Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2012/2041(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0373/2012

Ingediende teksten :

A7-0373/2012

Debatten :

PV 10/12/2012 - 22
CRE 10/12/2012 - 22

Stemmingen :

PV 11/12/2012 - 8.18
CRE 11/12/2012 - 8.18
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2012)0483

Aangenomen teksten
PDF 240kWORD 38k
Dinsdag 11 december 2012 - Straatsburg
De microbiële uitdaging - het toenemende gevaar van antimicrobiële resistentie
P7_TA(2012)0483A7-0373/2012

Resolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 over de microbiële uitdaging - het toenemende gevaar van antimicrobiële resistentie (2012/2041(INI))

Het Europees Parlement,

–  gezien de conclusies van de Raad van 22 juni 2012 over „De gevolgen van antimicrobiële resistentie in de volksgezondheidssector en de veterinaire sector – een ”één gezondheid„-perspectief”,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 15 november 2011 over een actieplan tegen het toenemende gevaar van antimicrobiële resistentie (COM(2011)0748),

–  gezien de aanbeveling van de Commissie van 27 oktober 2011 betreffende het gezamenlijk programmeringsinitiatief voor onderzoek „De microbiële uitdaging – een nieuwe bedreiging van de menselijke gezondheid” (C(2011)7660),

–  gezien zijn resolutie van 27 oktober 2011 over het gevaar van antimicrobiële resistentie voor de volksgezondheid(1),

–  gezien zijn resolutie van 12 mei 2011 over antibioticaresistentie(2),

–  gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 18 november 2009 over antimicrobiële resistentie (SANCO/6876/2009r6),

–  gezien het gezamenlijke technische verslag van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA) van 17 september 2009 met de titel „The bacterial challenge: time to react”, waarin wordt gepleit voor de ontwikkeling van nieuwe antibiotica om te kunnen optreden tegen infecties veroorzaakt door multiresistente bacteriën(3),

–  gezien het tweede gezamenlijke verslag van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en het Europees Centrum voor ziektepreventie en ­bestrijding (ECDC) van 14 maart 2012 over antimicrobiële resistentie bij zoönotische bacteriën in mensen, dieren en voedsel(4),

–  gezien de conclusies van de Raad van 10 juni 2008 over antimicrobiële resistentie,

–  gezien de conclusies van de Raad van 1 december 2009 over innovatieve stimuli voor effectieve antibiotica,

–  gezien de aanbeveling van de Raad van 9 juni 2009 betreffende patiëntveiligheid, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties(5),

–  gezien de derde herziening van de lijst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) met cruciale antibiotica voor de menselijke geneeskunde (verslag van de derde vergadering van de adviesgroep van de WHO voor geïntegreerd toezicht op antimicrobiële resistentie, 14 t/m 17 juni 2011, Oslo, Noorwegen) en gezien de lijst van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) met antimicrobiële stoffen van veterinair belang (OIE-lijst, mei 2007) en latere verbeteringen aan deze lijst,

–  gezien het tweede verslag van de Commissie aan de Raad van 9 april 2010 op basis van de verslagen van de lidstaten over de uitvoering van de aanbeveling van de Raad (2002/77/EG) betreffende het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde (COM(2010)0141), en gezien het werkdocument van de Commissie dat bij dit verslag hoort (SEC(2010)0399),

–  gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding, die het gebruik van antibiotica als groeibevorderaar verbiedt(6),

–  gezien aanbeveling 2002/77/EG van de Raad van 15 november 2001 betreffende het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde(7) en gezien de resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2001 over het voorstel voor deze aanbeveling(8),

–  gezien de mededeling van de Commissie van 20 juni 2001 over een communautaire strategie tegen antimicrobiële resistentie (COM(2001)0333),

–  gezien zijn resolutie van 5 mei 2010 over de evaluatie en beoordeling van het actieplan inzake het welzijn van dieren 2006-2010(9),

–  gezien de aanbevelingen voor toekomstige samenwerking tussen de Verenigde Staten en de EU in het kader van de trans-Atlantische taskforce voor antimicrobiële resistentie (TATFAR)(10),

–  gezien de richtlijnen van de Codex Alimentarius voor risicoanalyse inzake door voedsel veroorzaakte antimicrobiële resistentie(11),

–  gezien de gedragscode van de Codex Alimentarius om antimicrobiële resistentie tot een minimum te beperken en onder controle te houden (CAC/RCP 61-2005),

  gezien de voorbereidende actie met als titel: „Antimicrobiële resistentie (AMR): onderzoek naar de oorzaken van grootschalig en onjuist gebruik van antibiotica”, zoals goedgekeurd door het Parlement in het kader van de EU-begroting voor het begrotingsjaar 2012, die gericht is op de bestudering van het probleem van onjuist gebruik en ongepaste verkoop van antimicrobiële stoffen met of zonder voorschrift, overal in de keten – van dokter en apotheker tot patiënt –, met aandacht voor het gedrag van alle betrokken actoren,

