Rede
van de Voorzitter van het Europees Parlement
José María GIL-ROBLES
tot de Europese Raad
op donderdag 3 juni 1999
in Keulen

Uitgesproken tekst


Leden van de Europese Raad,

Het is niet anders dan logisch en ook mijn plicht dat ik in deze toespraak aan het eind van mijn mandaat in het openbaar uiting geef aan mijn dankbaarheid voor de institutionele en persoonlijke aandacht die in van u mocht ontvangen in deze bijeenkomsten van de Europese Raad en bij de persoonlijke ontmoetingen die de laatste tweeënhalf jaar tussen ons hebben plaatsgevonden.

De samenwerking tussen het Parlement en de Europese Raad enerzijds en tussen het Parlement en de Raad van de Unie anderzijds was in deze tijd uitstekend. De normale spanningen en verschillen van inzicht die nu eenmaal onvermijdelijk tussen twee machtspolen bestaan, werden overwonnen en in goede banen geleid in een geest van loyale samenwerking, en dat mogen wij ons als een verdienste aanrekenen.

Naast andere successen heeft deze samenwerking ertoe geleid dat de democratie in de Unie is versterkt door middel van het Verdrag van Amsterdam, dat de Euro een feit is geworden, dat de besprekingen met het oog op een uitbreiding van de Unie in gang zijn gezet, dat een bevredigende overeenkomst is bereikt over de Agenda 2000 en de financiële vooruitzichten, dat belangrijke stappen zijn gedaan naar meer transparantie en bij de bestrijding van wanbeheer en fraude en dat er meer coördinatie is gekomen en hogere eisen worden gesteld op het gebied van het werkgelegenheidsbeleid.

In de halve eeuw dat de Unie bestaat is er geen periode geweest waarin er zoveel belangrijke besluiten zijn genomen en stappen zijn gezet, nooit eerder heeft de Unie zich zo dienstig kunnen maken voor de Europeanen als nu.

Alvorens in te gaan op de belangrijke kwesties die de Raad op deze bijeenkomst zal moeten behandelen leek het mij noodzakelijk eerst te wijzen op de weg die reeds is afgelegd om te voorkomen dat de dringende zaken van het ogenblik ons belemmeren te zien welke uitdagingen de Unie het hoofd heeft kunnen bieden, want dit vermogen om voort te gaan en samen te werken is de beste basis om met goede hoop de toekomst tegemoet te zien.

-----------0-------------

Van de problemen waar ons Europa zich op dit moment voor gesteld ziet houdt het conflict in Kosovo de gemoederen van de burgers wel het meest bezig.

De doorslaggevende besluiten terzake moeten dan wel niet door deze Raad genomen worden, maar het zou al veel zijn als de nieuwe mogelijkheden van het Verdrag van Amsterdam aangewend zouden kunnen worden om op zijn minst een gemeenschappelijk beleid van de vijftien in dit conflict te kunnen vaststellen dat uitzicht biedt op een beëindiging van de vijandelijkheden.

Een gemeenschappelijke strategie om het doel van de Unie te bereiken, en wel de veilige terugkeer van de Albanese Kosovaren naar hun land zodat een begin gemaakt kan worden met de wederopbouw. Alleen zo en niet met vrede tot elke prijs zullen wij de poging tot genocide doen mislukken en de weg openen voor een rechtvaardige oplossing.

Een strategie die het optreden van de landen van de Unie binnen de NAVO en daarbuiten coördineert, waarbij met één stem wordt gesproken en gezamenlijk het initiatief wordt genomen, wat de duidelijkheid en doelmatigheid ten goede zou komen. In aanvulling hierop zou sprake moeten zijn van een globaal programma voor wederopbouw, democratie, ontwikkeling en integratie in de Unie van het zuidoosten van Europa.

In zijn resolutie van 14 mei 1998 heeft het Europees Parlement zich reeds uitgesproken voor de integratie van de West-Europese Unie in de Europese Unie vóór het jaar 2000 en in zijn laatste plenaire vergadering van de huidige zittingsperiode drong het aan op:

  • de benoeming tijdens deze Europese Raad van een persoon die bevoegd is om een belangrijke politieke functie als Hoge Vertegenwoordiger voor het GBVB uit te oefenen;
  • verduidelijking door de Raad van de functie van deze Hoge Vertegenwoordiger en van de nieuwe "Eenheid voor Politieke Planning en Snelle Waarschuwing" in relatie tot de overige instellingen, in het bijzonder de Commissie.

