, baseert de Raad zich bij zijn besluit op het verslag dat de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 5, lid 1 bis, van deze verordening heeft ingediend en op de tenuitvoerlegging daarvan, alsook op eventuele andere openbaargemaakte besluiten van de regering van de betrokken lidstaat en op de uitkomst van het Commissieverslag waarnaar wordt verwezen in artikel 5, lid 1 bis.

2. Wanneer aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 126, lid 11, van het VWEU is voldaan, legt de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 11, van het VWEU sancties op. Een dergelijk besluit wordt genomen uiterlijk twee maanden na het besluit van de Raad om overeenkomstig artikel 126, lid 9, van het VWEU de betrokken deelnemende lidstaat aan te manen maatregelen te treffen."

7.        Artikel 7 wordt vervangen door:

"Artikel 7

"Indien een deelnemende lidstaat zich niet voegt naar de opeenvolgende besluiten van de Raad overeenkomstig artikel 126, leden 7 en 9, van het VWEU, wordt het besluit van de Raad om sancties op te leggen, overeenkomstig artikel 126, lid 11, van het VWEU in de regel genomen binnen 16 maanden na de in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 479/2009 vastgelegde data voor het verstrekken van gegevens. Ingeval artikel 3, lid 5, of artikel 5, lid 2, van deze verordening wordt toegepast, wordt de termijn van zestien maanden dienovereenkomstig gewijzigd. In geval van een opzettelijk tekort, waarvan de Raad besluit dat het buitensporig is, wordt een spoedprocedure gevolgd. De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de lidstaat uitnodigen verslag uit te brengen aan zijn bevoegde commissie.".

7 bis.  het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 7 bis

Samenkomst van parlementen

Indien een vergadering van de bevoegde commissie van het Europees Parlement en een lidstaat wordt belegd om uitleg te geven over een standpunt, vereiste maatregelen of afwijking van de eisen daarbij, dan wordt de vergadering bijeengeroepen door:

a) het Europees Parlement,

b) het parlement van de betrokken lidstaat; of

c) het parlement van de lidstaat die het roterend voorzitterschap van de Raad bekleedt.".

8.        Artikel 8 komt als volgt te luiden:

"Artikel 8

Een besluit van de Raad om overeenkomstig artikel 126, lid 11, van het VWEU de sancties aan te scherpen, wordt genomen uiterlijk twee maanden na de in Verordening (EG) nr. 479/2009 vastgestelde termijnen voor het verstrekken van gegevens. Een besluit van de Raad om al zijn besluiten of sommige daarvan overeenkomstig artikel 126, lid 12, van het VWEU, en na raadpleging van het Europees Parlement, in te trekken, wordt uiterlijk twee maanden na de in Verordening (EG) nr. 479/2009 vastgestelde termijnen voor het verstrekken van gegevens genomen.".

9.        In artikel 9, lid 3, wordt de verwijzing naar "artikel 6" vervangen door een verwijzing naar "artikel 6, lid 2".

10.      Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

(a)       in lid 1 wordt de aanhef van de eerste alinea vervangen door:

"1.       De Commissie en de Raad volgen regelmatig de tenuitvoerlegging van de maatregelen:";

(a bis) het volgende lid wordt ingevoegd:

"1 bis. De Commissie en de Raad delen hun bevindingen uit hoofde van lid 1 mee aan het Europees Parlement.";

(b)       in lid 3 wordt de verwijzing naar "Verordening (EG) nr. 3605/93" vervangen door een verwijzing naar "Verordening (EG) nr. 479/2009".

10 bis.            het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 10 bis

1.        De Commissie onderhoudt conform de doelstellingen van deze verordening permanent contact met de autoriteiten van de lidstaten. Met dat doel voert de Commissie in alle lidstaten bezoeken uit met het oog op het onderhouden van een geregelde dialoog en, in voorkomend geval, het uitoefenen van toezicht.

De Commissie kan, indien zij dit gepast acht, vertegenwoordigers van de Europese Centrale Bank of van andere relevante instellingen uitnodigen om aan de dialoog en de controlebezoeken deel te nemen.

2. Bij het organiseren van contact- en controlebezoeken deelt de Commissie, indien zij dit dienstig acht, haar voorlopige bevindingen ter kennisgeving aan de betrokken lidstaat mee.

3. In het kader van de dialoogbezoeken onderzoekt de Commissie de huidige economische situatie in de lidstaten en stelt zij vast of er eventuele risico's of moeilijkheden bestaan bij de naleving van de doelstellingen van deze verordening.

4. In het kader van haar controlebezoeken volgt de Commissie nauwgezet de processen en verzekert zij zich ervan dat er maatregelen zijn genomen overeenkomstig de besluiten die de Raad of de Commissie genomen hebben met het oog op de doelstellingen van deze verordening. Controlebezoeken vinden alleen in uitzonderlijke gevallen plaatsen uitsluitend wanneer er aanzienlijke risico's of moeilijkheden bestaan bij het bereiken van deze doelstellingen.

5. De Commissie stelt de Commissie economische en financiële zaken in kennis van de redenen van onderzoekbezoeken.

6. De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om de dialoog- en controlebezoeken te vergemakkelijken. Op verzoek van de Commissie en op vrijwillige basis zorgen de lidstaten voor de bijstand van alle relevante nationale autoriteiten bij de voorbereiding en het verrichten van de dialoog- en controlebezoeken.".

11.      Artikel 11 komt als volgt te luiden:

"Artikel 11

Telkens wanneer de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 11, van het VWEU besluit sancties aan een deelnemende lidstaat op te leggen, wordt in de regel een boete verlangd. De Raad kan besluiten om naast deze boete de andere maatregelen te nemen als bepaald in artikel 126, lid 11, van het VWEU.

De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de betrokken lidstaat uitnodigen om binnen drie maanden na de datum van de aankondiging van de in lid 1 omschreven sancties voor zijn bevoegde commissie toe te lichten waarom hij het buitensporig tekort, in weerwil van de ontvangen waarschuwingen, niet heeft gecorrigeerd. Daarnaast kan de lidstaat ook zelf vragen om voor dat doel bij het Europees Parlement te worden uitgenodigd.".

12.      Artikel 12 komt als volgt te luiden:

"Artikel 12

1.        Het bedrag van de boete bestaat uit een vast bestanddeel, gelijk aan 0,2% van het bbp, en een variabel bestanddeel. De vaststelling van het variabel bestanddeel is gebaseerd op een beoordeling door de Raad van de vraag of de deelnemende lidstaat effectieve maatregelen heeft getroffen. Indien de Raad van oordeel is dat de lidstaat effectieve maatregelen heeft getroffen, wordt er geen variabel bestanddeel vastgesteld. Het besluit betreffende de vaststelling van een variabel bestanddeel wordt genomen met gekwalificeerde meerderheid. Indien uit de beoordeling blijkt dat de lidstaat geen effectieve maatregelen heeft getroffen, bedraagt het variabele bestanddeel een tiende van het verschil tussen het als percentage van het bbp uitgedrukte tekort in het voorgaande jaar en ofwel de referentiewaarde van het overheidstekort, ofwel, indien ook uit hoofde van het schuldcriterium niet aan de begrotingsdiscipline is voldaan, het overheidssaldo als percentage van het bbp dat overeenkomstig de aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, van het VWEU in hetzelfde jaar zou moeten zijn verwezenlijkt.

2.        Elk daaropvolgend jaar, totdat het besluit omtrent het bestaan van een buitensporig tekort wordt ingetrokken, beoordeelt de Raad of de betrokken deelnemende lidstaat effectieve maatregelen heeft genomen naar aanleiding van de aanmaning van de Raad op grond van artikel 104 C, lid 9, van het VWEU. In deze jaarlijkse beoordeling besluit de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 11, van het VWEU de sancties aan te scherpen, tenzij de betrokken deelnemende lidstaat aan de aanmaning van de Raad in acht heeft genomen. Indien tot een aanvullende boete wordt besloten, wordt deze op dezelfde wijze berekend als het variabele bestanddeel van de in lid 1 omschreven boete.