–  gezien artikel 48 van zijn Reglement,

–  gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en het advies van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A7-0373/2012),

A.  overwegende dat de toenemende resistentie tegen medicijnen het logische en onvermijdelijke gevolg is van behandelingen met antibiotica; overwegende dat dit proces kan worden versneld bij een buitensporig en onoordeelkundig gebruik van antibiotica in de menselijke geneeskunde en de diergeneeskunde, zeker als dit gepaard gaat met een gebrekkige hygiëne en een ontoereikende infectiebestrijding, want het ondermijnt de doeltreffendheid van de bestaande antibiotica, die sowieso al dun gezaaid zijn;

B.  overwegende dat de resistentie van bepaalde bacteriën tegen antibiotica in een aantal lidstaten maar liefst 25% of meer bedraagt;

C.  overwegende dat het probleem van antimicrobiële resistentie grotendeels voortkomt uit verkeerd, veelal buitensporig, gebruik van antibiotica;

D.   overwegende dat veel lidstaten niet beschikken over een solide wettelijk en regelgevend kader om rationeel gebruik van medicijnen verplicht te stellen en te ondersteunen;

E.  overwegende dat bacteriën met antimicrobiële resistentie in de EU, IJsland en Noorwegen alleen al verantwoordelijk zijn voor zowat 400 000 infecties en 25 000 doden, en dat de bijkomende kosten op het gebied van gezondheidszorg en productiviteitsverlies in dit verband oplopen tot 1,5 miljard euro;

F.  overwegende dat de toenemende antimicrobiële resistentie een complex en grensoverschrijdend gegeven is waarop een groot aantal onderling verbonden factoren invloed uitoefenen; overwegende dat er veel interventiemaatregelen nodig zijn op verschillende niveaus, en dat zich in dit verband een nauwe internationale en intersectorale samenwerking opdringt;

G.  overwegende dat de ontwikkeling van nieuwe antibiotica steeds meer achteropraakt ten opzichte van de toenemende antimicrobiële resistentie; overwegende dat sinds de jaren zeventig slechts drie nieuwe systemische antibiotica tegen multiresistente Gram-positieve bacteriën(12) werden ontwikkeld; overwegende dat twee derde van de door antimicrobiële resistentie veroorzaakte sterfgevallen in de Unie te wijten is aan Gram-negatieve bacteriën, en dat er hiervoor op korte termijn geen nieuwe antibiotica op de markt worden verwacht;

H.  overwegende dat, aangezien er weinig nieuwe antibiotica worden ontwikkeld, het van cruciaal belang is dat de bestaande antibiotica zo lang mogelijk op een doeltreffende manier gebruikt blijven worden door middel van verstandige toediening, preventieve maatregelen tegen de verspreiding van infecties, vaccinaties, alternatieve behandelingen en gecontroleerde antimicrobiële dosering;

I.  overwegende dat het enige vaccin tegen tuberculose dat momenteel beschikbaar is (BCG) 90 jaar geleden ontwikkeld is en geen bescherming biedt tegen de meest voorkomende vorm van tbc, longtuberculose;

J.  overwegende dat de behandeling van tuberculose berust op antibiotica die decennia geleden zijn ontwikkeld en waarvan een groot aantal ernstige giftige bijwerkingen heeft;

K.  overwegende dat antimicrobiële resistentie zowel mens als dier treft en gevaarlijke gevolgen heeft voor hun gezondheid; overwegende dat er een nader te onderzoeken verband bestaat tussen de toediening van antibiotica bij dieren en de toenemende resistentie bij mensen, en dat er daarom een gecoördineerde sectoroverschrijdende beleidsaanpak inzake antimicrobiële resistentie nodig is, op basis van het „één gezondheid”-beginsel en gericht op zowel de artsen als de gebruikers in iedere sector;

L.  overwegende dat er op Europees niveau nog steeds te weinig gedetailleerde en vergelijkbare gegevens voorhanden zijn om te kunnen komen tot een globale internationale monitoring en analyse van het verband tussen het gebruik van antibiotica en antimicrobiële resistentie;

M.  overwegende dat, ondanks het primaire doel van landbouwers om hun vee gezond en productief te houden met goede landbouwpraktijken (hygiëne, het juiste diervoeder, geschikte fokmethoden en goed veebeheer) dieren toch ziek kunnen worden, en dat er dus geschikte therapie en diergeneesmiddelen beschikbaar moeten zijn om die ziekten te behandelen;

N.  overwegende dat er tot nu toe geen eenduidige definitie bestaat van „preventieve behandeling” en dat de uiteenlopende interpretaties daarvan voortdurend tot meningsverschillen leiden;