In deze resolutie sprak het Parlement de wens uit dat deze Hoge Vertegenwoordiger verschijnt voor zijn Commissie buitenlandse zaken, zodat het Parlement deze de nodige goedkeuring en politieke steun kan verlenen.

Tevens heeft de Instelling die ik vertegenwoordig haar steun uitgesproken aan het initiatief van de Raad om een gezamenlijke strategie voor de betrekkingen van de Europese Unie met Rusland te ontwikkelen, over welke strategie het Parlement krachtens artikel 21 van het Unieverdrag geraadpleegd dient te worden.

Leden van de Europese Raad,

De beelden van menselijk lijden, van geweldpleging en moord die wij dagelijks op het beeldscherm zien doen ons beseffen hoe groot de waarde is van de vrede die door ons is bereikt dankzij de Europese Unie. Wij moeten deze Unie echter een bredere dimensie geven door ons gezamenlijk in te zetten ter voorkoming van crises en ter uitvoering van missies ter handhaving van de vrede. Ook deze uitdaging kunnen wij het hoofd bieden net zoals we dat met de voorgaande hebben gedaan. En dat is ook onze plicht. We hebben onze medeburgers altijd voorgehouden dat de vrede de voornaamste reden van bestaan van de Europese opbouw is. Laat ons dit nu met daden aantonen en niet alleen met woorden.

-----------0-------------

Tijdens de Europese Raad van Essen, waar de eerste besluiten zijn genomen over de coördinatie van het werkgelegenheidsbeleid, nu viereneenhalf jaar geleden, werd gewezen op een voor de hand liggend feit, namelijk dat het werkloosheidsvraagstuk voor onze medeburgers van wezenlijk belang is.

Zeker, er is vooruitgang geboekt. Deze mag niet over het hoofd worden gezien, evenmin als de opneming van een werkgelegenheidshoofdstuk in het Verdrag van Amsterdam en de vaststelling van politieke richtsnoeren voor werkgelegenheid en nationale actieplannen alsook de evaluatie daarvan.

Het Parlement heeft aan deze vooruitgang met concrete voorstellen bijgedragen tijdens de Europese Raden en informele topontmoetingen van Noordwijk, Amsterdam, Luxemburg, Cardiff, Portschach, Wenen en Berlijn en door bij gelegenheid van de Europese Raad van Luxemburg extra geldmiddelen vrij te maken met het oog op een algemener optreden.

Het Parlement heeft tevens met voldoening kennis genomen van het initiatief van het Duitse Voorzitterschap in Keulen om een Europees werkgelegenheidspact op te stellen en het heeft erop gewezen dat dit pact gebaseerd moet zijn op een daadwerkelijke politieke overeenstemming tussen allen die verantwoordelijk zijn voor de besluitvorming.

Als men een aanzienlijke vermindering van de werkloosheid wil bereiken en tevens binnen een redelijk korte tijd de overige economische doelstellingen wil verwezenlijken, met inbegrip van de criteria van Maastricht voor de schuld, dan zal er een hele reeks strategieën op middellange termijn moeten komen die op nationaal en Europees niveau worden toegepast. Strategieën die de steun hebben van alle regeringen, van het Europees Parlement, de sociale partners en de Europese Centrale Bank en die alle economische subjecten het nodige vertrouwen geven op het welslagen daarvan, wat betekent vertrouwen in de toekomst.

Het is dan ook betreurenswaardig en onverklaarbaar dat het Europees Parlement buiten de voorbereiding van dit pact en de toekomstige evaluatie ervan is gehouden en dat men wil dat dit zo blijft. Ik vertrouw erop dat u gezien het politieke belang daarvan snel een eind zal maken aan deze uitsluiting.

-----------0-------------

Bij de aanstaande hervorming van de Europese Unie zal men oog moeten hebben voor drie belangrijke doelstellingen:

In de eerste plaats moeten alle mogelijke verbeteringen in de werking van de communautaire instellingen worden aangebracht waarvoor de Verdragen niet gewijzigd hoeven te worden.