3. Een enkele boete als bedoeld in de leden 1 en 2 mag niet meer bedragen dan 0,2% van het bbp.".

13.      Artikel 13 wordt ingetrokken en de verwijzing naar dat artikel in artikel 15 wordt vervangen door een verwijzing naar "artikel 12".

14.      Artikel 16 komt als volgt te luiden:

"Artikel 16

De overeenkomstig artikel 12 van deze verordening geïnde boeten vormen andere ontvangsten als bedoeld in artikel 311 van het VWEU en worden toegewezen aan een stabiliteitsmechanisme voor lidstaten die de euro als munt hebben. Tot de oprichting van dit mechanisme moeten de boetes worden gebruikt voor het opvangen van de risico's die verbonden zijn aan de financiering die conform de bepalingen van Protocol nr. 5 betreffende het statuut van de Europese Investeringsbank zoals bijgevoegd bij de Verdragen door de Europese Investeringsbank aan voor de EU relevante projecten wordt toegekend.".

14 bis. het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 17 bis

1         In …[4]* en daarna om de drie jaar publiceert de Commissie een verslag over de toepassing van deze verordening.

2.        Het verslag en eventuele begeleidende voorstellen worden voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad.

3.        Indien het verslag belemmeringen voor de goede werking van de regels en bepalingen in de Verdragen inzake de economische en monetaire unie vaststelt, dan doet het de nodige aanbevelingen aan de Europese Raad.

4.        Artikel 2, lid 1 bis, is niet van toepassing op een lidstaat die op de datum van aanneming van deze verordening is onderworpen aan een buitensporigtekortprocedure, voor zover de betrokken lidstaat zich conformeert aan zijn stabiliteits- of convergentieprogramma en aan de desbetreffende Raadsadviezen. Artikel 2, lid 1 bis, is van toepassing van zodra die procedure is opgeheven.".

15.      Alle verwijzingen naar "artikel 104" worden in de gehele verordening vervangen door verwijzingen naar "artikel 126 van het VWEU".

16.      In punt 2 van de bijlage worden de verwijzingen in kolom I naar "artikel 4, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad" vervangen door verwijzingen naar "artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Voor een lidstaat waartegen op [in te voegen - datum van vaststelling van deze verordening] een buitensporigtekortprocedure loopt en gedurende een periode van drie jaar vanaf de correctie van het buitensporige tekort, wordt het schuldcriterium geacht te zijn vervuld wanneer de betrokken lidstaat, naar het oordeel van de Raad in zijn adviezen betreffende het stabiliteits- of het convergentieprogramma van die lidstaat, voldoende vooruitgang in de richting van inachtneming maakt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ,

           Voor de Raad

           De voorzitter

  • [1]  Nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad.
  • [2] * Amendementen: nieuwe of gewijzigde tekst wordt in vet cursief weergegeven; schrappingen worden aangeduid met het symbool ▌.
  • [3]  PB C van , blz. .
  • [4] * PB datum invoegen: xxx jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

ADVIES VAN DE COMMISSIE JURIDISCHE ZAKEN INZAKE DE RECHTSGRONDSLAG

Mevrouw Sharon Bowles

Voorzitter

Commissie economische en monetaire zaken

BRUSSEL

Betreft : Advies inzake de rechtsgrond van het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (COM(2010)0522 – C7‑0396/2010 – 2010/0276(CNS))

Geachte mevrouw Bowles,

Bij schrijven d.d. 4 maart 2011 heeft u de Commissie juridische zaken uit hoofde van artikel 37, lid 2, van het Reglement verzocht haar advies uit te brengen over de juiste rechtsgrond van diverse wetsvoorstellen waarop bij uw commissie als commissie ten principale en/of de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken amendementen zijn ingediend ten einde deze rechtsgrond te wijzigen.

De commissie behandelde dit punt op haar vergadering van 12 april 2011.

Het pakket inzake het economisch bestuur beoogt in te spelen op de behoefte aan een nauwere samenwerking en een scherper toezicht op de economische beleidsterreinen van de Economische en Monetaire Unie.

Dit pakket bestaat uit zes wetgevingsvoorstellen.

In de bijlage worden deze voorstellen afzonderlijk geanalyseerd. Gemakshalve worden de conclusies van de commissie over de juiste rechtsgrond van ieder voorstel hieronder opgesomd:

- Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden ((COM(2010)0527, 2010/0281(COD)).

Het enige doel van dit verordeningsvoorstel is de economische toezichtprocedure, zoals bedoeld in artikel 121, lid 6, VWEU, uit te breiden. Deze rechtsgrond lijkt derhalve de juiste te zijn.

- Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van voorschriften voor begrotingskaders van de lidstaten (COM(2010)0523, 2010/0277(NLE))

Het belangrijkste doel van dit voorstel is de budgettaire verantwoordelijkheid te bevorderen door minimumeisen voor nationale begrotingskaders vast te stellen en erop toe te zien dat de procedure bij buitensporige tekorten effectief is. Derhalve lijkt de door de Commissie voorgestelde rechtsgrond, namelijk artikel 126, lid 14, derde alinea, VWEU de juiste te zijn.

- Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid ((COM(2010)0526, 2010/0280(COD))

Dit voorstel beoogt de nauwere coördinatie tussen de economische beleidsterreinen van de lidstaten te waarborgen. Artikel 121, lid 6, VWEU lijkt derhalve de juiste rechtsgrond voor dit voorstel.

- Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (COM(2010)0522, 2010/0276(CNS))

Aangezien dit voorstel vooral beoogt gedetailleerde regels vast te stellen voor de toepassing van de procedure bij buitensporige tekorten, is artikel 126, lid 14, VWEU de enige juiste rechtsgrond.

- Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht in het eurogebied (COM(2010)0524, 2010/0278(COD))

Artikel 121, lid 6, juncto artikel 136 VWEU wordt als de juiste rechtsgrond beschouwd.

- Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied (COM(2010)0525, 2010/0279(COD))

Gezien het doel van het voorstel dat de effectieve correctie van macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied nastreeft, vormt artikel 121, lid 6, juncto artikel 136 VWEU de juiste rechtsgrond.

In haar vergadering van 12 april 2011 heeft de Commissie juridische zaken bovengenoemde aanbevelingen met algemene stemmen goedgekeurd[1].

Met bijzondere hoogachting,

Klaus-Heiner Lehne

Bijlage

Bijlage

Betreft: Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (COM(2010)05222010/0276(CNS))

Het pakket voor economische governance bestaat uit zes voorstellen die tot doel hebben de coördinatie van en het toezicht op de economische beleidsterreinen van de Economische en Monetaire Unie (EMU) in het kader van de Europa 2020-strategie en het Europees Semester te versterken. Dit semester is een nieuwe toezichtscyclus waarin de SGP-procedures (het stabiliteits- en groeipact ) en de globale richtsnoeren voor het economisch beleid worden gebundeld.

Twee voorstellen hebben betrekking op de procedure bij buitensporig tekorten. Beide voorstellen zijn gebaseerd op artikel 126 lid 14 VWEU. De andere vier voorstellen hebben betrekking op de multilaterale toezichtprocedure en zijn gebaseerd op artikel 121 lid 6 VWEU. Twee ervan zijn gebaseerd op artikel 121 lid 6 juncto artikel 136 VWEU.