O.  overwegende dat personen die betrokken zijn bij het gebruik van antibiotica, zoals beleidsmakers, mensen die werkzaam zijn in de gezondheidszorg en het grote publiek, moeten worden voorgelicht om de nodige veranderingen teweeg te brengen in het gedrag van de degenen die de medicijnen voorschrijven, verstrekken of gebruiken;

P.  overwegende dat antibiotica in bepaalde lidstaten nog altijd zonder voorschrift verkrijgbaar zijn, en dat deze praktijk het probleem van antimicrobiële resistentie alleen maar verergert;

Q.  overwegende dat een gebrekkige naleving van de fundamentele hygiënevoorschriften bij mensen, bijvoorbeeld in ziekenhuizen maar ook in de privésfeer, tot een verdere verspreiding van antimicrobiële ziekteverwekkers leidt;

R.   overwegende dat in de strijd tegen antimicrobiële resistentie een cruciale rol is weggelegd voor de diagnostiek, die meer moet inzetten op gerichte behandelingsmethoden;

1.  is van mening dat, hoewel vrijwel alle lidstaten een eigen strategie met betrekking tot antimicrobiële resistentie hebben ontwikkeld in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad betreffende het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde, er tot dusver weinig vooruitgang is geboekt en de resultaten sterk uiteenlopen van land tot land; verzoekt de regeringen van de lidstaten zich ten volle in te spannen voor de uitvoering van hun nationale strategieën, en dit binnen de gestelde termijnen;

2.  is ingenomen met het strategische vijfjarenactieplan van de Commissie over de bestrijding van antimicrobiële resistentie, maar stelt met bezorgdheid vast dat veel van de actiepunten verwijzen naar maatregelen die tien jaar geleden voorgeschreven waren in de aanbeveling van de Raad van 15 november 2001 betreffende het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde;

3.  stelt vast dat het actieplan van de Commissie weliswaar een stap in de goede richting is, maar dat het niet ver genoeg gaat om de toenemende wereldwijde dreiging van antimicrobiële resistentie onder controle te houden; is van mening dat de in het actieplan aanbevolen maatregelen zo spoedig mogelijk moeten worden uitgevoerd; verzoekt de Commissie dan ook om een geïntegreerde routekaart waarin relevante beleidsreacties worden geschetst, met inbegrip van eventuele wettelijke maatregelen;

4.  onderstreept dat het actieplan moet gelden voor alle dieren die onder de EU-strategie inzake dierenwelzijn vallen, dus ook voor huisdieren en dieren die voor sport worden gebruikt, en de nadruk moet leggen op het logische verband tussen de gezondheid van dieren en het gebruik van antibiotica, en tussen de gezondheid van dieren en die van de mens;

Verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde en de diergeneeskunde

5.  onderstreept dat iedere strategie tegen antimicrobiële resistentie er in de eerste plaats op gericht is de doeltreffendheid van de bestaande antibiotica te handhaven door in te zetten op een verantwoord gebruik op het correcte behandelingsniveau, alleen indien het niet anders kan en op basis van een voorschrift voor een welbepaalde periode en een adequate dosering, alsook door het gebruik van antibiotica in het algemeen en van cruciale antibiotica(13) in de menselijke geneeskunde en de diergeneeskunde in het bijzonder terug te dringen, waarbij ook de OIE-lijst van tel is; onderstreept de ultieme behoefte aan een actieve holistische benadering die gebaseerd is op het „één gezondheid”-perspectief, teneinde te komen tot een betere en efficiëntere coördinatie tussen de volksgezondheidssector en de veterinaire sector; pleit voor een versterkt toezicht op het gebruik van antibiotica bij baby's en jonge kinderen, alsmede bij klinische behandelingen waar het gebruik van antibiotica moet worden gecontroleerd en gemeten;

6.  wijst erop dat het gebruik van antimicrobiële middelen in subtherapeutische doses in de EU verboden is;

7.  benadrukt dat er meer inspanningen nodig zijn om het gebruik van antibiotica in de menselijke geneeskunde en de diergeneeskunde te controleren; keurt het gangbare profylactisch gebruik van antibiotica in de veehouderij ten stelligste af; onderschrijft de conclusies van de Raad van 22 juni 2012 waarin de lidstaten worden opgeroepen het profylactisch gebruik van antibiotica te beperken tot gevallen met vastomlijnde klinische behoeften, en het voorschrijven en gebruiken van antibiotica voor de massale behandeling van vee te beperken tot gevallen waarin een dierenarts heeft vastgesteld dat het klinisch en in voorkomend geval epidemiologisch duidelijk gerechtvaardigd is alle dieren te behandelen; benadrukt dat de sectoren veehouderij en aquacultuur zich moeten concentreren op ziektepreventie door een goede hygiëne in acht te nemen, de dieren goed onder te brengen, goede veehouderijpraktijken toe te passen en strenge bioveiligheidsmaatregelen te treffen in plaats van preventief gebruik te maken van antibiotica; is van mening dat de controle op ingevoerd voedsel uit niet-lidstaten moeten worden aangescherpt, voornamelijk vanwege het feit dat zulke importen verdachte sporen van antibiotica kunnen bevatten;

