Europees Parlement
in actie
Blikvangers 1999-2004

 
Het Europees Parlement
Hervorming van de EU
Uitbreiding
Rechten van de burger
Justitie en Binnenlandse Zaken
Asiel
Immigratie
Bestrijding van de georganiseerde misdaad
Strijd tegen het terrorisme
Externe betrekkingen
Milieu / Consumenten-
bescherming
Vervoer / Regionaal beleid
Landbouw / Visserij
Economisch
en monetair beleid
Sociaal- en werkgelegenheidsbeleid /
Rechten van de Vrouw
Interne markt / Industrie / Energie / Onderzoek
 

EPP-ED PSE Group ELDR GUE/NGL The Greens| European Free Alliance UEN EDD/PDE


Beheerste immigratie: de beste oplossing voor alle partijen

Immigratie is pas de laatste paar jaar onderwerp van EU-beleid geworden, omdat Europa geleidelijk werd geconfronteerd met een aantal onderlinge samenhangende vraagstukken: legale en illegale immigratie, asielrecht, achteruitgang van het bevolkingsaantal en de tijdbom van de pensioenen. Sinds 1999 zijn verschillende richtlijnen over immigratie vanuit landen buiten de EU van kracht geworden. Bij zijn pogingen om deze wetgeving mede vorm te geven heeft het Europees Parlement met nadruk gewezen op de noodzaak de belangen van immigranten, EU-lidstaten en de landen van herkomst van immigranten zorgvuldig tegen elkaar af te wegen.

Immigratie is een vraagstuk dat veel emoties losmaakt en tot grote verdeeldheid leidt; door sommige Europeanen wordt het gezien als een bedreiging van de nationale identiteit, terwijl anderen immigratie toejuichen als bron van culturele verscheidenheid. Op basis van economische overwegingen voor de korte termijn alleen al kan worden aangevoerd dat Europa immigranten simpelweg nodig heeft om een oplossing te vinden voor zijn tekorten aan arbeidskrachten. Sommige bedrijfstakken - landbouw, bouw, hotels en catering, en huishoudelijk en verzorgend personeel - kunnen niet zonder ongeschoolde immigranten. En de Europese werkgevers zijn ook steeds vaker op zoek naar hoogopgeleide immigranten, bijvoorbeeld in de IT-sector. Wat de langere termijn betreft heeft Europa te maken met twee verschillende ontwikkelingen die niet veel goeds voorspellen voor zijn pensioensystemen: een achteruitgang van de bevolkingsgroei en een scherpe stijging van de gemiddelde leeftijd van de bevolking. In de huidige vijftien lidstaten van de EU zal het bevolkingsaantal naar verwachting in 2025 zijn hoogtepunt bereiken en vervolgens gaan dalen. De algemene tendens in alle landen in Midden- en Oost-Europa ziet er ongeveer net zo of nog slechter uit. Daarbij is er niemand die beweert dat immigratie een afdoende antwoord op dit gebrek aan geschoolde arbeidskrachten zal zijn.

Het immigratievraagstuk is echter zeer ingewikkeld, met economische, maatschappelijke, juridische en culturele aspecten, en dat betekent dat het niet altijd door lidstaten individueel kan worden aangepakt. In verband met de economische mobiliteit, de interne Europese markt en het geleidelijk verdwijnen van de grenzen binnen Europa, is een harmonisatie van het EU-beleid nodig met betrekking tot verblijfsvergunningen, het recht van immigranten om hun gezinsleden te laten overkomen en het vraagstuk van de legale immigratiestromen. Daarom werd door de regeringsleiders die in 1999 bijeenkwamen in Tampere, Finland, geconcludeerd dat “de afzonderlijke maar onderling nauw verbonden vraagstukken van asiel en immigratie vereisen dat er een gemeenschappelijke EU-beleid wordt uitgewerkt”.

Een gecoördineerd Europees immigratiebeleid?

Het Europees Parlement heeft met betrekking tot de immigratiewetgeving van de EU nog niet het laatste woord, hoewel daarin uit hoofde van het Verdrag van Amsterdam in 2004 verandering moet komen. Het Parlement moet echter al wel worden geraadpleegd inzake eventuele voorstellen voor wetgeving en kan ook proberen om het beleid in een vroegtijdig stadium te beïnvloeden, zoals ook gebeurde in het geval van een belangrijk beleidsdocument van de Europese Commissie dat tot doel had richtsnoeren vast te stellen voor een Europese aanpak van het immigratievraagstuk. In oktober 2001 nam het Parlement een resolutie over deze beleidsvoorstellen aan. Het EP was blij met wat het omschreef als de eerste poging van de Commissie om het complexe migratievraagstuk in al haar aspecten te bespreken. Het wees met nadruk op de noodzaak van EU-wetgeving op een aantal gebieden, waaronder visa en verblijfsvergunningen voor onderdanen van derde landen, en leverde ook commentaar op afzonderlijke vraagstukken.