De voorstellen vormen een antwoord op de zwakheden van het huidige systeem die tijdens de mondiale economische en financiële crisis aan het licht zijn gekomen. Volgens de Commissie moet dit systeem worden versterkt om "de macro-economische stabiliteit en houdbare overheidsfinanciën, twee essentiële voorwaarden voor een duurzame groei van de productie en de werkgelegenheid, te waarborgen"[2].

De voorstellen volgen op twee mededelingen[3] van de Commissie en een overeenkomst van de Raad van juni 2010 over de noodzaak om de economische beleidsterreinen van de lidstaten beter te coördineren. Het pakket voor economische governance werd op 29 september 2010 ingediend.

Het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten wordt momenteel door de Commissie economische en monetaire zaken behandeld en de rapporteur is de heer Diogo Feio. De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken brengt een advies uit (rapporteur: David Casa). Het Europees Parlement handelt in het kader van de raadplegingsprocedure.

De rechtsgrond van verordening nr. 1467/97 is artikel 126 lid 14 VWEU.

De commissie ten principale (ECON) beoogt evenwel via amendementen de rechtsgrond van een enkel artikel, zijnde artikel 121 lid 14, om te zetten in meerdere rechtsgronden, namelijk artikel 121 lid 14 en artikel 136 VWEU.

Achtergrond

De verordening van de Raad nr. 1467/97 van 7 juli 1997 wordt beschouwd als het corrigerend onderdeel van het stabiliteits- en groeipact (SGP). Deze verordening bevat bepalingen ter bespoediging en verduidelijking van de procedure bij buitensporige tekorten, zoals reeds neergelegd in artikel 126 VWEU.

De verordening beoogt te voorkomen dat er in het begrotingsbeleid ernstige vergissingen worden gemaakt waardoor de duurzaamheid van de overheidsfinanciën en de Europese Monetaire Unie op het spel kunnen komen te staan. Daarom zijn de lidstaten verplicht om buitensporige overheidstekorten te vermijden die op basis van de volgende twee hoofdcriteria worden vastgesteld: tekorten en schulden. Met de buitensporigtekortprocedure (BTP) is het verbod op buitensporige tekorten vertaald in een reeks opeenvolgende stappen; Dit systeem wordt ondersteund door een handhavingsmechanisme op grond waarvan financiële sancties worden getroffen als de in de verordening neergelegde bepalingen niet in acht worden genomen.

Volgens de toelichting[4] van de Commissie is een hervorming van het corrigerend onderdeel van het stabiliteits- en groeipact (SGP) noodzakelijk met het oog op de gebreken van het huidige systeem die tijdens de economische en financiële crisis aan het licht zijn gekomen. Het voorstel heeft dan ook vooral de volgende maatregelen voor ogen:

- "het schuldcriterium van de BTP moet daadwerkelijk worden toegepast". Schuldontwikkelingen moeten nauwlettender gevolgd worden en op gelijke voet worden geplaatst met tekortontwikkelingen.

- "De handhaving wordt aangescherpt door de invoering van nieuwe financiële sancties tegen eurolidstaten. Deze sancties zullen gradueel en veel eerder in de procedure worden opgelegd. (...) Om de manoeuvreerruimte bij de handhaving te beperken, zal bij het opleggen van de nieuwe sancties in de opeenvolgende stappen van de BTP een "omgekeerde stemprocedure" worden gevolgd."

Voorgestelde rechtsgrond

Het Commissievoorstel is gebaseerd op artikel 126 lid 14 VWEU dat als volgt luidt:

Artikel 126, lid 14

Verdere bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van de in dit artikel omschreven procedure zijn opgenomen in het aan de Verdragen gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten.

Na raadpleging van het Europees Parlement en van de Europese Centrale Bank, neemt de Raad met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, passende bepalingen aan die in de plaats van voornoemd protocol komen.

Onder voorbehoud van de andere bepalingen van dit lid, stelt de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, nadere voorschriften en definities voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol vast.

In een door ECON ingediend amendement wordt als rechtsgrond artikel 126 lid 14 juncto artikel 136 VWEU voorgesteld.

Artikel 136

1. Om bij te dragen aan de goede werking van de economische en monetaire unie, en overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de Verdragen stelt de Raad, overeenkomstig de procedure van artikel 121 of van artikel 126, al naar het geval, met uitzondering van de procedure van artikel 126, lid 14, maatregelen vast voor de lidstaten die de euro als munt hebben:

a) ter versterking van de coördinatie en de bewaking van hun begrotingsdiscipline;

b) houdende bepaling van de richtsnoeren voor hun economisch beleid, met dien verstande dat deze verenigbaar moeten zijn met de richtsnoeren welke voor de gehele Unie zijn vastgesteld, en met het oog op de bewaking ervan.

2. Met betrekking tot de in lid 1 bedoelde maatregelen hebben alleen leden van de Raad die lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben, stemrecht.

De gekwalificeerde meerderheid van deze leden wordt bepaald overeenkomstig artikel 238, lid 3, sub a.

Zienswijze van het Hof van Justitie

Volgens de jurisprudentie wordt een maatregel in beginsel op een enkele rechtsgrond gebaseerd. Wanneer een maatregel van de Unie een tweeledig doel blijkt te dienen of uit twee componenten blijkt te bestaan die elk onder het toepassingsgebied van een andere rechtsgrond vallen en waarbij het ene als hoofddoel of als voornaamste component wordt opgevat en het andere slechts van bijkomstig belang is, moet de maatregel worden gebaseerd op slechts één enkele rechtsgrond, namelijk die welke voor het hoofddoel of het hoofdelement is vereist[5].

Alleen als vaststaat dat met de maatregel tegelijkertijd meerdere doelen worden nagestreefd die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden zonder ten opzichte van elkaar bijkomstig of indirect te zijn, kan deze bij wijze van uitzondering worden gebaseerd op de dienovereenkomstige rechtsgronden, voor zover de desbetreffende procedures met elkaar verenigbaar zijn[6].

Analyse van de rechtsgrond

Artikel 126 maakt deel uit van Titel VIII, Hoofdstuk 1, Economisch beleid VWEU. In deze bepaling worden de stappen omschreven die de Commissie en Raad moeten nemen als zij de buitensporigtekortprocedure (BTP) toepassen. Uit hoofde van deze procedure controleren de Raad en de Commissie de nationale tekorten en doen zij aanbevelingen.

Op grond van artikel 126 lid 14 kan de Raad in een speciale procedure (op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement) aanvullende maatregelen met betrekking tot de BTP goedkeuren.

Hoofdstuk 4 van Titel VIII omvat specifieke bepalingen voor de lidstaten die de euro als munt hebben. Op grond van artikel 136 kan de Raad maatregelen vaststellen voor de lidstaten die de euro als munt hebben:

- ter versterking van de coördinatie en de bewaking van hun begrotingsdiscipline;

- om beleidslijnen te bepalen.

In artikel 136 wordt benadrukt dat deze maatregelen overeenkomstig de procedure van artikel 121[7] of van artikel 126, al naar het geval, met uitzondering van de procedure van artikel 126, lid 14 worden vastgesteld.

Op grond van artikel 126 lid 14 juncto artikel 136 VWEU kan de wetgevende macht de in de artikelen 121 en 126 VWEU[8] bedoelde coördinatie versterken en het toezicht verscherpen en kan zij ook nadere regels vaststellen omtrent de toepassing van buitensporigtekortprocedure (BTP).

Analyse van het voorstel Doel en inhoud van de voorgestelde maatregelen

Zoals we hebben gezien, moet een maatregel in beginsel op een enkele rechtsgrond worden gebaseerd. Alleen als vaststaat dat met de maatregel tegelijkertijd meerdere doelen worden nagestreefd die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden zonder ten opzichte van elkaar bijkomstig of indirect te zijn, kan deze bij wijze van uitzondering worden gebaseerd op de dienovereenkomstige rechtsgronden, voor zover de desbetreffende procedures met elkaar verenigbaar zijn[9].