8.  stelt vast dat antimicrobiële resistentie bij dieren verschilt naargelang van de diersoort en het type veehouderij;

9.  verzoekt de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) bijzondere aandacht te besteden aan het toezicht op en de analyse van de situatie inzake antimicrobiële resistentie onder de veestapel in de gehele EU;

10.  dringt aan op verstandig en verantwoordelijk gebruik van antibiotica bij dieren en op meer voorlichting aan dierenartsen en landbouwers om hen te helpen de verspreiding van antimicrobiële resistentie tegen te gaan; pleit voor de uitwisseling van beste praktijken om de verspreiding van antimicrobiële resistentie tegen te gaan, zoals richtsnoeren voor een verstandig gebruik van antibiotica;

11.  roept de lidstaten op elektronische registratiesystemen te gebruiken om te waarborgen dat de gebruikspatronen op individuele boerderijen adequaat zijn, zodat een verantwoordelijk en minimaal gebruik gewaarborgd is;

12.  benadrukt dat de voorschriften voor maatregelen ter bevordering van het welzijn en de gezondheid van vee moeten worden herzien om het gebruik van diergeneesmiddelen terug te dringen; verzoekt de Commissie om de huidige bepalingen inzake de maximale veedichtheid in de veehouderij te heroverwegen, aangezien de grootte van de veestapel het vandaag vaak moeilijk maakt om dieren individueel of in kleine groepen te behandelen, wat aanzet tot profylactisch gebruik van antibiotica; wijst erop dat foklijnen met een hoge resistentie tegen ziekten ertoe kunnen bijdragen dat er voor fokvee steeds minder geneesmiddelen hoeven te worden gebruikt, maar is van mening dat dit niet in de plaats mag komen van goed beheer van het boerenbedrijf en goede veeteeltsystemen;

13.  is het met de Commissie eens dat de regelgeving voor diergeneesmiddelen en diervoeder met medicinale werking aangescherpt moet worden en dringt erop aan dat bij de formulering en handhaving van EU-voorschriften een consistente lijn wordt aangehouden;

14.  dringt aan op de invoering van betrouwbare benaderingen om antimicrobiële resistentie in de veehouderij aanzienlijk terug te dringen; stelt vast dat daarbij met name aandacht moet worden geschonken aan het houden van jonge dieren, daar deze vaak van verschillende fokkers afkomstig zijn en daarom gevaar op infecties lopen als zij bij elkaar worden gevoegd;

15.  verzoekt de Commissie met een wetgevingsvoorstel te komen om ervoor te zorgen dat de veterinaire sector het gebruik van voor de mens bestemde cruciale antibiotica van de derde en vierde generatie beperkt; benadrukt dat een dergelijk voorstel moet uitgaan van op feiten gebaseerde Europese richtsnoeren voor het verstandig gebruik van antibiotica in de diergeneeskunde;

16.  is van mening dat de geplande herziening van Richtlijn 2001/82/EG een belangrijke mogelijkheid biedt om over te gaan tot doeltreffende maatregelen waarmee antimicrobiële resistentie kan worden ingeperkt, met name strengere voorschriften inzake geneesmiddelen voor dieren:

   het recht om antibiotica voor dieren voor te schrijven moet worden voorbehouden aan gekwalificeerde dierenartsen;
   het recht om antibiotica voor te schrijven moet worden losgekoppeld van het recht om ze te verkopen, zodat de financiële stimulans om antibiotica voor te schrijven wegvalt;

17.  verzoekt de Commissie gevolg te geven aan haar actieplan tegen antimicrobiële resistentie met concrete initiatieven om de twaalf actiepunten uit te voeren en voor het einde van 2013 haar voortgangsverslag over de uitvoering van het actieplan tegen antimicrobiële resistentie te publiceren, en benadrukt dat in dit verslag een overzicht moet worden opgenomen van de daling van het gebruik van antibiotica voor dieren in elke lidstaat;

18.  benadrukt dat er wezenlijke verschillen bestaan tussen de lidstaten in hoe antibiotica worden gebruikt en verspreid; verzoekt de Commissie de uitvoering van de relevante EU-wetgeving op het gebied van antibiotica te evalueren en te monitoren, vooral wat betreft het verbod op het gebruik van antibiotica in de volksgezondheidssector en de veterinaire sector zonder voorschrift en als groeibevorderaar in diervoeder;

19.  verzoekt de Commissie de voorwaarden om antibiotica voor te schrijven en te verkopen onder de loep te nemen om na te gaan of praktijken in de gezondheidszorg voor mens en dier tot het nodeloos voorschrijven en bovenmatig of onjuist gebruiken van antibiotica leiden;