Binnen de Commissie wordt een ingrijpend debat gevoerd over de werk- en organisatieprocedures, een debat waartoe het Europees Parlement zelf in aanzienlijke mate de stoot heeft gegeven (resolutie van 3 december 1998). Het Parlement wenst een bijdrage te leveren aan de verbetering van deze procedures middels het tweede verslag van het Comité van onafhankelijke deskundigen. In deze zin zij ook gewezen op de recente oprichting met de instemming van de drie instellingen van het Bureau fraudebestrijding, een onafhankelijk controle-orgaan waaraan ook het Parlement zelf onderworpen is.

Het Parlement heeft zijn structuur de laatste tweeëneenhalf jaar al hervormd door regels vast te stellen voor de doorzichtigheid en financiële controle en door de Raad ontwerpen voor te leggen voor respectievelijk een Statuut van de leden en een Regeling voor de medewerkers.

De tweede grote doelstelling betreft de oplossing van institutionele kwesties die tijdens de Top van Amsterdam ter sprake zijn gebracht en andere zaken waarop door het Parlement is gewezen in zijn resolutie van 19 november 1997 en in de verslagen over de controle op het economisch beleid.

De derde doelstelling heeft een materieel karakter en betreft de bevoegdheden van de Europese Unie. Centraal in de eisen van het Europees Parlement staat een geleidelijke overbrenging van het GBVB en kwesties op het gebied van justitie en binnenlandse zaken naar de communautaire pijler. Ook op het gebied van het binnenlands beleid, op welk gebied de bevoegdheden al voor een deel gecommunautariseerd zijn, worden problemen die de nationale grenzen overschrijden en die bij de Europese burgers sterk in de belangstelling staan nog steeds als intergouvernementele zaken behandeld: dit is het geval met het immigratiebeleid, de bestrijding van de georganiseerde misdaad, het terrorisme en de drugshandel.

Waar het om gaat is vooruitgang te boeken in het proces van democratische consolidering van de Europese Unie en de doelmatigheid van de besluitvormingsmechanismen te verbeteren in het vooruitzicht op de uitbreiding.

Deze hervormingen, die een wijziging van de Verdragen impliceren, moeten voltooid zijn voordat de eerste kandidaatlanden toetreden..

Het Parlement heeft concreet het volgende tijdschema voorgesteld:

  • aanvang en ontwikkeling van de voorbereidende werkzaamheden in de loop van het jaar 2000
  • bijeenroeping van de Intergouvernementele Conferentie aan het begin van 2001
  • afsluiting van de conferentie vóór het eind van dat jaar.

Dit tijdschema lijkt op het eerste gezicht traag en wel om twee redenen:

  • Ten eerste zullen alle institutionele vraagstukken grondig aan de orde moeten komen en moet de herziening van de Verdragen voor langere tijd een feit zijn, zodat vermeden wordt dat al over een volgende hervorming gesproken moet worden nog voordat de ratificatie van het Verdrag is afgesloten;
  • Ten tweede dient een communautaire methode vastgesteld te worden om te vermijden dat de Intergouvernementele Conferentie opnieuw tot een minimale hervorming leidt.

Overeenkomstig deze methode moet de Commissie tot taak krijgen om dit proces in gang te zetten en zal zij dan ook een eerste voorbereidend document moeten opstellen.

De Commissie kan hiertoe een beroep doen op een groep van onafhankelijke persoonlijkheden en deskundigen mits het duidelijk blijft dat zij gedurende de hele voorbereiding de politieke verantwoordelijkheid behoudt.

Het communautaire karakter van deze methode impliceert tevens dat interinstitutioneel overleg plaatsvindt, in het bijzonder tussen het Parlement en de Commissie, zodat over het basisdocument voor de besprekingen van de Intergouvernementele Conferentie overeenstemming tussen beide instellingen bestaat.

Om de volle democratische doelmatigheid van deze voorbereidende werkzaamheden te verzekeren stelt het Europees Parlement bovendien voor om het overleg zo breed mogelijk te maken door daarbij ook de nationale parlementen te betrekken die bijvoorbeeld hun stem kunnen laten horen via de binnen de Conferentie van parlementsvoorzitters opgerichte werkgroep wetgevingskwaliteit, die nauwelijks tien dagen geleden voor het laatst is bijeengekomen te Lissabon.