Onderhavig voorstel beoogt het mechanisme van verordening nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten via wijzigingen erop, te verbeteren.

In de toelichting bij het voorstel worden de hoofdmaatregelen van de geplande hervorming als volgt opgesomd:

a)  het schuldcriterium van de BTP moet daadwerkelijk worden toegepast. Deze maatregel vormt een reactie op de marginale rol die schulden tot nu toe speelden, hoewel de twee criteria (tekorten en schulden) in beginsel op gelijke voet met elkaar staan.

b)  Invoering van een nieuwe reeks financiële sancties voor de eurolidstaten teneinde buitensporige algemene tekorten te voorkomen en, in geval zij zich voordoen, onverwijld te corrigeren.

c)  Een duidelijker en flexibeler kader met betrekking tot de eventuele aanbevelingen van de Commissie.

Hieruit volgt dat het voorstel vooral beoogt buitensporige tekorten te voorkomen en te corrigeren, te voorkomen dat er in het begrotingsbeleid ernstige vergissingen worden gemaakt en nadere regels vast te stellen die bij de toepassing van de procedure bij buitensporige tekorten moeten worden gevolgd.

Hieruit blijkt dat artikel 126 lid 14 VWEU een gepaste rechtsgrond voor dit voorstel is.

Daarom moet onderzocht worden of de doelen van het voorstel beschouwd kunnen worden als onlosmakelijk met elkaar verbonden zonder ten opzichte van elkaar bijkomstig te zijn: is dat het geval, dan is een meervoudige rechtsgrond mogelijk.

Overweging 14 van de preambule luidt als volgt: "ter waarborging van de inachtneming van het Uniekader voor begrotingstoezicht voor deelnemende lidstaten dienen er op grond van artikel 136 van het Verdrag automatische sancties te worden ingesteld" Hoewel automatische sancties een belangrijk element van het via dit voorstel ingevoerde systeem vormen en bijdragen aan een efficiënte versterking van de BTP, kan niet worden gesteld dat dit het hoofddoel van de voorgestelde verordening is.

Conclusie

In het licht van het voorgaande is duidelijk dat artikel 126 lid 14 VWEU de enige juiste rechtsgrond voor dit voorstel is.

  • [1]  Bij de eindstemming waren aanwezig: Klaus-Heiner Lehne (voorzitter), Evelyn Regner (ondervoorzitter), Piotr Borys, Sergio Gaetano Cofferati, Christian Engström, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, Sajjad Karim, Kurt Lechner, Eva Lichtenberger, Antonio López-Istúriz White, Arlene McCarthy, Antonio Masip Hidalgo, Alajos Mészáros, Angelika Niebler, Bernhard Rapkay, Alexandra Thein, Diana Wallis, Rainer Wieland, Cecilia Wikström, Tadeusz Zwiefka.
  • [2]  Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten. Toelichting.
  • [3]  Intensivering van economische beleidscoördinatie van 12 mei 2010; Naar een intensivering van de economische beleidscoördinatie ten behoeve van stabiliteit, groei en werkgelegenheid – Instrumenten voor een krachtigere economische governance van de EU van 30 juni 2010.
  • [4]  Zie noot 1. Toelichting.
  • [5]  Zaak C-91/05 Commissie v. Raad [2008] Juris. I- 3651.
  • [6]  Zaak C-338/05 Commissie v. Raad [2004] Juris. I- 4829.
  • [7]  In artikel 121 VWEU zijn bepalingen over de coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten opgenomen. Uit hoofde van artikel 121 lid 6 kunnen het Parlement en de Raad via de gewone wetgevingsprocedure verordeningen goedkeuren met nadere bepalingen voor de in artikel 121 lid 3 en 121 lid 4 neergelegde multilaterale toezichtprocedure.
  • [8]  Voor de lidstaten die de euro als munteenheid hebben.
  • [9]  Zaak C-91/05 Commissie v. Raad [2008] Juris. I-3651.

ADVIES van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (21.3.2011)

aan de Commissie economische en monetaire zaken

inzake het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten
(COM(2010)0522 – C7‑0396/2010 – 210/0276(CNS))

Rapporteur voor advies: David Casa

BEKNOPTE MOTIVERING

Achtergrond

Op 29 september 2010 stelde de Commissie een wetgevingspakket voor ter versterking van het economisch bestuur in de EU en de eurozone. Dit pakket bestaat uit zes voorstellen: vier ervan gaan over fiscale kwesties, waaronder een hervorming van het stabiliteits- en groeipact (SGP) en twee nieuwe verordeningen met betrekking tot het opsporen en aanpakken van beginnende macro-economische wanverhoudingen binnen de EU en de eurozone.

De Commissie stelt voor dat de lidstaten het SGP meer naleven en de coördinatie van het fiscale beleid wordt uitgebreid. Binnen de zogenaamde preventieve tak van het SGP wordt de bestaande verordening 1466/97 over "versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid" gewijzigd met als doel te garanderen dat de lidstaten in voorspoedige perioden een voorzichtig fiscaal beleid hanteren en zo de nodige reserves opbouwen voor slechtere tijden. Binnen het zogenaamde corrigerende deel worden wijzigingen aan verordening 1467/97 betreffende "de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten" voorgesteld, om ervoor te zorgen dat schuldontwikkelingen nauwlettender gevolgd worden en op gelijke voet worden geplaatst met tekortontwikkelingen.

Daarnaast wordt voorgesteld een richtlijn aan te nemen ter invoering van eisen waaraan de begrotingskaders van de lidstaten moeten voldoen; door de invoering van minimumvereisten voor de begrotingskaders van de lidstaten en van controle op de overeenstemming van deze kaders met hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag, zullen de lidstaten tot meer verantwoordelijkheid op fiscaal vlak aangespoord worden. Om de veranderingen binnen het preventieve en het corrigerende deel van het SGP te ondersteunen, stelt de Commissie eveneens voor om de handhavingsmechanismen voor de lidstaten uit de eurozone te versterken.

Commentaar:

Dit ontwerpadvies heeft betrekking op het Commissievoorstel tot wijziging van verordening nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten, dat de rapporteur voorstelt als volgt te verbeteren:

- De handhaving van de begrotingscontrole moet altijd in overeenstemming zijn met de overkoepelende doelstellingen van de EU, en in het bijzonder met de bepalingen van artikel 9 van het VWEU over de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming en de bestrijding van sociale uitsluiting.

- Bij het toezicht op de inachtneming van de voorschriften betreffende begrotingsdiscipline en bij het nemen van besluiten in dit verband moet bijzondere aandacht worden besteed aan ernstige economische en sociale neergangen die de financiële situatie van regeringen kunnen beïnvloeden.

- Lidstaten die structurele hervormingen doorvoeren, kunnen eventueel afwijken van hun begrotingsdoelstellingen op middellange termijn, maar deze mogelijkheid mag niet gebruikt worden bij pensioenhervormingen die gericht zijn op de promotie van bepaalde modellen. Deze mogelijkheid moet echter wel geboden worden aan lidstaten die structurele hervormingen doorvoeren waarmee wordt bijgedragen aan het behoud of de schepping van banen en aan de vermindering van armoede.

- Boetes betaald door lidstaten die niet aan de hun gedane aanbevelingen voldoen, moeten dienen als ondersteuning voor de investerings- en werkgelegenheidsdoelstellingen van de EU op lange termijn en mogen niet alleen verdeeld worden onder de lidstaten waartegen geen buitensporigtekortprocedure loopt, zoals de Commissie voorstelt te doen.