20.  roept de Commissie en de lidstaten op inspanningen aan te moedigen om ervoor te zorgen dat er in alle ziekenhuizen epidemiologen werkzaam zijn;

21.  verzoekt de Commissie het gebruik van nanozilver in consumentenproducten te controleren, aangezien daardoor een grotere resistentie van micro-organismen tegen zilver, onder andere nanozilver en zilververbindingen, kan ontstaan, waardoor het nut van nanozilver in medische apparatuur en andere medische toepassingen kan afnemen;

22.  onderstreept dat de nauwkeurigheid van diagnoses moet worden verhoogd en er meer gebruik moet worden gemaakt van diagnostiek om het gebruik van antibiotica te kunnen terugdringen;

23.  verzoekt de Commissie en de lidstaten inspanningen aan te moedigen om uitbraken in ziekenhuizen, alsmede de mogelijke rol die de verspreiding van medicijnresistente klonen speelt in dergelijke uitbraken, stelselmatig te onderzoeken;

Preventie

24.  wil dat onjuist gebruik en de ongecontroleerde toegang tot antibiotica, onder meer via de steeds frequentere praktijk van illegale onlineverkoop, aan banden wordt gelegd en toont zich daarom verheugd over de initiatieven van de lidstaten om het juridisch statuut te herzien van alle oraal, via inhalering en parenteraal toegediende antimicrobiële stoffen (waaronder antibiotica tegen malaria, virussen en schimmels) die patiënten op dit moment nog zonder voorschrift kunnen verkrijgen; benadrukt dat antibiotica niet zonder voorschrift verkrijgbaar mogen zijn, aangezien dat aanzet tot zelfbehandeling, waarbij vaak wordt uitgegaan van onjuiste veronderstellingen; verzoekt de lidstaten om meer bewustzijn te creëren tegen de losse of illegale verkoop van antibiotica in zowel de volksgezondheidssector als de veterinaire sector;

25.  wijst op de belangrijke rol van vaccins in het beperken van de verspreiding van antimicrobiële resistentie, aangezien er daardoor minder infecties bij mens en dier moeten worden behandeld en de behoefte aan antibiotica vermindert, maar is van mening dat dit, wat de veehouderij betreft, niet in de plaats mag komen van goed beheer van het boerenbedrijf en goede veeteeltsystemen; verzoekt de Commissie na te gaan welke verdere preventieve maatregelen er genomen kunnen worden om de verspreiding van infecties en ziekten in de veehouderij terug te dringen;

26.  stelt voor dat er maatregelen worden getroffen om duurzame veeteeltsystemen te promoten die gebaseerd zijn op goede beheermethodes welke een zo efficiënt mogelijk gebruik van hulpbronnen waarborgen en de afhankelijkheid van landbouwers van dure en niet-duurzame, met grote risico's voor mens en milieu verbonden middelen verminderen;

27.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om in samenwerking met de bevoegde EU-agentschappen richtsnoeren uit te werken en te verspreiden die ervoor kunnen zorgen dat het onnodige en oneigenlijke gebruik van antibiotica in de menselijke geneeskunde, de diergeneeskunde, de veehouderij, de landbouw, de aquacultuur en de tuinbouw wordt teruggedrongen;

28.  verzoekt de Commissie bij de aanstaande herziening van de Europese diergeneesmiddelenwetgeving diervoeder met medicinale werking als „geneesmiddelen” en niet als „voeder” in te delen om te garanderen dat ook in de toekomst het gevoelige onderwerp diervoeder met medicinale werking volgens de maatstaven van de geneesmiddelenwetgeving gecontroleerd en van overheidswege onderzocht wordt, en dat diervoeder met medicinale werking alleen op voorschrift verkrijgbaar blijft;

29.  onderstreept dat de preventie en het beheer van infecties cruciale elementen zijn in de strijd tegen antimicrobiële resistentie; roept de lidstaten op om het beheer van infecties te verbeteren en om degelijke hygiënenormen vast te stellen en te bevorderen, vooral op het gebied van handhygiëne in gevoelige omgevingen zoals zorginstellingen, teneinde de verspreiding van infecties te voorkomen en de behoefte aan antibiotica terug te dringen; verzoekt de Commissie en de lidstaten om beste praktijken voor de preventie en de beperking van zorginfecties uit te wisselen, en om het onderzoek naar de epidemiologie van zorginfecties die het gevolg zijn van de MRSA-bacterie, C. difficile of andere opkomende multiresistente organismen te verbreden;

Ontwikkeling van nieuwe antibiotica of alternatieve behandelingen

30.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om de ontwikkeling te ondersteunen van nieuwe en innovatieve publiek-private ondernemingsmodellen die investeringen in onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe antibiotica en diagnoseapparatuur loskoppelen van verkoopcijfers, waardoor er meer en goedkopere behandelingen beschikbaar zouden worden en het onoordeelkundig gebruik van bestaande antibiotica zou afnemen;