Het Parlement stelt kortom voor om in eerste instantie een nieuw systeem te creëren dat overeenkomt met de medebeslissingsprocedure en waarbij het Parlement en de Raad gezamenlijk over wetgeving besluiten, wat vervolgens aangevuld zou worden met de besluiten die in het kader van de IGC worden genomen en door de ratificatie door de nationale parlementen.

Dit nieuwe zwaartepunt is noodzakelijk zowel vanuit een oogpunt van democratische legitimiteit als van institutionele ontwikkeling. Bij de komende herziening van de Verdragen moet het dubbele karakter van de Europese opbouw duidelijk worden aangegeven - zowel een Unie van staten als een Unie van Europese burgers.

-----------0-------------

Leden van de Europese Raad,

In het huidige stadium van de Europese opbouw mag geen enkele institutionele herziening tot stand komen zonder dat tegelijk het Verdrag wordt gecompleteerd met een Handvest van fundamentele rechten.

Wij zijn sinds het Verdrag van Rome in deze richting voortgeschreden. Daarna zijn er kleine stappen gezet met de opeenvolgende herzieningen van de Verdragen, met de jurisprudentie van het Hof van Justitie, met Gemeenschappelijke Verklaringen, met de ontwikkeling van een lijn in het buitenlands beleid die onherroepelijk gericht is op de bescherming van de rechten van de mens.

Het moment is echter gekomen om een sprong vooruit te doen.

Het Europees Parlement, dat terzake een voorlopersrol heeft vervuld, kan alleen maar uiting geven aan zijn voldoening en steun voor het initiatief van het Duitse Voorzitterschap. Wij verklaren ons dan ook nu reeds bereid om in nauw overleg met de nationale parlementen en met de Raad mee te werken aan de vaststelling van dit handvest.

Ondertussen moeten wij ons beleid van kleine stappen voortzetten door deze rechten, die in het Verdrag van Amsterdam zijn erkend maar waarvan de burgers van de Unie nog niet profiteren, te consolideren en te ontwikkelen.

Vanwege het onmiddellijke belang hiervan voor de man in de straat zou het in dit verband zinvol zijn om het initiatief te nemen tot de ontwikkeling van het recht op gelijke behandeling zoals voorzien in het nieuwe artikel 13 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Tevens zal vooruitgang geboekt moeten worden met de juridische versterking van terreinen als het huwelijksrecht en andere delen van het civielrecht.

Ik zou u in dit verband willen bedanken voor de blijken van steun voor het initiatief dat ik tijdens de vorige Europese Raad in Wenen heb voorgelegd met het oog op amnestie voor gewetensbezwaarden in de wereld ter gelegenheid van de komende millenniumwisseling. Ik zou de Europese Raad nu willen verzoeken een ondubbelzinnig signaal te geven door zich uit te spreken voor de verwezenlijking van deze doelstelling. Dat zou een werkelijk doeltreffend gemeenschappelijk optreden zijn.

-----------0-------------

Tot besluit zou ik eraan willen herinneren dat het vijf geleden aan het begin van deze zittingsperiode zeer moeilijk, zo niet onmogelijk leek om de uitdagingen die ik aan het begin van deze toespraak noemde te overwinnen. Toch zijn wij erin geslaagd en hebben daarmee eens te meer laten zien dat niet de onheilsprofeten de toekomst hebben, maar zij die hun hoop op de toekomst stellen.

Tweeëneenhalf jaar lang heb ik het standpunt van het Europees Parlement op uw bijeenkomsten naar voren gebracht. Hierbij ging het erom de grote uitdaging van Europa het hoofd te bieden, namelijk om de geschiedenis van onze landen, die verschillend is maar wel onderling vervlochten, in een gemeenschappelijke toekomst samen te brengen. Een inbreng waarbij zelfs in het duister van de nacht de gedachte aan het ochtendgloren altijd aanwezig was.

Nogmaals mijn dank voor uw aandacht.


© Europees Parlement: 03 juni 1999