- De versterking van het economische bestuur moet gepaard gaan met een versteviging van de democratische legitimiteit van het Europese bestuur. In dit verband moet het Europees Parlement gedurende het volledige controleproces een grotere rol spelen. Daarnaast zijn regelmatige raadpleging van de sociale partners en een grotere betrokkenheid van de parlementen van de lidstaten noodzakelijke voorwaarden voor een geloofwaardig en transparant toezichtkader.

AMENDEMENTEN

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde Commissie economische en monetaire zaken onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Amendement  1

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Overweging 1

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1) De coördinatie van het economische beleid van de lidstaten binnen de Unie zoals voorgeschreven door het Verdrag dient de inachtneming van de volgende grondbeginselen in te houden: stabiele prijzen, gezonde overheidsfinanciën en monetaire voorwaarden en een houdbare betalingsbalans.

(1) De coördinatie van het economische beleid van de lidstaten binnen de Unie zoals voorgeschreven door het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dient de inachtneming van de volgende grondbeginselen in te houden: een hoog niveau van werkgelegenheid en sociale cohesie, stabiele prijzen, gezonde overheidsfinanciën en monetaire voorwaarden en een houdbare betalingsbalans.

Amendement  2

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Overweging 1 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(1 bis) In het VWEU is bepaald dat de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden rekening moet houden met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming en de bestrijding van sociale uitsluiting.

Amendement  3

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Overweging 1 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(1 ter) De krachtens deze verordening genomen maatregelen moeten volledig in overeenstemming zijn met de horizontale bepalingen van het VWEU, namelijk artikelen 7, 8, 9, 10 en 11 van het VWEU, met artikel 153, lid 5, van het VWEU en met het bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU gevoegde protocol nr. 26 over diensten van algemeen belang.

Amendement  4

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Overweging 3

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(3) Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel ter versterking van de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een sterke duurzame groei die berust op financiële stabiliteit en bevorderlijk is voor de werkgelegenheidsschepping.

(3) Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel ter versterking van de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een sterke duurzame groei die berust op financiële stabiliteit en bevorderlijk is voor de werkgelegenheidsschepping, en moet daarom langetermijninvesteringen stimuleren voor een intelligente, duurzame en inclusieve groei.

Amendement  5

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Overweging 4 bis (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(4 bis) Het versterkte kader voor het begrotingstoezicht moet echter bijdragen tot de doelstellingen van de Unie op het vlak van groei en werkgelegenheid, en moet bij een ernstige economische neergang of een aanzienlijke stijging van de werkloosheid gecombineerd worden met inspanningen die erop gericht zijn de economie te stimuleren, banen te behouden en scheppen en de sociale cohesie te bevorderen, en die tegelijk afgestemd zijn op de specifieke prioriteiten en behoeften van elke lidstaat.

Amendement  6

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Overweging 4 ter (nieuw)

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(4 ter) De versterking van het economische bestuur moet gepaard gaan met een versteviging van de democratische legitimiteit van het Europese bestuur. Dit laatste moet gebeuren door het Europees Parlement en de nationale parlementen nauwer en vroeger bij de procedures voor economische beleidscoördinatie te betrekken, daarbij gebruik makend van alle instrumenten waarin het VWEU voorziet, in het bijzonder de algemene richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten en van de Unie en de richtsnoeren voor het tewerkstellingsbeleid van de lidstaten.

Amendement  7

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Overweging 12

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

(12) Bij de beoordeling of de termijn voor de correctie van het buitensporige tekort kan worden verlengd, dient speciale aandacht te worden besteed aan ernstige economische neergangen van algemene aard.

(12) Bij de beoordeling of de termijn voor de correctie van het buitensporige tekort kan worden verlengd, dient speciale aandacht te worden besteed aan een ernstige economische neergang of een aanzienlijke stijging van de werkloosheid.

Amendement  8

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 2 – letter a

Verordening (EG) nr. 1467/97

Artikel 2 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Wanneer een overheidstekort de referentiewaarde overschrijdt, wordt dit overeenkomstig artikel 126, lid 2, onder a), tweede streepje, van het Verdrag beschouwd als van uitzonderlijke aard, indien de overschrijding wordt veroorzaakt door een ongewone gebeurtenis die buiten de macht van de betrokken lidstaat valt en die een aanzienlijk effect heeft op de financiële positie van de overheid, of indien zij wordt veroorzaakt door een ernstige economische neergang.

1. Wanneer een overheidstekort de referentiewaarde overschrijdt, wordt dit overeenkomstig artikel 126, lid 2, onder a), tweede streepje, van het VWEU beschouwd als van uitzonderlijke aard, indien de overschrijding wordt veroorzaakt door een ongewone gebeurtenis die buiten de macht van de betrokken lidstaat valt en die een aanzienlijk effect heeft op de financiële positie van de overheid, of indien zij wordt veroorzaakt door een ernstige economische neergang of een aanzienlijke stijging van de werkloosheid.

Amendement  9

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 2 – letter b

Verordening (EG) nr. 1467/97

Artikel 2 – lid 1 bis

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1 bis. Wanneer de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product (bbp) de referentiewaarde overschrijdt, wordt deze verhouding in overeenstemming met artikel 126, lid 2, onder b), van het Verdrag geacht in voldoende mate af te nemen en de referentiewaarde in een bevredigend tempo te benaderen indien het verschil ten opzichte van de referentiewaarde in de voorafgaande drie jaren met ongeveer een twintigste per jaar is verminderd. Gedurende een periode van drie jaar vanaf [de datum van inwerkingtreding van deze verordening – nog in te vullen] wordt bij de toepassing van deze indicator rekening gehouden met het feit dat deze op ontwikkelingen in het verleden is geënt.

1 bis. Wanneer de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product (bbp) de referentiewaarde overschrijdt, wordt deze verhouding in overeenstemming met artikel 126, lid 2, onder b) van het Verdrag geacht in voldoende mate af te nemen en de referentiewaarde in een bevredigend tempo te benaderen indien het verschil ten opzichte van de referentiewaarde in de voorafgaande drie jaren als uitgangspunt, na een evaluatie van een periode van drie jaar, met gemiddeld ongeveer een twintigste per jaar is verminderd. Gedurende een periode van drie jaar vanaf … * wordt bij de toepassing van deze indicator rekening gehouden met het feit dat deze op ontwikkelingen in het verleden is geënt.

 

____________

* PB: gelieve de datum van inwerkingtreding van deze verordening in te vullen.

Amendement  10

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 2 – letter c

Verordening (EG) nr. 1467/97

Artikel 2 – lid 3

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

3. Bij de opstelling van een verslag krachtens artikel 126, lid 3, van het Verdrag houdt de Commissie rekening met alle andere relevante factoren zoals vermeld in dat artikel. Het verslag dient een deugdelijke afspiegeling te vormen van de middellangetermijnontwikkelingen in de economische situatie (met name potentiële groei, heersende conjunctuuromstandigheden, inflatie, buitensporige macro-economische onevenwichtigheden) en van de middellangetermijnontwikkelingen in de begrotingssituatie (met name begrotingsconsolidatie in "goede tijden", overheidsinvesteringen, de uitvoering van maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke groeistrategie voor de Unie en de algemene kwaliteit van de overheidsfinanciën, en met name de inachtneming van Richtlijn […] van de Raad tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten). In het verslag wordt ook, voor zover relevant, de ontwikkeling van de schuldpositie op middellange termijn geanalyseerd (in het verslag worden met name op passende wijze risicofactoren weergegeven, zoals onder meer de looptijdstructuur en valutasamenstelling van de schuld, stock flows, opgebouwde reserves en andere overheidsactiva; garanties die met name met de financiële sector verband houden; en verplichtingen die zowel expliciet als impliciet met vergrijzing en onderhandse schulden verband houden, voor zover deze een latente impliciete verplichting voor de overheid vormen). Bovendien houdt de Commissie terdege rekening met alle andere factoren die naar het oordeel van de betrokken lidstaat relevant zijn om een uitvoerige kwalitatieve evaluatie van de overschrijding van de referentiewaarde te kunnen maken en die deze lidstaat aan de Commissie en de Raad kenbaar heeft gemaakt. In dat verband moet bijzondere aandacht uitgaan naar financiële bijdragen die gericht zijn op bevordering van de internationale solidariteit en verwezenlijking van EU-beleidsdoelstellingen, waaronder financiële stabiliteit.