31.  dringt aan op meer en beter gecoördineerd onderzoek naar nieuwe antibiotica, naar andere alternatieven (vaccinatie, bioveiligheid, fokken op resistentie) en naar empirisch onderbouwde strategieën om infectieziekten bij dieren te voorkomen en te beheersen;

32.  verzoekt de Commissie en de lidstaten hun activiteiten op het vlak van onderzoek en ontwikkeling te intensiveren zodat er nieuwe instrumenten kunnen worden gevonden om de strijd aan te binden tegen tuberculose en medicijnresistente tuberculose;

33.  roept de Commissie op om te investeren in onderzoek en ontwikkeling gericht op alternatieven voor het gebruik van antibiotica in productieprocessen binnen de veeteelt, en om innovatie in landbouwpraktijken te ondersteunen, conform de doelstellingen van het toekomstig Europees innovatiepartnerschap inzake productiviteit en duurzaamheid in de landbouw;

34.  onderstreept dat er voorzichtig moet worden omgesprongen met cruciale antibiotica en met nieuwe antimicrobiële middelen en methoden in de menselijke geneeskunde en de diergeneeskunde; benadrukt dat het nodig is om het gebruik van cruciale antibiotica slechts toe te staan in welbepaalde gevallen;

35.  verzoekt de Commissie en de lidstaten nieuwe regelgevingsopties te overwegen, onder meer inzake overdraagbare intellectuele-eigendomsrechten en verlengingen van de octrooiduur, teneinde privé-investeringen in de ontwikkeling van antibiotica te stimuleren;

36.  wijst op het belang van toegang tot snelle, betrouwbare en betaalbare diagnoseapparatuur bij de ontwikkeling van nieuwe behandelingsstrategieën;

37.  roept de Commissie en de lidstaten op nieuwe regelgevingsopties te overwegen die gericht zijn op het subsidiëren van onderzoek naar nieuwe antibiotica en die fiscaal gunstig kunnen zijn voor zowel de publieke als de particuliere sector;

38.  verzoekt de Commissie en de lidstaten betere stimulansen in het leven te roepen voor samenwerking tussen de publieke en de particuliere sector teneinde het onderzoek naar en de ontwikkeling van antibiotica een nieuwe impuls te geven; is van mening dat het delen van kennis en het bundelen van hulpbronnen door middel van innovatieve publiek-private partnerschappen van cruciaal belang is om klinische doeltreffendheid en de beschikbaarheid van bestaande antibiotica te garanderen;

39.  verzoekt de Commissie om er, als onderdeel van de Europa 2020-strategie, voor te zorgen dat landbouwers in alle EU-lidstaten toegang kunnen hebben tot slimme, doeltreffende en alternatieve hulpmiddelen om hun dieren te genezen, ook voor kleinschalig gebruik en kleine diersoorten, die momenteel kampen met een aanzienlijk gebrek aan diergeneesmiddelen;

40.  verzoekt de Commissie te zorgen voor de ontwikkeling en de beschikbaarheid van meer hulpmiddelen op de boerderij om een vroege, snelle diagnose te kunnen stellen en ziekten in de hand te houden, alsmede voor een breed en doeltreffend diagnosesysteem op nationaal niveau met het oog op snelle resultaten bij de uitvoering van bacteriologisch onderzoek;

Toezicht en rapportage

41.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om meer samenwerking en coördinatie bij de vroegtijdige opsporing van en alerte en gecoördineerde responsprocedures met betrekking tot pathogene bacteriën met antimicrobiële resistentie in mensen, dieren (ook vissen) en voedsel, teneinde de omvang en de evolutie van de antimicrobiële resistentie op de voet te kunnen volgen; verzoekt de lidstaten in dit verband met klem om nationale gegevensbanken op te zetten volgens uniforme maatstaven, waarin verdelers, dierenartsen en landbouwers de verstrekking en het gebruik van antibiotica moeten documenteren;

42.  benadrukt dat betrouwbare informatie over het gebruik van antibiotica in een aantal lidstaten nog steeds ontbreekt; benadrukt dat de nationale toezichtsystemen in de volksgezondheidssector en de veterinaire sector moeten worden verenigd in een Europees netwerk op basis van uniforme normen voor alle lidstaten, teneinde duidelijke, vergelijkbare, transparante en tijdige referentiegegevens op het gebied van antibioticagebruik te verzamelen; is van mening dat hierbij moet worden uitgegaan van de bestaande toezichtnetwerken onder auspiciën van de EFSA, het Europees Netwerk voor de surveillance van de consumptie van antimicrobiële stoffen van het ECDC (ESAC-Net), het Europees Netwerk voor de surveillance van antimicrobiële resistentie van het ECDC (EARS-Net), het Netwerk voor ziekten uit voeding en water van het ECDC (FWD-Net), en het Europees Toezicht op veterinaire antimicrobiële consumptie van het EMA (ESVAC);