Wat het vraagstuk van het verblijfsrecht betreft voerde het Parlement aan dat personen die langdurig legaal in de EU verblijven het recht zouden moeten krijgen zich binnen Europa vrij te bewegen, maar dat op korte termijn het recht op verblijf tot één lidstaat beperkt moet blijven. Wat de arbeidsmarkt betreft was het Parlement het ermee eens dat een communautair immigratiebeleid ertoe zou kunnen bijdragen dat een halt wordt toegeroepen aan illegale immigratie en zwartwerken - een echt probleem, omdat illegale werknemers en hun werkgevers geen belastingen betalen en vaak de regelgeving betreffende arbeidstijden, minimumloon en gezondheid en veiligheid op het werk ontduiken. Het EP vond het niet realistisch, wanneer de EU zou proberen om de behoefte aan arbeidskrachten voor heel Europa te voorspellen. Elke lidstaat zou zijn eigen behoeften zelf moeten vaststellen. Het Parlement wees er ook met nadruk op hoe belangrijk integratie is en vooral hoe belangrijk het is om immigranten meer te betrekken bij de politiek, bijvoorbeeld door personen die al lang in een lidstaat verblijven stemrecht bij plaatselijke verkiezingen te geven. Tenslotte wees het EP erop dat de migratiestromen twee kanten hebben en wees het met nadruk op de schadelijke effecten die immigratie kan hebben voor ontwikkelingslanden en wel in de vorm van brain drain.

Verblijfsrecht

Het Parlement is ook geraadpleegd inzake twee richtlijnen betreffende het verblijfsrecht. Toen een richtlijn betreffende de voorwaarden inzake toegang en verblijf in de lidstaten voor onderdanen van derde landen die in Europa willen werken, in februari 2003 in het Parlement werd behandeld, probeerde het EP deze wetgeving een liberaler karakter te geven. Het drong erop aan dat een echtgenoot of een erkende partner van iemand met een verblijfsvergunning zelf ook recht op een verblijfsvergunning zou moeten krijgen. Ook verzette het zich tegen een clausule op grond waarvan het recht van verblijf zou kunnen worden beperkt tot een bepaalde regio of een bepaald land. Wat de sociale zekerheid betreft stelde het EP zich op het standpunt dat houders van een verblijfsvergunning recht moeten hebben op onderwijs, gratis rechtsbijstand en gemakkelijker toegang tot huisvesting. Ook stelde het EP voor dat verblijfsvergunningen niet zouden moeten kunnen worden ingetrokken, zolang de houder recht heeft op een werkloosheidsuitkering.

Een andere richtlijn was bedoeld voor toepassing op studenten, leerlingen, onbezoldigde stagiaires en vrijwilligers van buiten de EU, maar het Parlement bewerkstelligde dat deze ook van toepassing werd verklaard op onbezoldigde onderzoekers. Ook verzette het EP zich tegen een clausule op grond waarvan houders van een verblijfstitel zouden kunnen worden uitgezet op grond van een ziekte of een gebrek. Tevens drong het EP erop aan dat door de Commissie periodiek verslag zal worden uitgebracht over eventuele negatieve effecten van de richtlijn, waarbij weer met nadruk werd gewezen op het gevaar van brain drain uit ontwikkelingslanden. Over deze twee richtlijnen heeft de Raad nog geen besluit genomen.

Gezinshereniging

Ook heeft het Parlement aangedrongen op wijzigingen van weer een andere richtlijn, namelijk betreffende het recht van immigranten om hun gezinnen over te laten komen. Het EP voerde aan dat meer categorieën mensen dit recht zouden moeten krijgen: niet alleen echtgenoten, maar ook geregistreerde en ongehuwde partners, ongeacht hun geslacht. Ook stelde het EP dat de lidstaten ouders, echtgenoten of partners van aanvragers zouden moeten toelaten, wanneer zij niet voor zichzelf kunnen zorgen en geen andere middelen van bestaan hebben. Met name verzette het Parlement zich tegen een clausule op grond waarvan de lidstaten kinderen ouder dan twaalf jaar kunnen verplichten om voor toelating een integratietest af te leggen.

Wat de integratietest betreft bleef de Raad op zijn strepen staan en normaal gesproken zou daarmee een punt onder de zaak zijn gezet, omdat de Raad met betrekking tot deze wetgeving het laatste woord heeft. Het EP weigerde echter om zich hierbij neer te leggen, omdat het van mening was dat de integratietest wellicht een schending zou kunnen betekenen van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (het recht op familie- en gezinsleven). In december 2003 besloot het Parlement dit artikel van de richtlijn aan te vechten voor het Hof van Justitie. Op het moment dat deze tekst geschreven wordt (medio februari 2004) heeft het Hof nog geen uitspraak gedaan.



  
Rapporteurs:
  
Mededeling over een communitair immigratiebeleid: Hubert Pirker (EPP-ED, A)
Toegang en verblijf van onderdanen van derde landen: Anna Terrón i Cusí (PES, E)
Voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op studie, beroepsopleiding of vrijwilligerswerk: Martine Roure (PES, F)
Recht op gezinshereniging: Carmen Cerdeira Morterero (PES, E)
  
Overzicht wetgevingsprocedure:
  
Mededeling over een communautair immigratiebeleid
Toegang en verblijf van onderdanen van derde landen
Voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op studie, beroepsopleiding of vrijwilligerswerk
Recht op gezinshereniging
  
Publicatieblad – definitieve besluiten:
  
Mededeling over een communautair immigratiebeleid (door Parlement aangenomen tekst)
Toegang en verblijf van onderdanen van derde landen (door Parlement aangenomen tekst)
Voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op studie, beroepsopleiding of vrijwilligerswerk (door Parlement aangenomen tekst)
Recht op gezinshereniging

 

 

 
  Publishing deadline: 2 April 2004