3. Bij de opstelling van een verslag krachtens artikel 126, lid 3, van het VWEU houdt de Commissie rekening met alle andere relevante factoren zoals vermeld in dat artikel. Het verslag dient een deugdelijke afspiegeling te vormen van de middellangetermijnontwikkelingen in de sociale en economische situatie (met name potentiële groei, heersende conjunctuuromstandigheden, armoedepercentage, inkomensongelijkheid, werkloosheidspercentages, inflatie, buitensporige macro-economische onevenwichtigheden) en van de middellangetermijnontwikkelingen in de begrotingssituatie (met name begrotingsconsolidatie in "goede tijden", overheidsinvesteringen, de uitvoering van maatregelen in het kader van de groei- en tewerkstellingsstrategie van de Unie en de algemene kwaliteit van de overheidsfinanciën, en met name de inachtneming van Richtlijn […] van de Raad tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten). In het verslag wordt ook, voor zover relevant, de ontwikkeling van de schuldpositie op middellange termijn geanalyseerd (in het verslag worden met name op passende wijze risicofactoren weergegeven, zoals onder meer de looptijdstructuur en valutasamenstelling van de schuld, stock flows, opgebouwde reserves en andere overheidsactiva; garanties die met name met de financiële sector verband houden; en verplichtingen die zowel expliciet als impliciet met vergrijzing en onderhandse schulden verband houden, voor zover deze een latente impliciete verplichting voor de overheid vormen). Bovendien houdt de Commissie terdege rekening met alle andere factoren die naar het oordeel van de betrokken lidstaat relevant zijn om een uitvoerige kwalitatieve evaluatie van de overschrijding van de referentiewaarde te kunnen maken en die deze lidstaat aan de Commissie en de Raad kenbaar heeft gemaakt. In dat verband moet bijzondere aandacht uitgaan naar financiële bijdragen die gericht zijn op bevordering van de internationale solidariteit en verwezenlijking van EU-beleidsdoelstellingen, waaronder financiële stabiliteit.

Amendement  11

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 2 – letter d bis (nieuw)

Verordening (EG) nr. 1467/97

Artikel 2 – lid 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

(d bis) Lid 5 wordt vervangen door de volgende tekst:

 

5. De Commissie en de Raad houden bij alle begrotingsbeoordelingen in het kader van een buitensporigtekortprocedure of een procedure bij buitensporige schulden terdege rekening met de toepassing van grote structurele hervormingen van pensioen- en socialezekerheidsstelsels die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie met betrekking tot duurzame groei, alsook hervormingen die worden doorgevoerd als reactie op krachtens artikel 121 van het VWEU verstrekte aanbevelingen van de Raad.

Amendement  12

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 2 – letter e

Verordening (EG) nr. 1467/97

Artikel 2 – lid 7

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

7. In het geval van lidstaten waarvan het tekort de referentiewaarde overschrijdt of die niet aan het schuldcriterium van artikel 126, lid 2, onder b), van het Verdrag voldoen als gevolg van de toepassing van pensioenhervormingen waarbij een meerpijlerstelsel is ingevoerd dat een verplichte pijler met volledige kapitaaldekking omvat, nemen de Commissie en de Raad bij hun beoordeling van ontwikkelingen in de BTP-tekort- en schuldcijfers ook de kosten van de hervorming van de openbaar beheerde pijler in aanmerking. In gevallen waarin de schuldquote de referentiewaarde overschrijdt, worden de kosten van de hervormingen alleen in aanmerking genomen indien het tekort dichtbij de referentiewaarde blijft. Daartoe worden voor een periode van vijf jaar met ingang van de datum van inwerkingtreding van een dergelijke hervorming de nettokosten ervan op lineair degressieve basis in de tekort- en schuldontwikkelingen weerspiegeld. Voorts worden, ongeacht de datum van inwerkingtreding van de hervorming, de nettokosten ervan zoals deze in de schuldontwikkelingen worden weerspiegeld, gedurende een overgangsperiode van vijf jaar vanaf [de datum van inwerkingtreding van deze verordening, in te voegen] op dezelfde lineair degressieve basis in aanmerking genomen. De aldus berekende nettokosten worden ook in aanmerking genomen in het door de Raad krachtens artikel 126, lid 12, van het Verdrag te nemen besluit tot intrekking van sommige of alle van de in artikel 126, leden 6 tot en met 9 en lid 11, van het Verdrag bedoelde besluiten, indien het tekort in aanzienlijke mate en voortdurend is afgenomen en een niveau heeft bereikt dat de referentiewaarde benadert en, ingeval niet aan het schuldcriterium is voldaan, de schuld op een neerwaarts pad is gebracht. Bovendien wordt evenveel waarde gehecht aan de vermindering van deze nettokosten als gevolg van het geheel of gedeeltelijk terugdraaien van een bovenbedoelde pensioenhervorming.

7. In het geval van lidstaten waarvan het tekort de referentiewaarde overschrijdt of die niet aan het schuldcriterium van artikel 126, lid 2, onder b), van het VWEU voldoen als gevolg van de toepassing van pensioenhervormingen, nemen de Commissie en de Raad bij hun beoordeling van ontwikkelingen in de BTP-tekort- en schuldcijfers ook de kosten van deze hervormingen in aanmerking. In gevallen waarin de schuldquote de referentiewaarde overschrijdt, worden de volledige kosten van de hervormingen alleen in aanmerking genomen indien het tekort dicht bij de referentiewaarde blijft. Daartoe worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van een dergelijke hervorming de nettokosten ervan op lineair degressieve basis in de tekort- en schuldontwikkelingen weerspiegeld. Voorts worden, ongeacht de datum van inwerkingtreding van de hervorming, de nettokosten ervan zoals deze in de schuldontwikkelingen worden weerspiegeld, vanaf [de datum van inwerkingtreding van deze verordening, in te voegen] op dezelfde lineair degressieve basis in aanmerking genomen. De aldus berekende nettokosten worden ook in aanmerking genomen in het door de Raad krachtens artikel 126, lid 12, van het VWEU te nemen besluit tot intrekking van sommige of alle van de in artikel 126, leden 6 tot en met 9 en lid 11, van het VWEU bedoelde besluiten, indien het tekort in aanzienlijke mate en voortdurend is afgenomen en een niveau heeft bereikt dat de referentiewaarde benadert en, ingeval niet aan het schuldcriterium is voldaan, de schuld op een neerwaarts pad is gebracht. Bovendien wordt evenveel waarde gehecht aan de vermindering van deze nettokosten als gevolg van het geheel of gedeeltelijk terugdraaien van bovenbedoelde pensioenhervormingen.