43.  is van mening dat de verzamelde gegevens over het gebruik van antibiotica uitsluitend toegankelijk mogen zijn voor de betrokken deskundigen, autoriteiten en besluitvormers;

44.  herinnert eraan dat het in zijn resolutie van 12 mei 2011 over antibioticaresistentie heeft onderstreept dat er een volledig overzicht nodig is van de vraag wanneer, waar, hoe en voor welke dieren antibiotica worden gebruikt; vindt dat dergelijke gegevens onverwijld moeten worden verzameld, geanalyseerd en gepubliceerd door de Commissie en dat de verzamelde gegevens moeten worden geharmoniseerd en onderling vergelijkbaar moeten worden gemaakt om tot een degelijke analyse te komen en doeltreffende, gecoördineerde en soortgerichte maatregelen te kunnen treffen die zijn toegesneden op de verschillende categorieën veehouderij, teneinde antimicrobiële resistentie zowel op het niveau van de EU als op dat van de lidstaten te kunnen bestrijden;

45.  dringt er bij de Commissie op aan in haar voortgangsverslag over de uitvoering van het actieplan tegen antimicrobiële resistentie een overzicht op te nemen van de daling van het gebruik van antibiotica voor dieren in elke lidstaat;

46.  verzoekt de Commissie om de lidstaten met behulp van databanken te verplichten tot een efficiënter en algemeen toezicht op het gebruik van antibiotica in de gehele veehouderijsector; wijst erop dat registratie van het gebruik van antibiotica in landbouwbedrijven nu al verplicht is;

47.  dringt er bij de lidstaten op aan te voorzien in gescheiden toezicht op en controle van resistentie bij vee, huisdieren, dieren die voor sport worden gebruikt, enz., zonder dat daardoor bijkomende financiële of administratieve lasten voor landbouwers, veehouders of dierenartsen ontstaan;

48.  verzoekt de lidstaten om nauwere samenwerking tussen bevoegde instanties en sectoren te bevorderen teneinde een meer geïntegreerde benadering met betrekking tot de gezondheid van mens en dier aan te moedigen, en om toe te zien op de uitvoering van nationale strategieën tegen antimicrobiële resistentie;

49.  beklemtoont dat systemen voor duurzame voedselproductie moeten worden ondersteund, omdat ze in tegenstelling tot „industriële veeteelt” mogelijk minder worden blootgesteld aan antimicrobiële resistentie;

50.  verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat toekomstige metingen en rapportages over het gebruik van antibiotica in zowel de volkgezondheidssector als de veterinaire sector worden uitgebreid, waarbij niet alleen de totale hoeveelheid gebruikte antibiotica wordt getoond maar ook de soorten antibiotica, behandelingsperioden, enz.;

Communicatie, onderwijs en opleiding

51.  merkt op dat het slechts mogelijk is om tot een oordeelkundig gebruik van antibiotica te komen als er een verandering optreedt in de mentaliteit, het gedrag en de voorlichting van patiënten, landbouwers, artsen, dierenartsen en andere beroepsgroepen die met menselijke geneeskunde of diergeneeskunde te maken hebben; meent dat er behoefte is aan bijkomende en doeltreffendere maatregelen op nationaal en Europees niveau op het gebied van en onderwijs en opleiding alsook aan uitvoerige voorlichting op school, in regel vanaf jonge leeftijd, om mensen bewust te maken van de gevolgen van het onjuist gebruik van antibiotica;

52.  wijst erop dat een van de meest voorkomende aanleidingen voor het gebruik van antibiotica de behandeling van een gewone verkoudheid is, en dat het goed zou zijn als het publiek inzag dat een verkoudheid een virusinfectie is en dat antibiotica slechts helpen bij bacteriële infecties;

53.  is verheugd over de jaarlijkse Europese dag voor de bewustmaking over antibiotica (18 november), die in het leven is geroepen om het verstandig gebruik van antibiotica te bevorderen; meent echter dat deze dag onvoldoende bekend is en dat het potentieel ervan kan worden gemaximaliseerd door meer politieke steun op nationaal en Europees niveau, een bredere benadering waarin ook dieren opgenomen zijn, en gecoördineerde, innovatieve en invloedrijke campagnes waarin wordt voortgebouwd op de tijdens eerdere succesvolle Europese en internationale projecten verworven ervaring; verzoekt de Commissie het hele jaar door informatie over het correcte gebruik van voorgeschreven antibiotica aan te bieden;

54.  verzoekt de Commissie – in de wetenschap dat het verstrekken van informatie aan burgers, en dus niet alleen aan mensen die werkzaam zijn in de gezondheidszorg of de diergeneeskunde, essentieel is om het bewustzijn en bijgevolg de preventie te bevorderen – een lijst met beste praktijken op te stellen met betrekking tot de uitvoering van doeltreffende communicatiecampagnes en professionele opleidingen ter bewustmaking van het gevaar van antimicrobiële resistentie, zoals de praktijken van het Europees Platform voor verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen (EPRUMA), dat veel belanghebbenden kent, teneinde de doeltreffende uitvoering van dergelijke bewustmakingscampagnes te ondersteunen;

