De meeste Europese wetten worden vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure. Deze procedure geeft het Europees Parlement en de Raad van de Unie evenveel zeggenschap op een groot aantal gebieden.
Volgens de gewone wetgevingsprocedure stelt het Europees Parlement zijn standpunt in eerste lezing vast op basis van het voorstel dat door de Commissie is ingediend. Indien de Raad het standpunt niet goedkeurt, kan het Europees Parlement zijn standpunt in tweede lezing vaststellen door amendementen op het standpunt van de Raad vast te stellen.
Standpunten van het Europees Parlement hebben in de regel de vorm van een geconsolideerde tekst waarin politieke amendementen en technische aanpassingen in het Commissievoorstel (in eerste lezing) of in het standpunt van de Raad (tweede lezing) worden opgenomen.
De standpunten in eerste en tweede lezing worden aan de Raad en de Commissie toegezonden en vormen de basis voor verdere stappen in de gewone wetgevingsprocedure.
Zie ook: Reglement (artikel 203) en gewone wetgevingsprocedure .