Amendement  13

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 3 – letter c

Verordening (EG) nr. 1467/97

Artikel 3 – lid 4

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

4. In de aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het Verdrag wordt een termijn van ten hoogste zes maanden bepaald waarbinnen de betrokken lidstaat daaraan effectief gevolg moet geven. In de aanbeveling van de Raad wordt tevens een termijn bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort, dat, behoudens bijzondere omstandigheden, binnen het jaar nadat het is geconstateerd, verholpen moet zijn. In de aanbeveling verzoekt de Raad de lidstaat dat hij jaarlijkse begrotingsdoelstellingen realiseert die op grond van de prognoses die aan de aanbeveling ten grondslag liggen, stroken met een minimale jaarlijkse verbetering van ten minste 0,5% van het bbp als benchmark in zijn conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, teneinde het buitensporige tekort binnen de in de aanbeveling vastgestelde termijn te corrigeren.

4. In de aanbeveling die de Raad heeft gedaan overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het VWEU en na raadpleging van het Europees Parlement wordt een termijn van ten hoogste zes maanden bepaald waarbinnen de betrokken lidstaat daaraan effectief gevolg moet geven. In de aanbeveling van de Raad wordt tevens een termijn bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort, dat, behoudens bijzondere omstandigheden, binnen het jaar nadat het is geconstateerd, verholpen moet zijn. In de aanbeveling vraagt de Raad – terdege rekening houdend met artikel 9 van het VWEU, in het bijzonder voor wat betreft de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de garantie van een adequate sociale bescherming, de strijd tegen sociale uitsluiting en de doelstellingen van de Unie op het vlak van groei en werkgelegenheid – dat de lidstaat jaarlijkse begrotingsdoelstellingen realiseert die op grond van de prognoses die aan de aanbeveling ten grondslag liggen, stroken met een minimale jaarlijkse verbetering van ten minste 0,5% van het bbp als benchmark in zijn conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, teneinde het buitensporige tekort binnen de in de aanbeveling vastgestelde termijn te corrigeren.

Amendement  14

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 3 – letter e

Verordening (EG) nr. 1467/97

Artikel 3 – lid 5

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

5. Indien effectief gevolg is gegeven aan een aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, van het Verdrag, en indien zich na de goedkeuring van de aanbeveling onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen, kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie, een herziene aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, van het Verdrag aannemen. Bij de herziene aanbeveling, waarin rekening wordt gehouden met de in artikel 2, lid 3, van deze verordening genoemde relevante factoren, kan met name de termijn die is bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort in de regel met een jaar worden verlengd. De Raad beoordeelt op basis van de in zijn aanbeveling vervatte economische prognoses of er sprake is van onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën. Tevens kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie, een herziene aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, van het Verdrag aannemen in geval van een ernstige economische neergang van algemene aard.

5. Indien effectief gevolg is gegeven aan een aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, van het VWEU, en indien zich na de goedkeuring van de aanbeveling onverwachte ongunstige economische of sociale gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen, kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, een herziene aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, van het VWEU, aannemen. Bij de herziene aanbeveling, waarin rekening wordt gehouden met de in artikel 2, lid 3, van deze verordening genoemde relevante factoren, kan met name de termijn die is bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort in de regel met een jaar worden verlengd. De Raad beoordeelt op basis van de in zijn aanbeveling vervatte economische prognoses of er sprake is van onverwachte ongunstige economische of sociale gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën. Tevens kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, een herziene aanbeveling krachtens artikel 126, lid 7, van het VWEU aannemen in geval van een ernstige economische neergang of een aanzienlijke stijging van de werkloosheid.

Amendement  15

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 5 – letter a

Verordening (EG) nr. 1467/97

Artikel 5 – lid 1

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

1. Een besluit van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 9, van het Verdrag, om de betrokken deelnemende lidstaat aan te manen maatregelen te treffen om het tekort te verminderen, wordt genomen binnen twee maanden nadat de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 8, van het Verdrag heeft vastgesteld dat geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen is gegeven. In de aanmaning verzoekt de Raad de lidstaat dat hij jaarlijkse begrotingsdoelstellingen realiseert die op grond van de prognoses die aan de aanmaning ten grondslag liggen, stroken met een minimale jaarlijkse verbetering van ten minste 0,5% van het bbp als benchmark in zijn conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, teneinde het buitensporige tekort binnen de in de aanmaning vastgestelde termijn te corrigeren. De Raad geeft ook maatregelen aan die bevorderlijk zijn voor het bereiken van deze doelstellingen.

1. Een besluit van de Raad, overeenkomstig artikel 126, lid 9, van het VWEU en na raadpleging van het Europees Parlement, om de betrokken deelnemende lidstaat aan te manen maatregelen te treffen om het tekort te verminderen, wordt genomen binnen twee maanden nadat de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 8, van het VWEU heeft vastgesteld dat geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen is gegeven. In de aanmaning verzoekt de Raad de lidstaat dat hij jaarlijkse begrotingsdoelstellingen realiseert die op grond van de prognoses die aan de aanmaning ten grondslag liggen, stroken met een minimale jaarlijkse verbetering van ten minste 0,5% van het bbp als benchmark in zijn conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, teneinde het buitensporige tekort binnen de in de aanmaning vastgestelde termijn te corrigeren. De Raad geeft ook maatregelen aan die bevorderlijk zijn voor het bereiken van deze doelstellingen.

Amendement  16

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 5 – letter c

Verordening (EG) nr. 1467/97

Artikel 5 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Indien effectief gevolg is gegeven aan een aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, van het Verdrag en indien er zich na de goedkeuring van de aanmaning onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen, kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie, een herziene aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, van het Verdrag aannemen. Bij de herziene aanmaning, waarin rekening wordt gehouden met de in artikel 2, lid 3, van deze verordening genoemde relevante factoren, kan met name de termijn die is bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort in de regel met een jaar worden verlengd. De Raad beoordeelt op basis van de in zijn aanmaning vervatte economische prognoses of er sprake is van onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën. Tevens kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie, een herziene aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, van het Verdrag aannemen in geval van een ernstige economische neergang van algemene aard.

2. Indien effectief gevolg is gegeven aan een aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, van het VWEU, en indien zich na de goedkeuring van de aanmaning onverwachte ongunstige economische of sociale gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen, kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, een herziene aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, van het VWEU, aannemen. Bij de herziene aanmaning, waarin rekening wordt gehouden met de in artikel 2, lid 3, van deze verordening genoemde relevante factoren, kan met name de termijn die is bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort in de regel met een jaar worden verlengd. De Raad beoordeelt op basis van de in zijn aanmaning vervatte economische prognoses of er sprake is van onverwachte ongunstige economische of sociale gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën. Tevens kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, een herziene aanbeveling krachtens artikel 126, lid 9, van het VWEU aannemen in geval van een ernstige economische neergang of een aanzienlijke stijging van de werkloosheid.

Amendement  17

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 6

Verordening (EG) nr. 1467/97

Artikel 6 – lid 2

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

2. Wanneer aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 126, lid 11, van het Verdrag is voldaan, legt de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 11, sancties op. Een dergelijk besluit wordt genomen uiterlijk vier maanden na het besluit van de Raad om overeenkomstig artikel 126, lid 9, van het VWEU de betrokken deelnemende lidstaat aan te manen maatregelen te treffen.

2. Wanneer aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 126, lid 11, van het VWEU is voldaan, legt de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 11, van het VWEU en na raadpleging van het Europees Parlement sancties op, daarbij rekening houdend met artikel 9 van het VWEU, in het bijzonder voor wat betreft de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting en de doelstellingen van de Unie op het vlak van groei en werkgelegenheid. Een dergelijk besluit wordt genomen uiterlijk vier maanden na het besluit van de Raad om overeenkomstig artikel 126, lid 9, van het VWEU de betrokken deelnemende lidstaat aan te manen maatregelen te treffen.

Amendement  18

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 7

Verordening (EG) nr. 1467/97

Artikel 7

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

7. In artikel 7 wordt de verwijzing naar "artikel 4, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 3605/93 vervangen door een verwijzing naar "artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 479/2009".