55.  is van mening dat er doeltreffende voorlichtingscampagnes moeten worden ontwikkeld om mensen bewust te maken van de gevaren van de onbedoelde verspreiding van antimicrobiële ziekteverwekkers in ziekenhuizen en in de privésfeer, alsook van manieren om dit te voorkomen;

56.  verzoekt de Commissie in haar studie naar de verbetering van de bijsluiter en de feitelijke informatie over het medicijn onderzoek te doen naar manieren om patiënten beter te informeren over het antibioticum in kwestie, bijvoorbeeld door er een waarschuwing in op te nemen in de zin van: „Gebruik dit antibioticum alleen als een arts het u voorgeschreven heeft en dien het toe volgens het voorschrift. Een onjuist gebruik van antibiotica kan resistentie veroorzaken die schadelijk kan zijn voor u en andere mensen.”;

Internationale samenwerking

57.  onderstreept dat de steeds grotere internationale mobiliteit en vooral de mondialisering van de handel in voedsel en diervoeder ertoe kan leiden dat antimicrobiële resistentie nog meer verspreid wordt over de grenzen heen; is van mening dat de enige manier om het gevaar van antimicrobiële resistentie voor de wereldwijde volksgezondheid te bezweren erin bestaat zo snel mogelijk een geïntegreerde internationale aanpak uit te werken; zo wordt dubbel werk vermeden en kan een kritische massa ontstaan;

58.  erkent het belang van de internationale initiatieven van de WHO, de OIE, de FAO en andere relevante mondiale organisaties; benadrukt evenwel dat deze internationale normen en richtsnoeren slechts effect hebben als ze overal worden nageleefd; verzoekt de Commissie in haar evaluatie van de uitvoering van het huidige actieplan tegen antimicrobiële resistentie verslag uit te brengen over de vooruitgang van de lidstaten inzake de naleving van belangrijke internationale afspraken op het gebied van antimicrobiële resistentie;

59.  is verheugd over de oprichting van de trans-Atlantische taskforce voor antimicrobiële resistentie (TATFAR) en over de in september 2011 geformuleerde reeks aanbevelingen voor toekomstige samenwerking tussen de EU en de Verenigde Staten; benadrukt met name het belang van specifieke acties voor:

   de verzameling en uitwisseling van vergelijkbare gegevens met betrekking tot antibiotica voor mensen en dieren;
   de ontwikkeling van gemeenschappelijke blauwdrukken op basis van beste praktijken voor de omgang met gezondheidsinfecties;
   versterkte samenwerking tussen de Amerikaanse Food and Drug Administration en het Europees Geneesmiddelenbureau inzake een gecoördineerde aanpak ter bevordering van de ontwikkeling van antibiotica en van nieuwe regelgeving op dit gebied, vooral met betrekking tot de klinische testfase;

60.  verzoekt de Commissie het werk van de TATFAR voort te zetten en samen met andere mondiale partners soortgelijke multilaterale en bilaterale toezeggingen voor de preventie en controle van antimicrobiële resistentie te bevorderen;

61.  dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan initiatieven voor wereldwijd risicobeheer aan te moedigen en te bevorderen, zoals de WHO-lijst van cruciale antibiotica voor de menselijke geneeskunde en de OIE-lijst van antimicrobiële stoffen van veterinair belang;

62.  steunt de internationale benadering van de controle op vervalste antibiotica, in overeenstemming met de WHO-richtsnoeren;

o
o   o

63.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de lidstaten.

(1) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0473.
(2) PB C 377 E van 7.12.2012, blz.131.
(3) http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Report/2009/11/WC500008770.pdf.
(4) http://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/2598.htm EFSA Journal 2012;10(3):2598 [233 blz.].
(5) PB C 151 van 3.7.2009, blz. 1.
(6) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(7) PB L 34 van 5.2.2002, blz.13.
(8) PB C 112 E van 9.5.2002, blz. 106.
(9) PB C 81 E van 15.3.2011, blz.25.
(10) http://ecdc.europa.eu/en/activities/diseaseprogrammes/TATFAR/Documents/210911_TATFAR_Report.pdf.
(11) CAC/GL 77- 2011.
(12) Verwijst naar het behoud of de afstoting van de paarse kleur van de vloeistof die wordt gebruikt in de Gram-methode voor de kleuring van micro-organismen; de classificatie van bacteriën gebeurt vaak op basis van hun verkleuringseigenschappen.
(13) Verslag van de derde vergadering van de adviesgroep van de WHO voor geïntegreerd toezicht op antimicrobiële resistentie, 14 t/m 17 juni 2011, Oslo, Noorwegen.

Juridische mededeling - Privacybeleid