7. Artikel 7 komt als volgt te luiden:

 

"7. Indien een deelnemende lidstaat zich niet voegt naar de opeenvolgende besluiten van de Raad overeenkomstig artikel 126, leden 7 en 9, van het VWEU, wordt het besluit van de Raad om sancties op te leggen, overeenkomstig artikel 126, lid 11, van het VWEU, doorgaans genomen binnen zestien maanden na de in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 479/2009 vastgelegde data voor het verstrekken van gegevens; daarbij wordt rekening gehouden met artikel 9 van het VWEU, in het bijzonder voor wat betreft de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting en de doelstellingen van de Unie op het vlak van groei en werkgelegenheid. Ingeval artikel 3, lid 5, of artikel 5, lid 2, van deze verordening wordt toegepast, wordt de termijn van zestien maanden dienovereenkomstig gewijzigd. In geval van een opzettelijk tekort, waarvan de Raad besluit dat het buitensporig is, wordt een spoedprocedure gevolgd."

Amendement  19

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 8

Verordening (EG) nr. 1467/97

Artikel 8

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

Een besluit van de Raad om overeenkomstig artikel 126, lid 11, van het Verdrag de sancties aan te scherpen, wordt genomen uiterlijk twee maanden na de in Verordening (EG) nr. 479/2009 vastgestelde termijnen voor het verstrekken van gegevens. Een besluit van de Raad om al zijn besluiten of sommige daarvan overeenkomstig artikel 126, lid 12, van het Verdrag in te trekken, wordt zo spoedig mogelijk genomen en in ieder geval uiterlijk twee maanden na de in Verordening (EG) nr. 479/2009 vastgestelde termijnen voor het verstrekken van gegevens.

Een besluit van de Raad, overeenkomstig artikel 126, lid 11, van het VWEU en na raadpleging van het Europees Parlement, om de sancties aan te scherpen, wordt genomen uiterlijk twee maanden na de in Verordening (EG) nr. 479/2009 vastgestelde termijnen voor het verstrekken van gegevens. Een besluit van de Raad om al zijn besluiten of sommige daarvan overeenkomstig artikel 126, lid 12, van het VWEU in te trekken, wordt zo spoedig mogelijk genomen en in ieder geval uiterlijk twee maanden na de in Verordening (EG) nr. 479/2009 vastgestelde termijnen voor het verstrekken van gegevens.

Amendement  20

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 10 – letter a

Verordening (EG) nr. 1467/97

Artikel 10 – lid 1 bis (nieuw)

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

 

1 bis. De Commissie en de Raad delen hun bevindingen uit hoofde van lid 1 mee aan het Europees Parlement.

Amendement  21

Voorstel voor een verordening – wijzigingsbesluit

Artikel 1 – punt 14

Verordening (EG) nr. 1467/97

Artikel 16

 

Door de Commissie voorgestelde tekst

Amendement

De in artikel 12 van deze verordening bedoelde boeten vormen andere ontvangsten als bedoeld in artikel 311 van het Verdrag en worden onder de deelnemende lidstaten die geen buitensporig tekort hebben in de zin van artikel 126, lid 6, van het Verdrag en ten aanzien waarvan geen procedure bij buitensporige onevenwichtigheden in de zin van Verordening (EU) nr. […/…] is ingeleid, verdeeld naar rato van hun aandeel in het totale bruto nationale inkomen (BNI) van de in aanmerking komende lidstaten.

De in artikel 12 van deze verordening bedoelde boeten vormen andere ontvangsten als bedoeld in artikel 311 van het VWEU en worden gebruikt in het kader van een Europees mechanisme voor financiële stabiliteit met als doel de langetermijndoelstellingen van de Unie inzake investeringen en banen te helpen verwezenlijken.

PROCEDURE

Titel

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97van de raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten

Document- en procedurenummers

COM(2010)0522 – C7-0396/2010 – 2010/0276(CNS)

Commissie ten principale

ECON

Advies uitgebracht door

       Datum bekendmaking

EMPL

13.12.2010

 

 

 

Rapporteur voor advies

       Datum benoeming

David Casa

21.10.2010

 

 

Behandeling in de commissie

1.12.2010

25.1.2011

 

 

Datum goedkeuring

16.3.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

39

4

1

Bij de eindstemming aanwezige leden

Regina Bastos, Edit Bauer, Jean-Luc Bennahmias, Pervenche Berès, Mara Bizzotto, Philippe Boulland, David Casa, Alejandro Cercas, Marije Cornelissen, Frédéric Daerden, Karima Delli, Proinsias De Rossa, Frank Engel, Sari Essayah, Richard Falbr, Ilda Figueiredo, Nadja Hirsch, Stephen Hughes, Liisa Jaakonsaari, Danuta Jazłowiecka, Martin Kastler, Ádám Kósa, Patrick Le Hyaric, Veronica Lope Fontagné, Olle Ludvigsson, Elizabeth Lynne, Thomas Mann, Elisabeth Morin-Chartier, Csaba Őry, Rovana Plumb, Konstantinos Poupakis, Sylvana Rapti, Licia Ronzulli, Elisabeth Schroedter, Jutta Steinruck, Traian Ungureanu

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Georges Bach, Raffaele Baldassarre, Sven Giegold, Thomas Händel, Antigoni Papadopoulou, Evelyn Regner

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Liam Aylward, Fiona Hall

PROCEDURE

Titel

Wijziging van Verordening (EG) Nr. 1467/97van de raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten

Document- en procedurenummers

COM(2010)0522 – C7-0396/2010 – 2010/0276(CNS)

Datum raadpleging EP

29.11.2010

Commissie ten principale

       Datum bekendmaking

ECON

13.12.2010

Medeadviserende commissie(s)

       Datum bekendmaking

BUDG

13.12.2010

EMPL

13.12.2010

 

 

Geen advies

       Datum besluit

BUDG

20.10.2010

 

 

 

Rapporteur(s)

       Datum benoeming

Diogo Feio

21.9.2010

 

 

Betwisting rechtsgrondslag

       Datum JURI-advies

JURI

12.4.2011

 

 

 

Behandeling in de commissie

26.10.2010

24.1.2011

22.3.2011

 

Datum goedkeuring

19.4.2011

 

 

 

Uitslag eindstemming

+:

–:

0:

29

7

10

Bij de eindstemming aanwezige leden

Burkhard Balz, Sharon Bowles, Udo Bullmann, Nikolaos Chountis, George Sabin Cutaş, Rachida Dati, Leonardo Domenici, Derk Jan Eppink, Diogo Feio, Elisa Ferreira, Vicky Ford, Ildikó Gáll-Pelcz, José Manuel García-Margallo y Marfil, Jean-Paul Gauzès, Sven Giegold, Sylvie Goulard, Liem Hoang Ngoc, Wolf Klinz, Jürgen Klute, Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, Philippe Lamberts, Astrid Lulling, Arlene McCarthy, Íñigo Méndez de Vigo, Ivari Padar, Alfredo Pallone, Anni Podimata, Antolín Sánchez Presedo, Olle Schmidt, Edward Scicluna, Peter Simon, Theodor Dumitru Stolojan, Ivo Strejček, Kay Swinburne, Marianne Thyssen, Ramon Tremosa i Balcells, Corien Wortmann-Kool

Bij de eindstemming aanwezige vaste plaatsvervanger(s)

Marta Andreasen, Herbert Dorfmann, Robert Goebbels, Carl Haglund, Krišjānis Kariņš, Barry Madlener, Thomas Mann, Claudio Morganti, Andreas Schwab

Bij de eindstemming aanwezige plaatsvervanger(s) (art. 187, lid 2)

Karima Delli

Datum indiening

2.5.2011